Straatkinderen in Dakar mogen niet meer bedelen
Bakary Coulibaly
26 november 2010
De aanblik van de Senegalese hoofdstad is ingrijpend veranderd sinds er op straat niet meer gebedeld mag worden. De jongeren die over de wegen, pleinen en markten zwermden, zijn verdwenen. Veel bedelaars zijn boos, maar mensenrechtenorganisaties geloven dat dit de enige manier is om kinderhandel aan te pakken.
“Bedelen wordt georganiseerd door netwerken die jongeren dwingen om de straat op te gaan en geld op te halen”, verklaarde de premier, Souleymane Ndéné Ndiaye. “Bedelen wordt overigens niet helemaal verboden, want de talibés, de islamitische scholieren, mogen nog naar kerken en moskeeën gaan om aalmoezen te ontvangen.”
Religieuze opleiding
In verschillende landen is het traditie om kinderen weg te sturen voor een religieuze opleiding. Een derde van de talibés (afgeleid van het Arabische woord voor student) komt uit Guinee-Bissau, net over de grens. Een ander derde deel komt uit Mali. Door de armoede krijgen de kinderen vaak echter niet genoeg mee om in hun onderhoud te voorzien en worden ze afhankelijk van hun leraren, de marabouts, die regelmatig worden beschuldigd van uitbuiting.
Alleen al in Dakar zijn zeven- tot achtduizend kinderen in Dakar afhankelijk van bedelen, naast nog een onbekend aantal gehandicapten die moeten bedelen om rond te komen. Deze groep reageerde woedend, toen het verbod werd uitgevaardigd. Dertig bedelaars demonstreerden in het centrum. “Het ontneemt ons onze enige inkomstenbron”, zei hun woordvoerder, Mor Thiobane, die blind is.
Demonstraties
Ook radicale religieuze leiders waren boos, en overal in het land ontstonden demonstraties om de regering te dwingen het besluit terug te draaien. Honderd bedelaars en zeven marabouts werden daarbij gearresteerd. Andere religieuze leiders en marabouts voelden zich vooral gepasseerd. Als ze bij het besluit waren betrokken, hadden ze kunnen zorgen voor aanvullende maatregelen, zoals maaltijden op islamitische scholen.
Mensenrechtenorganisaties zijn wel blij met het verbod. Alioune Tine, voorzitter van RADDHO (de vergadering ter verdediging van mensenrechten), zegt: “Organisaties vechten al meer dan twintig jaar tegen de handel in kinderen en de slechte vormen van uitbuiting, zonder succes.” Hij roept de overheid wel op om “met tact en zorg te handelen, met de nadruk op communicatie en samenwerking met alle betrokkenen.”
En volgens Aissatou Diagne, hoofd van de Onderzoeksgroep naar Vrouwen en Recht, heeft het verbod alleen zin als de mensen tegelijkertijd hulp krijgen om uit het bedelen te stappen.