Syrische crisis sijpelt door naar Libanon
Mona Alami
15 februari 2012
Op de tweede verdieping van een uitgeleefd gebouw in het Libanese Tripoli, in het soennitische bolwerk Bab el-Tabbaneh, klinkt gezang. Jonge Libanezen zingen luidkeels 'Yalla Erhal Ya Bashar' (Kom op, vertrek Assad), bedoeld voor de Syrische president Bashar al-Assad.
Achter een kapotte deur zitten vrouwen en kinderen rond een pot koffie. Souhaib Aal, een van de tieners in de kleine ruimte, laat een kopie zien van een identiteitskaart van het Vrije Syrische Leger (FSA). “Ik wil later net zoals de FSA-soldaten worden”, zegt hij. “Ze zijn sterk en moedig in de strijd tegen de Assad.”
Het gebouw vertoont nog de sporen van een geweldsuitbarsting afgelopen weekend, toen inwoners van het soennitische Bab el-Tebbaneh slaags raakten met hun alevitische buren uit Jabal Mohsen. Het Syrische regime bestaat uit alawieten die de soennitische meerderheid in het land besturen.
Aanvallen op de Syrische stad Homs doen ook de spanningen oplaaien tussen Libanese soennieten die meestal de Syrische opstand steunen en alawieten die het regime in Damascus steunen. Conflicten tussen beide groepen bestaan al generaties lang.
“We leven mee met de mensen in Homs”, zegt Amina Hamoud, een jonge soennitische moeder. Homs, een van de vlampunten in de Syrische opstand, ligt al maanden onder vuur van overheidstroepen. In de afgelopen week namen de aanvallen dramatisch toe. Er vielen meer dan driehonderd doden bij beschietingen.
Rafik Hariri
“Wij weten wat de repressie van het regime van Assad is”, zegt Hamoud, verwijzend naar een bloedbad in 1986 in Tripoli, veroorzaakt door het Syrische leger. Bij dat bloedbad kwamen 320 mensen om. Hamoud raakte zeven familieleden kwijt. “Mijn neef van zeventien werd voor de ogen van zijn moeder doodgeschoten door Syrische soldaten.”
De bevolking van Bab el-Tebbaneh kijkt met afschuw naar de televisiebeelden uit het gehavende Homs, dat op minder dan 200 kilometer afstand ligt. Het Syrische regime schuift de schuld van het geweld op gewapende, terroristische bendes.
De spanningen tussen beide Libanese gemeenschappen nemen al toe sinds 2005, toen de soennitische Libanese oud-premier Rafik Hariri werd vermoord. Aanhangers van Hariri beschuldigen Syrië en de door dat land gesteunde Libanese tak van Hezbollah van de moord. De belegering van Homs versterkt de sektarische sentimenten in Tripoli nog eens.
Een andere factor, zegt parlementariër Mohammad Kabbara, is de “onverbiddelijke steun van de alevitische Arabische Democratische Partij aan het Syrische regime.” Kabbara is lid van het Libanese parlementaire blok Toekomst, dat de opstand steunt.
Een paar honderd meter van Bab el-Tabbaneh, bij de Syriëstraat, loopt de demarcatielijn tussen de twee gebieden. Gloednieuwe posters met de beeltenis van Bashar al-Assad hangen hier op verwaarloosde muren. Uit autoradio’s klinken liederen waarin Assad verheerlijkt wordt en mannen in militaire tenues zitten in groepjes in koffiehuizen.
“De Syrische alawieten zijn slachtoffer van vervolging en een samenzwering die wordt aangespoord door Arabische landen”, zegt Ali Boubo, een monteur uit Jabal Mohsen. “En salafisten uit Bab el-Tabbaneh willen ons betrekken bij een conflict in Libanon.”
Andere inwoners noemen de vete met Bab el-Tebbaneh regionaal en niet lokaal. “Saad Hariri, de zoon van de vermoorde premier Rafik Hariri, heeft publiekelijk opgeroepen tot een val van Syrië. Hij moet zich schamen. Hij kan zich beter richten op de strijd tegen onze vijand Israël, in plaats van op Syrië”, zegt Abu Ahmad, eigenaar van een groentewinkel in Jabal Mohsen.
De inwoners van Jabal Mohsen beschuldigen salafisten en de soennitische beweging Toekomst van het aanstichten van het geweld. Tripoli is de thuishaven van de grootste salafistische gemeenschap in Libanon.
Demilitarisering
“De salafisten zijn zich bewust van de sektarische dimensie van het conflict en willen er ten koste van alles buiten blijven” zegt de salafistische sjeik Nabil Rahim. Bronnen binnen de gemeenschap zeggen echter dat ze overwegen zich in de strijd te mengen als de onrust in de stad blijft bestaan.
Plaatselijke politici hebben inmiddels hernieuwde oproepen gedaan tot demilitarisering van Tripoli. Parlementariër Kabbara vindt dat premier Majib Mikati de verspreiding van wapens in de stad moet verhinderen en dat de betrokken partijen ontwapend moeten worden. “Het leger moet in alle gebieden burgers beschermen tegen agressie.”
In Bab el-Tebbaneh verwacht de bevolking niet dat de strijd snel over zal zijn. Jihad el-Rahi, een moeder van drie kinderen wier huis zaterdag werd beschoten, zegt dat ze haar dochter vanwege de spanningen niet meer naar school stuurt in Jabal Mohsen.
“Criminelen en politici hebben baat bij strijd. Ze zeggen dat de situatie in Tripoli zal verbeteren als Syrië valt. Maar wanneer gebeurt dat? Moeten we tot die tijd elkaar afslachten?”