Toenadering tussen P5-landen in landbouwvraagstuk
Mario Osava
15 juni 2004
De vijf belangrijkste partijen in de internationale landbouwhandel zijn het erover eens dat de exportsubsidies moeten worden afgeschaft, andere vormen van landbouwsteun in belangrijke mate moeten worden verminderd en de markttoegang duidelijk moet worden vergroot. Volgens de Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken, Celso Amorim, komt de convergentie van standpunten die zich zondag aftekende tijdens een informele ontmoeting van de zogenaamde P5 in Sao Paulo, neer op een historische vooruitgang. Critici stellen dat een akkoord nog altijd ver weg is.
De P5 bestaat uit de Europese Unie, de VS, Australië (dat de Cairnsgroep vertegenwoordigt, een groep van landen die veel landbouwproducten exporteren en weinig overheidssteun toekennen aan hun boeren), India en Brazilië. Hun vergadering in Sao Paulo viel samen met het begin van de top van de VN-Conferentie voor Handel en Ontwikkeling (Unctad) daar.
De hoop is dat informele bijeenkomsten als die van de P5 in Sao Paulo zullen helpen de Doha-ontwikkelingsronde vlot trekken, de onderhandelingen over een verdere vrijmaking van de wereldhandel die eind 2001 door de Wereldhandelsorganisatie (WHO) werden opgestart. De gesprekken zijn helemaal verzand, onder meer door de grote onenigheid tussen industrie- en ontwikkelingslanden over de handel in landbouwproducten.
De - vage - consensus tussen de P5-leden laat nu gesprekken op basis van harde cijfers en concrete deadlines, tarieven, quota’s en andere tastbare elementen toe, oordeelt Amorim. Hij geeft wel toe dat er nog veel werk aan de winkel is. Op een persconferentie na de bijeenkomst van zondag benadrukte de Amerikaanse handelsgezant Robert Zoellick dat er overeenstemming nodig is tussen alle 147 leden van de WHO om tot een akkoord te komen. Maar de Indiase Handelsminister Kamal Nath ziet een trendbreuk: de standpunten bewegen naar elkaar toe in plaats van verder van elkaar weg. Dat biedt volgens hem perspectieven voor vooruitgang in de technische onderhandelingen van de komende weken en vooral voor de belangrijke bijeenkomst van het WHO-landbouwcomité dat in juli bijeenkomt. Die vergaderingen zouden een kader kunnen uittekenen dat tegen eind dit jaar kan leiden tot een akkoord over het gevoelige onderwerp. Beweging in het landbouwdossier lijkt essentieel om de gesprekken over de overige thema’s van de ontwikkelingsronde weer op de rails te krijgen.
Experts van niet-gouvernementele organisaties zijn voorzichtiger. Martin Khor, de directeur van het in Maleisië gevestigde Third World Network, vindt dat de P5 geen goede afspiegeling biedt van alle belangen die binnen de WHO op elkaar botsen. “Ik ben niet overtuigd dat de P5 veel belang hecht aan de speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden, en zeker niet aan het lot van kleine boeren.” Volgens Khor betekent de overeenstemming tussen de P5-landen maar “een kleine vooruitgang” – de concrete details moeten immers nog worden uitgewerkt. Het is wel een belangrijke stap, wat hiermee wordt een eerder voorstel van de VS en de EU begraven dat volgens critici alles bij het oude had gelaten in de internationale landbouwhandel. (PD)