Transnationals wegen zwaarder dan veelontwikkelingslanden
Gustavo Capdevila
13 augustus 2002
De Nederlands-Britse petroleumgigant Royal Dutch
Shell is in economisch opzicht meer waard dan Marokko of Vietnam. En de
toegevoegde waarde die de Amerikaanse autobouwer General Motors produceert,
bedraagt één vierde van het bruto binnenlands product (bbp) van België. Dat
blijkt uit een berekening van de VN-Conferentie over Handel en Ontwikkeling
(Unctad) die gebaseerd is op het werk van twee Belgen, Paul De Grauwe en
Filip Camerman.
Transnationale ondernemingen groeien sneller dan de economie van de meeste
landen, zegt de Unctad. De grootste 100 multinationals waren in 2000 goed
voor 4,3 procent van het wereldwijde bruto binnenlands product (bbp) - tien
jaar eerder bedroeg dat percentage maar 3,5 procent.
De VN-organisatie heeft ook een rangorde opgesteld van de 100 grootste
‘economische entiteiten’ ter wereld - voor landen worden daarbij rekening
gehouden met hun bbp, voor bedrijven met de toegevoegde waarde die ze
produceren. De lijst wordt aangevoerd door de VS, Japan, Duitsland, de
overige industrielanden en grote ontwikkelingslanden als China, Brazilië,
Mexico en India, maar dan volgen tussen de kleinere ontwikkelingslanden door
ook 29 bedrijven. De Amerikaanse aardolieonderneming ExxonMobil, het
grootste bedrijf ter wereld, komt op de 45ste plaats en weegt daarmee in
economisch opzicht ongeveer even zwaar als Chili of Pakistan. Het bbp van
Nigeria - een stuk lager dan dat van Chili - blijkt vergelijkbaar met wat de
Duits-Amerikaanse autobouwer DaimlerChrysler aan toegevoegde waarde
produceert.
De Belgische economie, die op de 21ste plaats komt, wordt in de schaduw
gesteld door de gecombineerde waarde van de grootste vijf transnationals.
Nederland, op de 15 stek, kan niet op tegen de grootste negen bedrijven
samen.
De macht van transnationale ondernemingen is een heet thema in discussies
die momenteel in twee VN-instellingen wordt gevoerd. De VN-subcommissie voor
de Bevordering en de Bescherming van de Mensenrechten bereidt een document
voor over de verantwoordelijkheden van grote ondernemingen in verband met
internationale humanitaire rechtsbeginselen. En in de aanloop naar de VN-top
over duurzame ontwikkeling die op 26 augustus in Johannesburg begint, hebben
niet-gouvernementele organisaties al kritiek geuit op de grote invloed die
transnationale bedrijven volgens hen hebben op de standpunten waarmee veel
regeringen naar de conferentie trekken.
Paul De Grauwe, senator en professor Economie aan de Katholieke Universiteit
Leuven en zijn medewerker Filip Camerman komen tot andere vaststellingen.
Volgens hen zijn er nauwelijks aanwijzingen dat de invloed van grote
bedrijven de laatste decennia toeneemt. Ze concluderen ook dat de
multinationale ondernemingen verbazend klein zijn in vergelijking met de
economie van veel landen. Anders dan de Unctad stellen ze dat de omvang van
dergelijke bedrijven de voorbije 20 jaar afneemt ten opzichte van het
economisch gewicht van landen. De Unctad zegt dat dit alleen geldt voor de
grootste 50 multinationale ondernemingen.