Twijfel over monsterlening voor Roemenië
Claudia Ciobanu
06 april 2009
De Roemeense regering leent bijna 20 miljard euro om de gevolgen van de internationale crisis te temperen. Maar weinigen in Roemenië weten hoe dat geld precies gebruikt zal worden.
Na Hongarije, Wit-Rusland, Oekraïne, Letland en Servië is Roemenië het zesde Oost-Europese land dat bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geld leent om de crisis het hoofd te bieden. Het IMF leent 13 miljard euro aan Roemenië. Daarnaast schieten organisaties als de Europese Unie (EU), de Wereldbank en de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling (EBRD) nog eens 7 miljard voor.
De banksector in Roemenië, die grotendeels uit West-Europese banken bestaat, is niet meer zo scheutig met leningen. Dankzij het IMF-geld kan de Nationale Bank zijn de reservenormen voor banken versoepelen, zegt de Roemeense overheid. De reserve die commerciële banken nu bij de Nationale Bank moeten deponeren bij leningen, bedraagt 40 procent bij een lening in buitenlandse munt en 18 procent bij een lening in nationale munt.
De IMF-miljarden moeten ook de Roemeense munt helpen stabiliseren. “Een devaluatie van munten die de euro nog niet hebben aangenomen, zou een kettingreactie veroorzaken en de handel tussen deze landen negatief beïnvloeden”, zegt econoom Constantin Colonescu van de American University in Bulgarije.
Geen transparantie
Maar is er twijfel over de transparantie van de hele operatie. “De Roemeense overheid zou elke detail over de voorwaarden die het land aanvaard heeft, moeten publiceren”, zegt Daniel Oanta, economieredacteur van de krant Cotidianul. “Als we de crisis met nationale solidariteit het hoofd willen bieden, dan is er transparantie nodig.”
De Sociaal-Democratische Partij, een van de coalitiepartners, had al tijdens de onderhandelingen geëist dat de IMF-lening geen onmiddellijke gevolgen zou hebben voor de bevolking. Andere landen die een IMF-lening kregen, voeren loonsverlagingen door en ontslaan mensen in de openbare sector.
Vakbonden, gepensioneerden en studenten zijn al onderhandelingen gestart met de overheid om besparingen te voorkomen. De regering beloofde enkel in bonussen te snijden en niet in de lonen. De studiebeurzen zouden zelfs met 15 procent stijgen.