'Twintig jaar hervormingen elektriciteitssector slag in het water'
Jim Lobe
01 juli 2002
Ondanks de honderden miljoenen euro's die grote
donoren op tafel leggen om de energiesector in ontwikkelingslanden op het
juiste spoor te zetten, blijken dergelijke inspanningen al te vaak een maat
voor niets. De hervormingen schieten dikwijls hun doel voorbij, het milieu
gaat er niet op vooruit en de allerarmsten blijven in het donker zitten.
Dat is de teneur van een rapport van de Amerikaanse denktank World
Resources Institute (WRI) dat vorige donderdag werd voorgesteld.
Het WRI onderzocht de elektriciteitsector in zes ontwikkelingslanden die
een gedeeltelijke of volledige liberalisering van hun energiemarkt
doorvoerden. Van de zes doet alleen Zuid-Afrika het min of meer goed. Het
land concipieerde zijn hervormingen met het oog op sociale gelijkheid én op
een grotere financiële efficiëntie. Volgens het WRI-rapport ‘Power
Politics: Equity and Environment in Electricity Reform’ is dat zeldzaam. In
de andere landen - Argentinië, Bulgarije, Ghana, India en Indonesië - werd
de hervorming van de energiesector enkel door economische factoren gestuwd,
zoals de drang om buitenlandse kapitaal te blijven aantrekken of in
aanmerking te blijven komen voor financiële hulp en leningen. Maar de
inspanningen (de herstructureringen in de energiesector), die vooral via
instellingen als het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank werden
aangevat, hebben meer problemen veroorzaakt dan ze hebben opgelost, luidt
het. Vooral India, Indonesië en Argentinië kwamen er volgens het rapport
slechter van af.
De hervorming van de elektriciteitssector werd sinds de jaren ‘80 in vele
ontwikkelingslanden vaak onder druk van de Wereldbank, het IMF en
donorlanden doorgevoerd. Ongeveer een derde van alle ontwikkelingslanden
paste daarvoor zijn wetgeving aan en tegen 1998 stond 40 procent van de
betreffende landen de komst van privé-energiebedrijven toe.
Vele analisten, met Joseph Stiglitz, voormalig chef-economie van de
Wereldbank voorop, zijn het er over eens dat dit soort privatiseringen te
snel werd doorgevoerd. Het WRI sluit zich daarbij aan en benadrukt dat een
strenge regulering inzake sociale zekerheid en milieu noodzakelijk is om de
negatieve effecten van de privatiseringen op te vangen.
Herstructureringen in de elektriciteitsector moeten anders worden
aangepakt als we niet willen dat sociale en ecologische doelstellingen op
een hoopje geveegd worden bij de stormloop naar een vrije
elektriciteitsmarkt, verklaart Navros Dubash, de auteur van het rapport.
Dubash benadrukt dat het haalbaar is de energiesector in
ontwikkelingslanden duurzaam te ontwikkelen.
Bovendien, zolang niet is aangetoond dat de elektriciteitsmarkt in de VS
goed kan worden beheerd, moeten we extra voorzichtig zijn bij het invoeren
van gelijksoortige marktmodellen in landen met minder
reguleringscapaciteiten, merkt Dubash op.
Volgens Dubash werden de hervormingen meestal op de werktafels van
bureaucraten en hun overheidsconsultants in de ministeries van Financiën
en Energie opgesteld, zonder inspraak de andere departementen als de
ministeries van Leefmilieu, Sociale Zaken of Landbouw, en zonder het
oordeel van ngo’s. Bijgevolg werd nauwelijks nagedacht over de gevolgen op
die domeinen. Voor zover er aandacht werd besteed aan hun kwalijke
gevolgen, werden de bekommernissen geënt op de reeds uitgevoerde
hervormingen. Vaak was het dan al te laat: in India en Indonesië werd de
overheid verleid tot de bouw van grote energiecentrales en nutsbedrijven
die geen rekening meer konden houden met keuzes voor zuiniger
energieverbruik of een verantwoorde energieprijs.
Er werd ook te weinig rekening gehouden met de distributieproblemen die een
productieverhoging met zich mee kan brengen. “In dit geval was het goed
geweest als de beleidsmakers even afstand hadden genomen van wat ze aan het
doen waren en hadden gezien dat het platteland gewoon niet over
energievoorzieningen beschikte, verklaart Dubash. Hetzelfde geldt voor het
milieu: India en Indonesië hadden bij hun hervormingen kunnen kiezen voor
meer alternatieve energiebronnen, maar opteerden slechts voor groter
centrales, met een relatief hogere productiekost en schadelijker voor het
milieu, stelt het rapport.