VN vergaderen over informatievrijheid in land dat mensen muilkorft
Gustavo Capdevila
28 september 2005
De mensenrechtensituatie in Tunesië is tot november een probleem voor de hele wereld. Van 16 tot 18 november vindt in Tunis het tweede luik van de Wereldtop voor de Informatiesamenleving (WSIS) plaats. Vervelend dat Tunesië net nu de meningsvrijheid en de toegang tot het internet nog verder inperkt.
Verscheidene niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij de voorbereiding van de internationale bijeenkomst, zijn in Tunesië poolshoogte gaan nemen. Heel zorgwekkend, is het oordeel Antoine Madelin, een woordvoerder van de Internationale Federatie van de Mensenrechten (FIDH). Volgens hem schendt het regime van Zine El Abidine Ben Alí, aan de macht sinds 1987, systematisch de mensenrechten. Seán Ó Siochrú, een medewerker van de Campagne voor de Communicatierechten in de Informatiesamenleving (CRIS), was begin deze maand in Tunesië en vindt dat de situatie er in alle opzichten nog op achteruit gaat. Ook Steve Buckley, de voorzitter van de Observatiegroep Tunesië (GOT), noemt de evolutie alarmerend.
Een Tunesische rechtbank verbood onlangs een congres van de Tunesische Liga van de Mensenrechten dat eerder in september had moeten plaatsvinden. Deze maand kreeg ook de Vakbond van Tunesische Journalisten geen toelating om zijn oprichtingvergadering te houden. Eerder dit jaar werd de advocaat Mohamed Abbou veroordeeld tot drie en een half jaar gevangenis omdat hij in een artikel de folteringen in de Tunesische gevangenissen had vergeleken met de wandaden van Amerikaanse soldaten in de Iraakse strafinstelling Abu Ghraib. Op 13 maart stierf Zouhair Yahyaoui, de 36-jarige stichter van de nieuwssite TuneZine. Volgens de CRIS was hij gearresteerd en gefolterd omdat hij op zijn site kritiek had geleverd op het regime.
De WSIS-bijeenkomst in Tunesië boycotten is geen optie, vinden de meeste mensenrechtenorganisaties. Ze willen de komende maanden wel blijven wijzen op de flagrante mensenrechtenschendingen in het land. Op die manier zullen veel regeringen ervan afzien hooggeplaatste delegatieleden naar Tunis te sturen, hoopt Madelin van de FIDH. Daardoor kan president Ben Alí de bijeenkomst niet meer misbruiken om zijn beleid te legitimeren, redeneert Madelin. Zelfs de Tunesische oppositie wil de top zien doorgaan. De bijeenkomst biedt de kans de situatie in Tunesië aan heel de wereld duidelijk te maken, vinden ze.
Tunesische niet-gouvernementele organisaties zitten wel met een probleem. Die moeten vrezen voor hun voortbestaan als ze hun mond te ver opendoen, zegt Madelin. In dergelijke omstandigheden kunnen ze volgens hem moeilijk deelnemen aan de top. Hun aanwezigheid zou de Tunesische regering in elk geval helpen te argumenteren dat de informatiesamenleving perfect kan worden uitgebouwd zonder vrijheid van informatie.
Seán Ó Siochrú oordeelt dat er nog altijd verbetering kan komen in de mensenrechtensituatie in Tunesië voor het begin van de top en tijdens de bijeenkomst zelf. Maar dan moeten de internationale gemeenschap en de grote media wel genoeg druk zetten op de Tunesische regering. (PD/MM)