Voormalige top geheime politie beticht van moord

Nieuws

Voormalige top geheime politie beticht van moord

Alicia Sánchez

26 februari 2003

Na 29 jaar zijn de Chileense rechtbanken er eindelijk in geslaagd vijf voormalige leiders van de geheime dienst DINA tijdens de dictatuur van Pinochet te beschuldigen van de moord op voormalig legerleider Generaal Carlos Prats in 1974.

Dinsdag zijn vijf personen aangehouden omdat ze de moord zouden hebben beraamd. Het gaat om Manuel Contreras, gepensioneerd generaal en voormalig hoofd van de nationale inlichtingendienst DINA; Pedro Espinoza, gepensioneerd brigadier en tweede man van de DINA; de voormalige generaals José Zara en Eduardo Iturriaga en diens broer Jorge Iturriaga, een voormalig lid van de burgerpolitie. Carlos Prats was het hoofd van het Chileense leger tijdens de socialistische regering van Salvador Allende van 1970 tot 1973. Toen Allende aan de kant werd gezet door Pinochet, ging Prats in ballingschap in buurland Argentinië. Op 30 september 1974 vonden hij en zijn vrouw Sofía Cuthbert daar de dood in een voorstad van Buenos Aires toen een bom in hun auto ontplofte.

In december 2002 hebben de Chileense rechtbanken een juridisch onderzoek geopend en in januari belastte het hof van beroep onderzoeksrechter Alejandor Solís met de zaak. In zijn beschuldiging stelt Solís dat de vijf geheime agenten de moord op Prats beraamden omdat hij werd beschouwd als een bedreiging voor het militaire bewind van Pinochet, die Prats als legerleider was opgevolgd kort voor de staatsgreep waarbij Allende om het leven kwam. De rechter beschuldigt de vijf van misdadige samenzwering en opzettelijke doodslag.

De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) noemt de beschuldiging van de vijf een belangrijke overwinning voor de gerechtigheid. In een mededeling stelt José Miguel Vivanco, directeur van de Amerikaanse afdeling van HRW: De Chileense rechtbanken hebben jarenlang niets gedaan om hun Argentijnse collega’s te helpen om de verantwoordelijken voor deze verschrikkelijke misdaad te berechten. Nu toont de Chileense overheid dat zij bereid is deze opdracht zelf aan te pakken.

Hernán Quezada, de advocaat van de aanklager, hoopt dat het proces zal leiden tot zware straffen voor de voormalige leden van de DINA, de geheime politiedienst die actief was tijdens de eerste jaren van Pinochets ijzeren dictatuur. DINA werd later opgeheven door het militaire bewind, maar zou volgens overheidsrapporten verantwoordelijk zijn voor het merendeel van de 3.000 doden en verdwijningen van tegenstanders van de dictatuur.

De familie van de vermoorde generaal Prats en zijn vrouw had het Chileense gerecht al in 1992 gevraagd een juridische procedure te openen. Maar dat verzoek werd afgewezen omdat er al een onderzoek liep in Argentinië. De enige persoon die tot nu toe was veroordeeld in de dubbele moordzaak was Enrique Arancibia Clavel, voormalig geheim agent van de DINA, die in 2000 voor een Argentijnse rechtbank verscheen. In oktober 2000 verklaarde de Argentijnse rechter María Servini de dubbele moord een misdaad tegen de menselijkheid, waar geen verjaring of amnestie voor mogelijk is. Servini stelde dat het overheidsapparaat was gebruikt om criminele doelstellingen na te streven die niet passen in een rechtsstaat, met de bedoeling systematisch burgers te vervolgen die geen enkele bescherming genoten en dat de daders hun plannen uitvoerden buiten het nationale grondgebied. Servini verzocht toen ook om de uitlevering van de vijf mannen die deze week zijn beschuldigd, maar dat lukte niet. Maar toen zij haar verzoek afwezen, beslisten de Chileense rechtbanken wel dat er in Chili een onderzoek en een rechtszaak moesten worden geopend.

In september vorig jaar wees het hof van beroep in Santiago opnieuw een verzoek van rechter Servini af, die deze keer verzocht om de uitlevering van Pinochet om hem te ondervragen over zijn vermeende verantwoordelijkheid voor de moord op Prats en zijn vrouw. De voormalige dictator, die intussen 86 is, ontsnapte vorig jaar ook aan een proces toen de Chileense rechtbanken oordeelden dat hij mentaal niet in staat was om terecht te staan in verband met de moord en verdwijning van 75 politieke gevangenen in 1973 door ‘de dodenkaravaan’, een speciale zending van het leger.

In het huidige proces heeft rechter Solís vrijlating tegen borgtocht geweigerd voor Contreras en Espinoza, die hij omschreef als een gevaar voor de samenleving. De twee hebben al een straf uitgezeten van respectievelijk zeven en zes jaar voor de moord op voormalig minister van Buitenlandse Zaken Orlando Letelier, die in september 1976 in Washington werd gedood door een bom in zijn auto. Als hoofd van de DINA speelde Contreras een hoofdrol in Operatie Condor, waarbij de dictaturen uit de regio van de Cono Sur vanaf het midden van de jaren 1970 de ontvoering en moord van politieke tegenstanders coördineerden.

Naast de vijf beschuldigden waren ook nog andere personen betrokken bij de dubbele moord. Een van hen is voormalig CIA-agent Michael Townley, een Amerikaans staatsburger die heeft toegegeven dat hij de bom heeft geplaatst waardoor Prats en zijn vrouw zijn gedood. Townley woont in de VS en heeft een nieuwe identiteit aangenomen. Tijdens zijn getuigenis zou Tonwley hebben gezegd dat Pinochet Prats als een gevaarlijk man beschouwde omdat hij vanuit ballingschap een militaire opstand kon leiden in het zuiden van Chili.