Vrouwelijke rebellen kiezen voor burgerbestaan
Sudeshna Sarkar
08 december 2011
Vijf jaar na het einde van de burgeroorlog in Nepal hebben honderden vrouwelijke strijders van het maoïstische Volksbevrijdingsleger gekozen voor vrijwillig vertrek uit hun eenheden. Ze krijgen een vertrekpremie; als burger kunnen ze beter voor hun kinderen zorgen en door af te zwaaien geven ze hun echtgenoten meer kans om in het Nepalese leger te komen.
Voor een laatste keer trekt Sonikumari Jha haar uniform aan en snoert ze haar blinkende laarzen. Vandaag maakt ze haar beslissing bekend om het leger vaarwel te zeggen. “Mama, je vergeet je geweer”, waarschuwt haar zoontje van vier. “Nee liefje, mama moet voortaan geen geweer meer dragen” antwoordt de 26-jarige.
Twee alternatieven
In 2003 was Sonikumari toegetreden tot de maoïstische guerrilla die zeven jaar eerder de oorlog had verklaard aan de Nepalese monarchie. In 2006 tekende het Volksbevrijdingsleger een vredesakkoord. Daarin stond onder meer dat de 19.500 rebellen geïntegreerd zouden worden in het leger. Na verzet van de strijdkrachten en van de politieke partijen in het land, werd dat aantal teruggebracht tot 6.500.
De rebellen kwamen terecht in kampen, in afwachting van de uitvoering van het vredesakkoord. Daarop was het lang wachten, maar nu zit er schot in de zaak. Voor wie er geen plaats is in het leger, zijn er twee alternatieven. Wie meteen vrijwillig ontslag neemt, krijgt een vertrekpremie. Wie dat niet wil, kan kiezen voor bijscholing en latere begeleiding bij het opzetten van een eigen zaak.
In november werden de strijders in de zeven grote opvangkampen bevraagd over hun voorkeuren. Meer dan 60 procent van de voormalige guerrillero’s wil naar het leger. De meeste anderen kozen voor vrijwillig vertrek. Vooral de vrouwen gaan voor die optie. Een groot deel van de ruim 3500 vrouwelijke strijders is inmiddels getrouwd en heeft kinderen.
De vrouwen willen tijd om voor hun kinderen te zorgen, en sommigen vrezen ook dat ze niet zullen slagen voor de conditietests die rekruten moeten afleggen. Veel vrouwen zijn ook getrouwd met mannelijke rebellen; zij gaan ervan uit dat hun echtgenoot meer kans maakt bij het leger te komen als zij niet meedingen om het beperkte aantal plaatsen.
Gedwongen vertrek
Veel strijders zijn niet blij met de alternatieven die geboden worden. Maar er blijft hun niet veel keuze. De maoïstische regering moet de komende maanden werk maken van de demobilisatie. Het hooggerechtshof heeft geoordeeld dat er nieuwe verkiezingen moeten komen als de voormalige rebelleneenheden nu niet snel worden ontbonden. Daarom zet de maoïstische partij een deel van haar vroegere strijders nu onder druk om de eenheden te verlaten.
De 26-jarige Muna Limbu trouwde drie jaar geleden met Bimal Limbu, net als zij een rebel van het Volksbevrijdingsleger. Ze hebben een dochter van 11 maanden. Bimal wil naar het leger, en dus heeft Muna zonder veel overtuiging de vertrekpremie aangevraagd. “Mijn droom is niet uitgekomen”, zegt ze. “Ik ging bij de maoïsten om een volksrepubliek tot stand te zien komen waar geen verdrukking of onrechtvaardigheid meer zou zijn. Ik heb de beste jaren van mijn leven opgeofferd, en nu vraagt de partij me opnieuw een offer te brengen.”
Vrouwelijke strijders die gehandicapt geraakt zijn tijdens de burgeroorlog, maken zich nog grotere zorgen. In de kampen konden ze rekenen op steun van hun kameraden, maar als ze terugkeren naar hun dorpen, komen ze weer terecht in een omgeving waar ook gezonde vrouwen moeten zwoegen om de eindjes aan elkaar te knopen.
De officieren van het Volksbevrijdingsleger dringen er bij de partij en de regering op aan voor gehandicapte vrouwelijke strijders kantoorbanen ter beschikking te stellen. Ze waarschuwen dat de strijders weten hoe ze bommen moeten maken en hinderlagen kunnen leggen. Gefrustreerde voormalige rebellen zouden makkelijk een nieuwe golf van geweld kunnen ontketenen in het arme land.