Weinig vooruitgang in onderhandelingen over goedkopegeneesmiddelen voor arme landen
Kalinga Seneviratne
18 november 2002
Een informele mini-top van 25 leden van de
Wereldhandelsorganisatie (WHO) heeft vrijdag in Sydney niet tot een
doorbraak geleid in de discussie over de versoepeling van patentregels
inzake geneesmiddelen voor arme ontwikkelingslanden.
De handelsministers van 17 ontwikkelingslanden en acht industrielanden
verklaarden aan het eind van hun tweedaagse vergadering dat de toegang van
arme landen tot betaalbare geneesmiddelen een prioriteit is. De
Australische voorzitter van de bijeenkomst, de Australische handelsminister
Mark Vaile, stelde een grote eensgezindheid vast over de stelling dat er
tegen eind dit jaar een oplossing moet zijn - de deadline waarover de WHO
het op haar ministeriële conferentie van vorig jaar in Doha eens was
geworden.
De WHO-leden spraken in november in Doha af de nodige wijzigingen aan te
brengen in de bestaande handelsregels die arme landen waar een epidemie
woedt zouden toelaten goedkope kopieën van gepatenteerde geneesmiddelen te
maken of aan te kopen. Met name aidsremmers en middelen tegen tuberculose
zouden daardoor eindelijk betaalbaar kunnen worden voor een hele reeks van
Afrikaanse landen. Maar de WHO heeft nog geen specifieke regels uitgewerkt
die afbakenen wat een echte crisis in de volksgezondheid is en beschrijven
hoe de arme landen aan de nodige uitzonderingslicenties kunnen komen om
kopieën van gepatenteerde geneesmiddelen te maken en uit te voeren. De
vergadering van Sydney moest die overblijvende problemen oplossen en in een
voorstel gieten dat dit jaar nog aan alle WHO-leden ter goedkeuring zou
moeten worden voorgelegd.
Een definitief voorstel heeft de minitop van Sydney niet opgeleverd. Zo is
er nog geen beslissing over de vraag van sommige ontwikkelingslanden om de
procedure uit te breiden tot andere ziekten naast aids en tuberculose.
Hulporganisaties als Oxfam en Artsen zonder Grenzen ergeren zich aan de druk
die de ministers uit industrielanden zouden hebben uitgeoefend op hun
collega’s uit de ontwikkelingslanden om een regeling te accepteren waarbij
ontwikkelingslanden die een generische variant van een gepatenteerd
geneesmiddel willen invoeren, ongeacht de dringendheid van de epidemie in
elk geval moeten wachten op de toestemming van het land waar het generisch
middel wordt aangemaakt. Volgens Jeff Atkinson van Oxfam International gaat
het om een onwerkbaar mechanisme, vooral omdat de kans groot is dat de
producentenlanden onder druk worden gezet door de rijke landen die de
winsten van de multinationale geneesmiddelenfabrikanten willen beschermen.
Kathryn Dinh van Artsen zonder Grenzen vreest dat de WHO een voorstel zal
voorgelegd krijgen waarin een onoverkomelijke hinderpaal om aan goedkope
medicijnen te komen wordt vervangen door veel hindernissen die de zaak
vertragen.
Maar niet iedereen is zo negatief. Mpho Meli Malie, de handelsminister van
Lesotho, een land dat nu alleen perperdure aidsremmers kan invoeren, vindt
dat er veel vooruitgang is geboekt. Volgens hem is er overeenstemming over
de verderzetting van een proces dat er (uiteindelijk) toe zal leiden dat
Afrika bezuiden de Sahara en andere regio’s die getroffen worden door aids
toegang krijgen tot de nodige geneesmiddelen. Ook andere ministers toonden
zich tevreden.
Tegenover de nood van arme landen aan betaalbare geneesmiddelen om
epidemieën in te dammen, staat de vrees van de farmaceutische industrie dat
de goedkope geneesmiddelen ook hun weg zouden vinden naar rijkere landen.
Maar volgens de Indiase minister van Privatiseringen Arun Shourie brachten
zijn collega’s uit de industrielanden dergelijke problemen in Sydney niet op
tafel.
De landen die deelnamen aan de mini-top waren Australië, Brazilië, Canada,
China, Colombia, Egypte, de Europese Unie, Hongkong, India, Indonesië,
Japan, Kenia, Zuid-Korea, Lesotho, Maleisië, Mexico, Nieuw-Zeeland, Nigeria,
Senegal, Singapore, Zuid-Afrika, Zwitserland, Thailand, Trinidad en Tobago
en de Verenigde Staten.