Wereldtop over Informatiemaatschappij breekt weinig potten
Ramesh Jaura
12 december 2003
De wereldtop over de kennistechnologie roept op tot een betere spreiding van informatica over de wereld, en wil computerkennis inzetten als wapen tegen de armoede.
Op het door de Verenigde Naties georganiseerde topoverleg over de toegang tot informatie in de wereld, vinden politieke leiders van meer dan 175 landen, bijna 5000 vertegenwoordigers van ngo´s en meer dan 600 zakenmensen elkaar nog tot vandaag. De conferentie telt maar liefst 13.000 deelnemers. Met deze conferentie willen de Verenigde Naties de oproep van leiders uit ontwikkelingslanden voor een betere spreiding van kennistechnologie ondersteunen.
De reden van de oproep is eenvoudig: toegang tot informatie en een uitweg uit armoede blijken in mekaars verlengde te liggen. Eén miljard van de zes miljard mensen op deze aarde bezit 80 procent van het globale bruto nationaal product. Eén miljard mensen vecht voor haar overleven en moet het daarbij stellen met ongeveer één euro per dag. De toegang tot informatie- en kennistechnologie concentreert zich voornamelijk in de industrielanden. In Afrika heeft slechts 1 op de 130 inwoners dergelijke toegang. Internet, computers en televisie zijn er voorbehouden voor een kleine elite in de stad. 54 ontwikkelingslanden zijn nu nog armer dan in 1990.
De informatie- en communicatietechnologie speelt duidelijk een cruciale rol in het verhogen van de welvaart in de wereld, stelde Yoshio Utsumi, de secretaris-generaal van de Wereldtop over de Informatiemaatschappij en van de Internationale Telecommunicatie Unie.
De digitale kloof die gaapt tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden zorgt voor verdeeldheid op meer dan één vlak. Naast de technologische discrepantie die zo ontstaat, zorgt ze ook voor grote commerciële verschillen en verscherpt ze veelal de machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Vrouwen en meisjes hebben immers minder toegang tot informatietechnologie dan mannen en jongens, zeker in ontwikkelingslanden. Met een geschatte toename van 1,5 miljard mensen over de volgende 25 jaar zal deze kloof normaal gezien nog dieper worden. Volgens prognoses van de Wereldbank zullen ontwikkelingsgebieden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika zorgen voor 97 procent van deze aangroei.
Het is duidelijk dat de kloof zich niet vanzelf zal dichten, verklaarde secretaris-generaal Kofi Annan woensdag bij de opening van de conferentie. Een open, inclusieve informatiesamenleving die iedereen ten goede komt, kan niet ontstaan zonder een volgehouden engagement en investering van velen, aldus Annan. Hij riep alle deelnemers op om hun politieke wil te tonen. Hij wees er op dat ook de toekomst van de informatie- en kennistechnologie in de ontwikkelingslanden ligt vermits daar een nog bijna onaangeroerde miljardenmarkt van consumenten ligt.
De Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo benadrukte eveneens het belang van meer ICT. “Noch de ontwikkelingsdoelstellingen van de millenniumverklaring van drie jaar geleden noch de universele verklaring over de rechten van de mens kunnen gerealiseerd worden tot een inclusieve mondiale informatiesamenleving een feit is”, zei hij. De Egyptische president Mohamed Hosni Mubarak waarschuwde ervoor de informatie- en kennistechnologie enkel te gebruiken voor economische en ontwikkelingsdoeleinden. “Ze moet ook ingezet worden om wereldvrede en gerechtigheid te promoten, en nationale inspanningen voor vrijheid en democratie te ondersteunen”, aldus Mubarak. Respect voor de nationale en culturele identiteit van landen en volkeren tijdens de opmars van de informatica is daarbij volgens de leider een must.
Tegen 2015 wil de wereldconferentie alle dorpen, scholen, ziekenhuizen en overheden online zien gaan, en zou de helft van de wereldbevolking toegang moeten hebben tot de informatie- en kennistechnologie. De rol en verantwoordelijkheid van alle aandeelhouders, inclusief de overheden en de industrie, werden uitgespeld in een actieplan dat woensdag circuleerde onder de deelnemers. Het is duidelijk dat de realisatie van dit plan een werk van lange adem zal zijn. Het topoverleg krijgt een vervolg in Tunesië in 2005.
Khaleda Zia, de premier van Bangladesh en andere staatshoofden uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika spraken zich uit voor de oprichting van een ‘Digitaal Solidariteitsfonds’ waaruit landen zouden kunnen putten om snel de nodige infrastructuur aan te leggen om hun overstap naar het digitale tijdperk te bespoedigen. De rijke landen zouden dat aan de markt willen overlaten en zijn niet bereid om geld te storten in zo’n fonds. Dinsdag, een dag voor het begin van de conferentie, bleken de Afrikaanse voorstanders van een speciaal investeringsfonds te weinig steun te vinden bij andere regeringen. In de verklaring is daarom enkel sprake van een digitale solidariteitsagenda die moet helpen geld te kanaliseren naar de landen met een grote achterstand. Afrikaanse landen kunnen meteen eigen middelen samen leggen om geld in ICT-projecten te pompen, maar de rijke landen krijgen tijd tot eind 2004 om het plan voor een Digitaal Solidariteitsfonds te bestuderen.