'Wie bij een partij gaat, kan moeilijk terug'

Nieuws

'Wie bij een partij gaat, kan moeilijk terug'

'Wie bij een partij gaat, kan moeilijk terug'
'Wie bij een partij gaat, kan moeilijk terug'

Stefaan Anrys

26 mei 2010

Wat vindt breakdancer Alain Nduwamana over de politieke situatie in Burundi? 'Jongeren die bij een partij gaan, kunnen moeilijk terug, ze hebben namelijk geld aangenomen of eten gekregen.'

Kort

  • Frontman van breakdancegroep Black Snakes

  • Woont in Kamenge, volkswijk van hoofdstad Bujumbura

  • 23 jaar en onlangs getrouwd

  • mechanieker en werkt in garage

  • bandleden leren kennen via Centre Jeunes de Kamenge

Wie is Alain Nduwumana?
Ik ben Alain Nduwumana (23 jaar) en ik heb twee boers: Guislain  (22) en Yvan (19). Ik woon bij mijn vader en mijn moeder in Kamenge. Wij blijven altijd hier en wij oefenen waar wij wonen. Onze groep bestaat uit twaalf mensen.
Wat doen jouw ouders?
Mijn vader werkt als handelaar. Hij verkoopt kleren. Mijn moeder doet niets. Zij blijft altijd hier. Zij kookt en zij maakt foulards om op stoelen te leggen. Zij maakt die zelf of zij geeft opdrachten door aan anderen.
Wanneer ben je begonnen met breakdancen?
Ik ben beginnen breakdancen in 2002, nadat ik anderen heb zien dansen in het Centre Jeunes de Kamenge. Dat is een jongerencentrum hier in de buurt. Je kan er boeken ontlenen, films bekijken, discussiëren met anderen. Terwijl ik hier woonde, had ik zelfs niet eens zin om banden aan te knopen met anderen. Voor ik naar het centrum begon te gaan, zat ik gewoon thuis, met mijn walkman op. Naar muziek luisteren is al wat ik deed.
Het gesprek wordt onderbroken. Er komt een jonge vrouw het erf op. ‘Je vous présente ma femme’, zegt Alain. Je bent getrouwd?
Ja, natuurlijk. Nog niet lang geleden hoor. Zij is nu zwanger.
Ben jij naar het Centrum gegaan om iemand te ontmoeten of om te leren dansen?
Ik ging er al even naar toe, vooraleer ik met dansen begon.  Ik ging naar het centrum omdat ik andere mensen wilde leren kennen, omdat ik wilde leren hoe ik mij kon gedragen, hoe samen te leven met anderen. Ik maak graag kennis met anderen. Ik heb veel mensen leren kennen. Ik hou ervan mij te amuseren. Ik ging wel ook naar school, naar het ‘Lycée technique de la plaine’. Ik ben afgestudeerd in industriële elektriciteit.
Heb je daarin werk gevonden?
Neen, hier is geen werk. Maar ik probeer mij toe te leggen op mechanika. Ik werk in een garage. Ik vervang er motoren en zo. Ik krijg geen maandsalaris, maar ik verdien wat de klant mij geeft. Op één dag kan ik 2000 of 5000 francs burundais verdienen.
Dit huis huur je zelf?
Neen, dit is een huurhuis van mijn familie. Van mijn ouders, mij en mijn jongere broers. Mijn vader werkt op de grote markt.
Wil jij een huis bouwen met je vrouw?
Ik moet mij een weg zoeken. Als ik werk heb, zal ik mij kunnen verplaatsen en een ander huis huren.
Wat is jouw droom?
Als ik een lapje grond zou kunnen hebben voor mijn eigen familie, dat zou goed zijn. Voor mijn vrouw en mijn kinderen. Ik wil twee kinderen. Alles hangt af van je middelen. Hier in Burundi hebben mensen veel kinderen, maar zij kunnen die vaak weinig bieden. Ik wil weinig kinderen zodat ik ze allemaal iets kan bieden.
Wat moeten jouw kinderen leren of worden?
Als ik het geld heb, mogen ze universiteit doen. Ik vind toch dat zij allemaal een diploma moeten behalen.
Vind jij jezelf een gelukzak?
Ja, ik heb geluk gehad. Want toen ik mijn moeder heb verteld dat de vrouw van wie ik hield, zwanger was, heeft zij niet geweigerd. ‘Geen probleem’, zei ze. Heel wat anderen zouden gezegd hebben. Laat haar vallen. Jij hebt al je studies afgewerkt en begin je eigen leven. Nu blijf ik hier wat hangen en zorg ik ervoor dat mijn vrouw niets aan mijn vader hoeft te vragen. Ik zorg dat zij niets tekort komt. De tweede januari zijn wij getrouwd, maar ik ken haar al zeven jaar. Ik wilde nog wat langer minnaar blijven, maar dan is zij zwanger geworden en dus zijn wij getrouwd.
Wat vind je dat zij later moet doen? De was en de plas?
Neen, zij gaat naar school. Zij studeert voort, tot op het einde. Zij zit nog in het middelbaar. Zij doet algemeen onderwijs en zou graag dokter worden. Dat is wat zij graag doet. Ik wil niet dat zij thuis blijft. Mijn moeder is thuisgebleven, omdat zij haar studies niet heeft afgemaakt.
Zou jij het kunnen verkroppen, als zij meer verdiende en een betere job had dan jij?
Ik hoop niet in de garage te blijven. Dat is een bezigheid. Als ik een job vind, dan stop ik daarmee. Maakt niet echt uit wat. Wat ik kan vastkrijgen, zal ik doen. Eender wat. Verpleger, truckchauffeur, ik zou alles doen. Hoe kan je hier anders je brood verdienen?! Het belangrijkste voor mij is wat geld te verdienen, waarmee ik mijn familie kan onderhouden, mijn ouders en mijn jongere broers. Dat is wat ik wil.
Wat denk jij over de partij-jongeren?
Ik interesseer mij niet voor politiek. In ons land zijn er conflicten tussen verschillende partijen. Als ik voor FNL was, zouden anderen mij scheef bekijken. Je maakt vijanden in de politiek. CNDD-FDD is hier langs geweest. Zij wil niet dat mensen zich aansluiten bij andere partijen. Zij willen dat alle mensen in hun partij blijven.
Hebben zij jou al proberen mobiliseren?
Ja, natuurlijk. Dan zeggen ze: ‘Alain, iedereen in de wijk kent jou. Kom in onze partij en breng al die mensen mee.’ Ik heb neen gezegd.
Wie heeft jou proberen binnenhalen?
Vooral de mensen van de UPD en FNL zijn al komen aankloppen. Een ook nog die partij van Alexis Sinduhije, MSD. Op dit ogenblik heb ik geen tijd om mij met politiek bezig te houden. Ik heb een job, ik verdien weinig, maar nadien wil ik gewoon naar huis en slapen. Bovendien, eens je in de politiek stapt, kan je er nog moeilijk uit. Want dan zeggen zij: ‘Jij hebt van ons gegeten. Nu is het tijd om terug te betalen. Jij hebt ons geld aangenomen. Betaal nu maar terug.’ Wee als je dan geen geld hebt. Snap je? Je leven wordt …
De rest van de bandleden komen toe aan Alains huis en er worden bier en frisdrank gehaald. Hoe ken jij al die mensen, Alain?
Wij kennen elkaar uit de wijken, door goedendag te zeggen. Op een bepaald moment hebben wij ons de vraag gesteld: ‘Vermits wij elkaar al zolang kennen, kunnen wij niets samen doen, om ons beter te maken? In deze wijk zijn er veel gasten die niets van anderen moeten weten of samen slechte dingen doen, banditisme. Wij zijn uit dezelfde wijk, wij hebben gestudeerd, wij zijn leerlingen, maar wij zitten verschillende scholen. Wij zitten allemaal op school. Wij hebben beslist om iets te creëren, hier in de noordwijken en dat heeft ons gebracht tot wat we nu zijn.
Jullie zijn twintigers. Hebben jullie het conflict gekend?
Ik ken veel mensen van het FNL. Veel jongeren, veel ex-soldaten die nog altijd mijn vrienden zijn. Wij leefden in deze wijken, tijdens de burgeroorlog.  Natuurlijk houden wij er soms verschillende ideeën op na. Wanneer iemand een idee heeft, dan moet hij dat gewoon in de groep gooien, zodat wij erover kunnen praten, kijken hoe het in praktijk te brengen.
Hadden jullie verschillende meningen over het conflict, over de oorlog?
Ikzelf was er toen niet. Ik zat in Congo toen het conflict uitbrak. Wanneer ik terugkwam en wij ons gevestigd hebben in Kamenge, heb ik bij mezelf gezegd: ‘Wat nu? Wat kunnen we doen om niet te vervallen in conflict met anderen?’ Om jezelf niet over te geven aan banditisme, moeten wij iets creëren in onze wijk.
Zonder die groep, waren jullie bandieten of soldaten geworden?
(lacht) Er zijn militairen onder ons, hoor! Toen wij met onze groep begonnen, is men sommigen er komen uithalen. Jij, jij, jij. Jij kan soldaat worden. Wij willen jou meenemen. Als rebel.
Iemand van de groep neemt het woord.
Ik woon in een andere wijk, in Cibitoke. Wij zijn samengekomen en zijn begonnen met dansen. Aan mij is men komen vragen om het woud in te trekken en de rebel te worden.  Maar ik heb geweigerd omdat wij toen al begonnen waren met de repetities. De dans heeft ons uit de rebellie gehouden.
Alain neemt het weer over.
Wij begonnen naambekendheid te krijgen in de wijken, als dansers. Net daarom moesten wij zeker samenblijven. Ook al verdienden wij in het begin niets, het was nodig dat wij oefenden. Als wij eens niets omhanden hadden, kwamen wij bijeen en begonnen we te repeteren. Wij oefenden. Wij organiseerden optredens in de wijken, in Kamenge, in Cibitoke en in Kinama. Wij hebben ook deelgenomen aan de danswedstrijden in de Centre Jeunes de Kamenge, maar nu niet meer. Zelfs al winnen we altijd. Het kost ons veel, aan kleding en zo, maar zo’n concours brengt geen geld in het laatje.
Jullie verdienen elders meer met je muziek dan met bijvoorbeeld automechaniek?
(lacht) Ja! De uitbater van Mon Ami geeft aan elk van ons 60.000 Fbu per maand. In een andere bar wordt er 5000 Fbu per dag betaald.
Waarom maak je er je leven niet van?
Hier in Burundi danst men enkel in bars en dat brengt ons niet zoveel op. Dus wij moeten andere jobs zoeken om geld te verdienen.
En wat denken jouw ouders van dat dansen?
In het begin vonden ze het maar avontuurtjes. Zij dachten dat wij het deden voor de meisjes.  Want sinds we bekender werden, kwamen er meisjes aan huis die wilden leren dansen. Maar nu zien ze dat muziek ons voorthelpt. Dan hebben ze gezegd: ‘Goed, dan moet je maar voortdoen’.
Waarom hebben jullie geen meisjes in de groep?
Met meisjes raak je niet vooruit. Wanneer zij naar ons komen, kunnen zij niets. Wij moeten zij alles leren. Dat vergt tijd. Er zijn wel meisjes die ervaring hadden, maar soms niet genoeg middelen. Naar hier komen met de bus is voor sommigen al teveel geld.
Jullie weigeren ze dus niet uit principe?
(lacht) Neen, wij houden van meisjes! Het probleem is dat zij niet kunnen dansen.