‘Wij willen ontwikkeling, geen uitbuiting’

Nieuws

‘Wij willen ontwikkeling, geen uitbuiting’

Guatemalaanse vakbondsorganisaties vragen dat het Europees Associatieakkoord de fundamentele arbeidsrechten garandeert en een einde maakt aan de straffeloosheid.

Op 26 januari begint in Brussel de zesde ronde in de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Centraal-Amerika over het geplande Associatieakkoord. Hiermee komen de besprekingen in een cruciale fase. Het Associatieverdrag wordt de leidraad voor het  Europees buitenlands beleid en moet de lijnen trekken voor samenwerking op vlak van vrijhandel, ontwikkelingssamenwerking en politieke dialoog.
De sociale organisaties in Guatemala ondersteunen zo’n akkoord op voorwaarde dat het geen herhaling wordt van het vrijhandelsakkoord dat de Midden-Amerikaanse landen sloten met de VS, het DR-CAFTA-akkoord (tussen de Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Guatemala, Nicaragua, El Salvador en Honduras). Dat akkoord heeft gezorgd voor grotere werkloosheid, een afbouw van de sociale zekerheid en een race naar de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen, zo vertelden Etelvina Tojín, Luis Lara en Leocadio Juracán, vakbondsafgevaardigden die in november vorig jaar in Europa op rondreis waren om hun eisen aan te kaarten bij diverse politieke en syndicale instanties in een zevental Europese landen.
‘In Guatemala wordt er fel gedebatteerd over het akkoord. Wij willen geen herhaling van DR-CAFTA. Wij willen ontwikkeling, geen uitbuiting.’ Concreet hebben ze een drietal eisen: dat er een impactstudie zou komen van zo’n Associatieakkoord op de arbeidssituatie op het platteland en in de stad; dat er naast de drie peilers van het akkoord (handel, ontwikkelingssamenwerking en politieke dialoog) een vierde peiler zou komen die waakt over de syndicale rechten van de arbeiders; en als derde eis willen ze de verlenging van CISIG, de VN- commissie die de straffeloosheid onderzoekt.
Die tweede en derde eis hangen nauw samen, omdat de afgelopen jaren de repressie tegen de vakbonden opvallend is toegenomen, terwijl de straffeloosheid hoogtij viert. In 2008 werden in Guatemala twintig leiders van sociale organisaties vermoord. Tot drie keer toe werd er bij acties van arbeiders een uitzonderingstoestand uitgeroepen, waarbij het leger werd ingezet en er bijzonder hardhandig is opgetreden.
De term “syndicalist” staat in Guatelama ongeveer gelijk aan “terrorist”. Door de toenemende repressie tegen vakbondsmensen hebben sommigen het over een Colombianisering van de situatie. Volgens de vakbondsafgevaardigden gaat het hier om een bewuste strategie van groepen die het land willen destabiliseren. Parallelle machtsgroepen waarop ook president Alvaro Colom geen greep heeft: politici van de oude oligarchie, grote nationale en transnationale bedrijven die werken met privépolitie, en groepen in het leger.
Leocadio Juracán: ‘Vijftig procent van de rijkdom in Guatemala is in handen van vijf procent van de bevolking. En wie vandaag bij die vijf procent hoort, wil dat dit zo blijft.’ Om die parallelle machtsgroepen te ontmaskeren en de straffeloosheid te doorbreken, werd de VN-commissie CISIG opgericht, maar dat mandaat verloopt in september van dit jaar. Vandaar de vraag tot verlenging van dit mandaat. Etelvina Tojín: ‘Dit probleem van de straffeloosheid is te groot voor ons, wij stoten op een muur. Internationale steun is essentieel om de impasse te doorbreken.’
Europa, dat de mensenrechten altijd hoog in het vaandel draagt, zou met zo’n associatieakkoord veel meer druk moeten uitoefenen om een einde te stellen aan de huidige gang van zaken, vindt de vakbondsdelegatie. In februari gaat ACV-voorzitter Luc Cortebeeck naar Guatemala in opdracht van de Internationale Arbeidsorganisatie om de situatie in verband met syndicale rechten ter plaatse te analyseren.
<rte_text></rte_text></rte_text><//rte_text>