Studie naar effecten sinds start van de bouw 12 jaar geleden
Windmolens voor Belgische kust: uiteenlopende gevolgen voor het milieu
IPS
25 januari 2021
Sinds de bouw van de eerste windmolens voor de Belgische kust twaalf jaar geleden hebben wetenschappers de gevolgen voor het milieu in kaart gebracht. Die blijken complex: vogels riskeren botsingen, maar vissen vinden er een schuilplaats.
Bouw van de fundamenten van nieuwe windmolens voor de Thornton Bank in Oostende.
Hans Hillewaert (CC BY-SA 2.0)
Na twaalf jaar bouwen werd eind vorig jaar de laatste hand gelegd aan het windmolenpark van 238 vierkante kilometer voor de Belgische kust, langs de grens met Nederland. Er zijn nu in totaal 399 turbines operationeel in acht windparken, met een geïnstalleerd vermogen van 2,26 gigawatt (GW) en een productie van gemiddeld 8 TWh - goed voor zo’n tiende van de Belgische elektriciteitsvraag.
Evenwicht
Een nieuw rapport van WinMon.BE, dat de milieu-impact van de windmolenparken monitort, besluit dat die impact complex is en niet gewoon positief of negatief genoemd kan worden. Het rapport geeft een overzicht van de wetenschappelijke bevindingen, gebaseerd op gegevens die tot en met 2019 zijn verzameld.
De windmolenparken maken wel degelijk slachtoffers onder zeevogels. Maar de onderzoekers zien ook een “rif-effect”, dat zich uitbreidt naar de zachte sedimenten tussen de turbines.
Zo maken de parken wel degelijk slachtoffers onder zeevogels. Betrouwbare cijfers zijn er niet, maar op basis van modellen wordt geschat tussen 70 en 290 exemplaren per jaar, met name grote meeuwen. Een andere belangrijke impact is de geluidsoverlast, vooral tijdens het heien van de funderingen.
Maar rond die fundamenten blijken de sedimenten nu fijner en organisch verrijkt, wat leidt tot meer en diversere fauna. Typische kustsoorten koloniseren die fijnere sedimenten rond de turbines, stelt het rapport.
Ook duiken er tekenen op dat de windparken kunnen fungeren als schuiloord voor vissen zoals schol, waarschijnlijk ook omdat visserij er verboden is en er meer voedsel te vinden is.
De onderzoekers zien ook dat dit “rif-effect” zich uitbreidt naar zachte sedimenten tussen de turbines, die gekoloniseerd worden door ongewervelden.
Compromis
Windmolenparken zijn een compromis tussen de strijd tegen de klimaatverandering en die tegen de biodiversiteitscrisis, stelt het rapport. De beide crisissen moeten worden aangepakt, maar binnen randvoorwaarden die de andere crisis niet verergeren.
Belangrijk is ook dat zo’n windmolenpark niet op zichzelf staat: er zijn ook offshore windparken gepland in het aangrenzende Nederlandse Borssele-gebied (344 km²) en in de Franse Duinkerke-zone (122 km²). De cumulatieve ecologische effecten daarvan zullen de komende jaren dus een belangrijk aandachtspunt blijven.
Bovendien is in het nieuwe Marien Ruimtelijk plan 2020-2026 een tweede Belgische windmolenpark gepland van 285 vierkante kilometer, goed voor een extra capaciteit van 2 gigawatt - bijna een verdubbeling. Ook daar zal de impact bestudeerd worden. Nu worden al metingen gedaan in het gebied om toekomstige evaluaties op te baseren.
Toekomstige monitoring
Ook in de afgewerkte parken zullen de wetenschappers de effecten verder blijven bestuderen. Het huidige samenwerkingsmodel WinMon.BE, met onder meer het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), de Universiteit Gent, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), blijft actief.
‘België moet beschouwd worden als een wereldleider in de offshore windindustrie, én in de monitoring van haar milieu-impact’.
‘Zo begonnen we al domeinen te verkennen zoals de verbetering van de modellering van de botsingsrisico’s voor zeevogels en vleermuizen, de monitoring van de impact van continu onderwatergeluid en de effecten op vispopulaties op langere termijn’, zegt Steven Degraer van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en coördinator van het WinMon.BE. ‘We weten ook nog niet hoe de aangroeiende fauna op de windturbines verder zal evolueren en hoe waargenomen gedragsveranderingen de individuele fitheid, het voortplantingssucces en de overlevingskansen van zeedieren beïnvloeden’.
Expertise
Volgens Degraer zal de uitbreiding van de samenwerking ook toelaten om verder te evolueren op het vlak van het ontwerpen, testen en verbeteren van maatregelen om de ongewenste effecten op het mariene ecosysteem rechtstreeks te beperken.
Intussen krijgt de Belgische aanpak internationaal navolging.
‘Monitoringplannen die geïnspireerd zijn op de Belgische werkzaamheden worden zowel in Frankrijk als in de Verenigde Staten opgezet’, zegt Degraer. ‘België moet dus niet alleen beschouwd worden als een wereldleider in de offshore windindustrie, maar ook in de monitoring van haar milieu-impact’.