Wissel van de wacht bij WHO wekt veel hoop
Gustavo Capdevila
02 september 2002
Sinds gisteren (1 september) ligt de leiding van
de Wereldhandelorganisatie (WHO) in handen van een nieuwe
directeur-generaal. Supachai Panitchpakdi is een naam die minder lekker in
de mond ligt dan die van zijn voorganger Mike Moore maar in de
ontwikkelingslanden wordt de aanstelling van de Thaise economist op gejuich
onthaald. De hoop bestaat dat de dominantie van de industrielanden bij de
WHO eindelijk zal doorbroken worden nu er aan man van het Zuiden aan het
roer staat.
De WHO, die controle moet uitoefenen op de verdragen die de internationale
handel regelen, heeft betere dagen gekend. De organisatie is synoniem
geworden met de negatieve gevolgen van de economische liberalisering en met
het democratisch deficit van multilaterale organen.
In tegenstelling tot met name het Internationaal Muntfonds (IMF) en de
Wereldbank opereert de Wereldhandelsorganisatie volgens een democratisch
systeem waarin elk van de 144 lidstaten een gelijkwaardige stem heeft. Dat
geldt echter enkel voor de Algemene Vergadering, die in Geneve de
belangrijkste beslissingen treft en voor de ministeriële conferenties die om
de twee jaar vergaderen, telkens op een andere plaats. Heel wat beslissingen
(bijvoorbeeld geschillen en handelssancties) worden echter genomen door het
Secretariaat van de WHO. Volgens heel wat waarnemers en ngo’s oefent het
Secretariaat ongeoorloofd veel macht uit en is het bevooroordeeld tegenover
ontwikkelingslanden.
Het is een feit dat er op het Secretariaat, dat 550 personeelsleden telt en
een jaarlijkse begroting heeft van bijna 100 miljoen euro, bijna geen
personeel uit ontwikkelingslanden aanwezig is. Dat onevenwicht, stellen de
ontwikkelingslanden, wordt weerspiegeld in de beslissingen van het
Secretariaat, die vaak getuigen van een extreme neoliberale visie op
wereldhandel.
Nu er een Thai aan het hoofd komt van de WHO is er sprake van trendbreuk. De
aanstelling van Supachai kwam er trouwens onder zware druk van de
ontwikkelingslanden. Toen de eerste directeur-generaal, de Italiaan Renato
Ruggiero (1995-1999), drie jaar geleden afzwaaide, ontaarde de verkiezing
van een opvolger in een robbertje vechten tussen Noord en Zuid. De
ontwikkelingslanden (en ook een aantal Europese landen) eisten dat het
Supachai zou worden. De Verenigde Staten wilden Mike Moore uit Nieuw-Zeeland
aan de top van de WHO. Uiteindelijk werd letterlijk een Salomonsoordeel
geveld: de post werd in tweeën gesplitst - drie jaar voor Moore en drie jaar
voor Supachai.
Nu het dus zover is, zijn de verwachtingen hooggespannen. De Like-Minded
Group van ontwikkelingslanden verklaarde tijdens Moores termijn al dat het
Secretariaat onpartijdig en neutraal moet oordelen. Supachai sloot zich
niet expliciet aan bij die kritiek maar verklaarde wel dat de WHO-leider
neutraal en capabel moet zijn en alle standpunten moet samenbrengen.
Ook Supachai gelooft rotsvast dat de wereld beter af is met een vrijgemaakte
handel, maar hij verdedigt ook de noodzaak van een beter evenwicht op de
wereldmarkt en een verlichting van de economische moeilijkheden van
ontwikkelingslanden. Hij toonde zich bijvoorbeeld bezorgd over de dalende
handel van de producten die in ontwikkelingslanden worden geproduceerd en
wil voorstellen steunen die de ontwikkelingslanden vooruit helpen.
Supachai wil ook iets doen aan wat hij het imago- en communicatieprobleem
van de WHO noemt door te praten met ngo’s en andere luizen in de WHO-pels.
We moeten zo transparant mogelijk zijn, zo verklaarde hij bij
verschillende gelegenheden. Supachai herhaalt ook steeds dat hij wil dat de
WHO gedragscodes voor transnationale bedrijven oplegt.
De ontwikkelingslanden hebben redenen genoeg om te hopen dat er een nieuwe
wind zal waaien door één van de grootste machtsbastions ter wereld. Het zal
snel blijken of de nieuwe WHO-baas zijn ontwikkelingsreputatie kan
waarmaken. In september 2003 moeten de handelsministers in het Mexicaanse
Cancun de eerste resultaten tonen van de nieuwe ronde over de vrijhandel
(dat zijn de onderhandelingen waartoe werd beslist in Doha). De opdracht
van het Secretariaat is om de ontwikkelingslanden, die te kampen hebben met
een gebrek aan middelen en expertise bij de odnerhandelingen, bij te staan
met technische raad in de erg complexe materie.