Zakenlieden en militairen dagen ex-guerrillastrijders voor de rechter
Danilo Valladares
28 december 2011
Zakenlieden en familieleden van voormalige militairen in Guatemala hebben ex-guerrillastrijders en journalisten voor de rechter gedaagd wegens hun betrokkenheid bij de burgeroorlog die tussen 1960 en 1996 woedde. Volgens critici zijn de juridische stappen politiek gemotiveerd.
“Ik heb twee zaken van ex-militairen bestudeerd en hun juridische basis is erg mager”, zegt Ramón Cadena van de Internationale Commissie van Juristen, een niet-gouvernementele mensenrechtenorganisatie. “Het is duidelijk dat de eisers zichzelf van dader in slachtoffers willen transformeren. Ze proberen ook journalisten en mensenrechtenactivisten die tegenwoordig werken aan vrede, te criminaliseren”, zegt hij.
Tijdens het gewapende conflict tussen de Guatemalaanse veiligheidsdiensten en linkse guerrillastrijders kwamen zo’n 250.000 mensen om. In de meeste gevallen ging het om inheemse plattelandsbewoners. Het leger was verantwoordelijk voor 93 procent van de misdaden, stelt de door de Verenigde Naties gefinancierde Historische Ophelderingscommissie (CEH).
Processen
De strijd duurt echter voort in de rechtszaal. Vlak voor de vijftiende herdenking op 29 december van het vredesakkoord dat een einde maakte aan het conflict, werden drie zaken aangespannen tegen ex-guerrillastrijders en mensenrechtenactivisten.
Eén zaak werd op 2 november aangespannen door zakenman Ricardo Méndez tegen 26 voormalige leden van het opgeheven Guerrillaleger van de Armen (EGP) en de Guatemalaanse Arbeiderspartij (PGT). Negenentwintig jaar geleden, tijdens de oorlog zouden zij Méndez hebben ontvoerd en gemarteld.
Een maand later beschuldigde Estela de Mata, hoofd van de Guatemalaanse Vereniging van Militaire Weduwen (Asomilgua), 32 leden van de twee guerrillafacties van “het plegen van terroristische daden.”
De derde zaak werd op 12 december gepresenteerd door de Amerikaanse koffiehandelaar Theodore Plocharski. Hij klaagt 52 voormalige opstandelingen aan wegens ontvoering, marteling en moord op diplomaten, inclusief de moord in 1968 op John Gordon Main, de toenmalige Amerikaanse ambassadeur in Guatemala.
Wraak
Een van de beschuldigden is Yolanda Colom, de zus van de vertrekkende sociaal-democratische president Álvaro Colom. Andere aangeklaagden zijn Margarita en Lauro Hurtado Paz, verwanten van procureur-generaal Claudia Paz y Paz, die verantwoordelijk is voor strafvervolging.
Mensenrechtenactivist Iduvina Hernández en journalist Marielos Monzón behoren ook tot de gedaagden. “Het is alom bekend dat ik nooit lid ben geweest van een politieke beweging of een guerrillagroep en dat ik nooit een misdaad heb begaan”, zegt Monzón. “Dit is laster en bedoeld om mij te hinderen in mijn werk.” Monzón pleitte eerder in zijn opiniestukken voor juridische bijstand voor slachtoffers van de oorlog.
Volgens Magdalena Sarat van de Nationale Coördinatie van Weduwen van Guatemala (Conavigua), een ngo die zich inzet voor de rechten van inheemse Maya-vrouwen die familieleden verloren in de burgeroorlog, zijn de nieuwe rechtszaken bedoeld “om de slachtoffers conflict het zwijgen op te leggen.”
“Dit is wraak omdat enkele massamoorden vervolgd zijn dankzij het werk van de procureur-generaal.”
Genocide
Een aantal militairen en politiebeambten zijn schuldig bevonden aan genocide, gedwongen verdwijningen en andere misdaden tijdens de oorlog. In 2010 werden twee voormalige politiemannen veroordeeld tot veertig jaar cel voor de verdwijning van Fernando García, een student en vakbondsman.
Dit jaar werd de gepensioneerde generaal Héctor López gearresteerd op beschuldiging van de moord op meer dan driehonderd mensen tussen 1978 en 1985. De voormalige politiechef Héctor Bol werd ook gearresteerd, voor de verdwijning van García. Daarnaast werden diverse andere leden van de gewapende troepen gearresteerd.
De hoogste militairen, zoals generaal Efraín Ríos Montt, zijn echter nog steeds op vrije voeten, zegt Sarat. Hij zou verantwoordelijk zijn voor de verwoesting van zo’n 440 dorpen. “We zien hem nog gewoon rondlopen, terwijl hij verantwoordelijk is voor duizenden weduwen en wezen”, zegt ze.
Sarat erkent dat de misdaden die begaan zijn door de guerrillastrijders ook opgehelderd moeten worden, maar ze benadrukt dat het leger verantwoordelijk was voor 93 procent van de mensenrechtenschendingen tijdens de oorlog. Slechts 3 procent daarvan zou voor rekening van de guerrillastrijders zijn geweest, stelt de CEH.
Niet onschuldig
Héctor Nuila, parlementslid van de linkse Guatemalaanse Nationale Revolutionaire Eenheid, voorheen een coalitie van guerrillabewegingen en nu een politieke partij, noemt de rechtzaken tegen journalisten, activisten en voormalige opstandelingen “politiek gemotiveerd.”
De eisers willen volgens hem af van procureur-generaal Paz y Paz, die erin slaagde verschillende militairen veroordeeld te krijgen. “De eisers hebben publiekelijk vraagtekens gezet bij de competentie van de procureur-generaal. Bovendien beschuldigen ze mensen van misdaden die begaan zijn nog voordat ze geboren waren en ze beschuldigen mensen die hard werken aan het versterken van de veiligheid- en justitiesystemen”, zegt Nuila.
De tegenpartij is echter vasthoudend. “Ik hoop dat de procureur-generaal er niet slechts is voor één groep”, zegt De Mata. “De guerrillastrijders waren terroristen die bommen hebben geplaatst, bruggen hebben opgeblazen en onschuldige mensen en zakenlieden hebben vermoord. Ik hoop dat hier onderzoek naar wordt gedaan.”
“Militairen worden vervolgd voor oorlogsmisdaden. Nu moet de procureur-generaal ook de misdaden van de guerrillastrijders onderzoeken”, stelt Plocharski in de media.