Zijde haalt Laotiaanse vrouwen uit de armoede
Melody Kemp
09 juli 2009
Laos investeert in waterkrachtcentrales en grote mijnbouwprojecten om zijn economie te doen groeien, maar vergeet een veel milieuvriendelijkere nijverheid die ook heel wat Laotianen uit de armoede kan halen. Zijden weefsels uit Laos vinden hun weg naar de VS en Europa en leveren de maaksters een fraai inkomen op.
Met de hand geweven sjaals en muurkleden uit Laos gaan in New York en andere wereldsteden voor duizenden euro’s over de toonbank. Ook in Laos zelf en in de buurlanden is er weer een groeiende markt voor de zijden kledingsstukken die bij feestelijke gelegenheden worden gedragen.
Goede weefsters moeten geen honger lijden. Volgens Amerikaanse onderzoekers verdienen zelfstandige weefsters 20 tot 40 procent meer dan vrouwen met een fabrieksbaan. Weefsters krijgen 20 tot 60 euro voor een rok en verdienen daarmee per maand veel meer dan vrouwen die in een fabriek T-shirts stikken. Het minimumloon bedraagt in Laos maar iets meer dan 30 euro per maand.
De stof van de bourgeoisie
De communistische machtovername in 1975 betekende op een haar na het einde van de traditionele zijdecultuur in Laos. De partijleiding bestempelde zijde als een product van de bourgeoisie. Weefgetouwen werden vernietigd, zijde werd in beslag genomen en winkels gingen dicht. Vrouwen moesten hun zijden erfstukken verstoppen en overschakelen op het weven van katoen en kapok.
Veel weefsters bleven dromen van zijde, het ultieme materiaal voor een goede weefster in Laos. Sommigen weefden ’s nachts om de techniek en de patronen niet te vergeten. Wie betrapt werd, liep het risico de gevangenis in te vliegen.
Een van die vrouwen was Kommaly Chantavong, nu 64. Ze kwam in 1961 als vluchteling in Vientiane aan, en begon er later met het geld dat ze als verpleegster verdiende weefgetouwen te kopen om andere vrouwelijke vluchtelingen aan een inkomen te helpen. Ze zette een kleine coöperatie op die nu nog altijd bestaat en intussen 3000 leden telt.
De kennis die Chantavong als kind in haar familie in het noorden van Laos opdeed over de kweek van zijderupsen en het weven met zijde, kon ze pas inzetten toen president Kaysone Phomvihan besliste dat er niets fout was met zijde. Hij stelde de coöperatie van Chantavong 40 hectare grond ter beschikking in Xieng Khouang, dat altijd bekend had gestaan voor zijn zijdeproductie.
Zijdecultuur herleeft
Chantavong begon te innoveren. Ze produceerde nieuwe zijdesoorten die tegelijk zacht en stevig zijn en deed onderzoek naar alle natuurlijke kleurstoffen die in het land worden gebruikt. Chantavong stapte zes tot acht uur per dag rond om weefsters in de dorpen op te leiden, aan te moedigen en een deel van hun productie te kopen. Ze zetten weefhuizen op waar jonge mannen en vrouwen de finesses van de traditionele weefkunst onder de knie konden krijgen.
Chantavong droeg er in belangrijke mate toe bij dat de zijdecultuur weer kon opleven in Laos. Buiten de starthulp gebeurde het allemaal zonder veel steun van de overheid. De Laotiaanse regering lijkt blind voor de groeimogelijkheden die de zijdesector biedt. Laos trekt honderden buitenlandse ingenieurs aan om dammen te bouwen en grondstoffenvoorraden te exploiteren, maar er wordt niet geïnvesteerd in designers of technici die de zijdeproductie op een hoger niveau zouden kunnen tillen.
Zelfs Chantavong, die twee onderscheidingen van de VN-Cultuurorganisatie Unesco heeft gekregen, komt maar net rond met haar coöperatie. Ze heeft weinig internationale contacten en krijgt nauwelijks advies over wat buitenlandse kopers willen.