'Zwart humeur Prins der Duisternis is veelbetekenend' - analyse
Jim Lobe
30 maart 2003
Een week geleden was Richard Perle, de machtige
voorzitter van de adviesraad van het Pentagon, nog een tevreden man. Op een
feestje bij hem thuis vierde de aanvoerder van de neoconservatieve haviken
in de Amerikaanse regering de aftrap van de oorlog tegen Irak. Maar een week
later is Perle minder in zijn nopjes. De 'Prins der Duisternis' ziet zich
door een vermoeden van belangenvermenging genoodzaakt ontslag te nemen als
voorzitter van de Defense Policy Board (DPB). Ook het stokken van de invasie in
Irak belooft niet veel goeds voor de politieke toekomst van de haviken.
Nadat een journalist van de New York Times Perle’s financiële relatie met
het bankroete Global Crossing aan de klok had gehangen, diende Perle
eergisteren (vrijdag) zijn ontslag in als voorzittervan de DPB. Toen de
journalist in kwestie hem opbelde, gooide Perle de telefoon neer. De man
die door zijn doortrapte, effectieve maar kalme en charmante instelling
tijdens de koude oorlog desinformatie verspreidde en daarmee de bijnaam
Prins der Duisternis kreeg, heeft volgens waarnemers inderdaad een
rothumeur.
Dat hoeft uiteraard niet te verwonderen. Perle’s woede wordt door sommige
Amerikaanse waarnemers verklaard als ‘frustratie’. Perle heeft er flink de
pest in omdat zijn gehekelde connecties met Global Crossing allesbehalve
uniek zijn. Ieder beetje consultant in Washington zit in hetzelfde
schuitje, luidt het.
Maar Perle’s slecht humeur kan ook op iets anders, veel belangrijkers
wijzen. Voor de eerste keer sinds de neoconservatieve haviken na 11
september 2001 het laken naar zich toe trokken, raken de haviken in het
defensief. Ze krijgen het verwijt dat de oorlog niet volgens plan verloopt,
dat de Amerikaanse colonnes dreigen vast te lopen en dat vele Amerikaanse
levens op het spel komen te staan.
Meer dan welke andere politieke strekking ook hadden neoconservatieven als
Perle, defensieminister Donald Rumsfeld en zijn onderminister Paul Wolfowitz
en vice-president Dick Cheney de snelle ineenstorting van het Iraakse regime
voorspeld. Iraakse soldaten zouden zich meteen en massaal overgeven, de
Irakezen zouden de Amerikanen als bevrijders onthalen.
Inmiddels is echter al duidelijk, dat Saddam, zijn militair apparaat en het
Iraakse volk zich niet helemaal gedragen zoals voorspeld. Kenneth Adelman,
een prominente neoconservatief en lid van de DPB, gaf eergisteren (vrijdag)
in de New York Times toe dat de neoconservatieve voorspellingen en de daarop
gebaseerde oorlogsscenario’s een beetje te gemakkelijk kunnen blijken.
Een dag eerder had niemand minder dan de bevelhebber van de Amerikaanse
Strijdkrachten in de Golf, luitenant-generaal William Wallace, verklaard dat
de oorlog in waarschijnlijk een stuk langer zou duren dan voorspeld. De
vijand is enigszins anders dan die waar we al eens oorlog tegen voerden,
door de paramilitairen. We wisten wel dat ze er waren, maar niet hoe ze
zouden vechten. Op de vraag of het tot een langere oorlog kan leiden,
antwoordde Wallace dat het er zo naar uit begint te zien.
Ondanks deze toegevingen blijven andere haviken als Rumsfeld en Wolfowitz
erop hameren dat de oorlog gesmeerd verloopt. De tegenslagen die er zijn
geweest, worden op de zandstromen en onverwachte wreedheden van Iraakse
soldaten geschoven. Toch blijft iets van twijfel hangen, ook onder de trouwe
bondgenoten van de haviken zelf. Ik denk dat wij, haviken, mogelijk de
Iraakse gevoeligheid voor een soevereiniteitsschending hebben onderschat,
ondanks hun haat voor Saddam, zei columnist Andrew Sullivan aan de New York
Times.
Als dat werkelijk zo is, is een grote strategische fout gemaakt. Hoewel
(nog) vrijwel niemand in Washington durft twijfelen aan een uiteindelijke
Amerikaans-Britse overwinning, rijst de vraag hoe groot het aantal
slachtoffers van een straatoorlog in Bagdad wordt, en hoezeer het
(eigen)beeld van de VS van weldoener-wereldleider zal verschuiven naar dat
van een arrogante stier.
In elk geval worden in de hoogste regionen van de Amerikaanse macht de
messen al gewet voor een politieke afrekening, en het zijn de
neoconservatieven die als eersten op het hakblok zullen worden verwacht. Hoe
slechter de oorlog in Irak verloopt, hoe luider de vijanden van de
neoconservatieven zullen zeggen dat ze het altijd al hebben gezegd.
Op hun militaire ideeën worden de neoconservatieven nu al aangevallen. De
neoconservatieve strategen zijn voorstander van een relatief kleine
troepenmacht, die rekent op plaatselijke steun en met precisiebombardementen
verzet opruimt. Afgelopen week liet een aantal gepensioneerde generaals zich
kritisch uit over die strategie. Volgens de generaals wilde het Amerikaanse
leger zelf eigenlijk een nog veel groter troepenmacht inzetten, zoals de
post-Vietnam-militaire doctrine het voorschrijft. Volgens die doctrine moet
een veel grotere troepenmacht in een zeer breed front, grondig en behoedzaam
het hele terrein veroveren. De snelle push naar Bagdad is daar volgens hen
mee in strijd.
Tezelfdertijd hebben medewerkers van de CIA en hun collega’s van de
inlichtingendienst van Defensie (DIA) - onder de voorwaarde van
nonimiteit - verklaard dat hun waarschuwingen over Saddams paramilitaire
groeperingen in de wind zijn geslagen. Zij uitten hun frustratie over de -
volgens niet correcte - plannen en analyses die de neoconservatieven aan het
Pentagon en het Witte Huis opdrongen.
Niet alleen Richard Perle is zijn goed humeur kwijt, naar verluidt loopt ook
superenthousiasteling Rumsfeld er heden ten dage maar nukkig bij.