‘Waarom zien we enkel racisme wanneer een blanke man het opneemt voor zijn zwarte vrouw?’

Opinie

‘Waarom zien we enkel racisme wanneer een blanke man het opneemt voor zijn zwarte vrouw?’

‘Waarom zien we enkel racisme wanneer een blanke man het opneemt voor zijn zwarte vrouw?’
‘Waarom zien we enkel racisme wanneer een blanke man het opneemt voor zijn zwarte vrouw?’

‘Het is nu officieel: een blanke man met een Afrikaanse vrouw mag wel klagen over racisme. Alle andere klagers gelieve zich te onthouden.’ Die korte tweet – van deze witte man van meer dan middelbare leeftijd – zette een keten aan reacties in gang.

De getuigenis van van Peter Persyn in De Standaard over het racisme waarmee zijn (Congolese) vrouw en kinderen af te rekenen hebben, is raak.

En uiteraard resoneert zijn pleidooi om racisme ernstig te nemen en er waakzaam voor te blijven extra omdat hij volksvertegenwoordiger is voor de N-VA, een partij die de voorbije maanden vooral gecommuniceerd heeft dat racisme “relatief” is of in elk geval niet voldoende is om achterstand en frustratie te verklaren.

Maar daarover wil ik het niet hebben. Het was de verwijzing naar de getuigenis van VRT-journalist Peter Verlinden over het gevolg van racistische uitspraken voor zijn (Rwandese) vrouw en kinderen die bleef hangen. Die getuigenis kreeg, nog voordat het verhaal van Marie de vorm van een boek kreeg, uitgebreide aandacht op zijn eigen VRT. Dat resulteerde bijna meteen in een wijziging van toonaard in het debat over zwarte piet, want plots ging het niet meer over geschiedenis en principes, maar over kinderen en hun ervaringen op de speelplaats.

Het is nu officieel: blanke mannen met een Afrikaanse vrouw mogen wel klagen over racisme. Alle andere klagers gelieve zich te onthouden.

— Gie Goris (@GieGoris) April 26, 2016

Alle aandacht voor en elke aanklacht van racisme is een goede zaak, reageerde iemand in de loop van de dag op mijn tweet. Dat klopt, en beide voorbeelden tonen dat aan. De stem van Persyn zal binnen zijn N-VA een heel ander gehoor krijgen dan wanneer pakweg Meyrem Almaci of Nahima Lanjri eenzelfde signaal zouden geven. En een VRT-journalist met gewaardeerde staat van dienst in Afrika, die het opneemt voor zijn Afrikaanse vrouw, die krijgt meer ruimte voor zijn zaak dan wanneer Omar Ba of Nadia Nsayi dezelfde oproep doen.

Is het niet problematisch dat er meer mediaruimte beschikbaar is wanneer een blanke man het opneemt voor zijn Afrikaanse geliefde, dan wanneer ze dat zelf zou proberen?

De vraag die mij bezighoudt – en die de tweet van deze ochtend produceerde – is of de vaststellingen hierboven wel zo goed en zo normaal zijn. Is het niet problematisch dat er veel meer mediaruimte beschikbaar lijkt te komen wanneer een blanke man het opneemt voor zijn Afrikaanse geliefde of hun gezamenlijke kinderen, dan wanneer een Afrikaanse vrouw dat zelf, op eigen kracht en zonder witte toeverlaat zou proberen? Zou ze de weg kennen naar de redactie? Zou de redactie meteen de nieuwswaarde inzien van haar getuigenis? Of zou ze botsen op een diepe zucht: een zwarte die klaagt over racisme: niets nieuws, toch? Been there, done that?

Een andere reactie op Facebook deed me denken aan een citaat dat aan Deng Xiaoping toegeschreven wordt: het maakt niet uit of de kat wit is of zwart, als ze maar muizen vangt. Ras, afkomst, etniciteit of identiteit doen er niet toe, het is het standpunt dat telt. Mij lijkt dat eerder een beschrijving van de utopie waaraan hard gewerkt moet worden, maar stellen dat huidskleur niet uitmaakt in een debat over racisme is toch een soort kwadratuur van de cirkel.

Ik ben tegen de stelling dat alleen ouderen over leeftijd, alleen vrouwen over gender en alleen “allochtonen” over racisme kunnen spreken. Maar het maakt uiteraard wel degelijk een verschil of je in je eigen vel, afkomst of traditie aangevallen wordt. Het is wellicht die heel persoonlijke betrokkenheid die de blanke mannen ertoe aanzet om in naam van hun geliefden – toch ook hun eigen vlees en bloed – te reageren. Maar als je zelf onderwerp bent van discriminatie, pestgedrag of brutale uitsluiting, ben je wel de éérste die gehoord moet worden. Niet, zoals het nu al te vaak het geval is, de laatste.

Op Facebook stuurde iemand deze reactie: ‘Ik heb het hier eens even voorgelegd aan mijn Congolese vrouw. Zij is er zeker van dat als de Congolese mevrouw van mijnheer Persyn in de pen zou gekropen zijn het stuk niet zou gepubliceerd zijn.

Anderzijds – en dan spreek ik zelf – kan je het artikel ook lezen als een NV-A-er die zelf aan den lijve ondervindt dat racisme niet altijd relatief is, in tegenstelling tot wat zijn hooggeplaatste collega Homans vindt.

Als racisme inderdaad niet relatief is en vooral de zichtbaar Andere treft, dan is het niet alleen logisch maar noodzakelijk om de betrokkene zelf, rechtstreeks en bij voorrang het woord te geven. Over de kwetsuren en de structurele uitsluiting, maar uiteraard ook over de mooie ervaringen en projecten die ook bestaan. Het is aan de betrokkenen om uit te maken wat voor hen het zwaarst weegt: de structurele uitsluiting of de incidentele blijken van solidariteit.

@GieGoris: dan hebben media probleem; meeste Afrikanen die ik ken zijn zeer mondig; u bent als mediaman goed geplaatst om ze stem te geven

— Peter Persyn (@peter_persyn) April 26, 2016

In een Twittergesprekje naar aanleiding van mijn tweet over zijn getuigenis, schreef Peter Persyn (en als de grammatica kreupel is, ligt dat niet aan de volksvertegenwoordiger, maar aan het medium): ‘Dan hebben media probleem; meeste Afrikanen die ik ken zijn zeer mondig; u bent als mediaman goed geplaatst om ze stem te geven’.

Als je zelf onderwerp bent van discriminatie, ben je wel de éérste die gehoord moet worden.

Dat klopt. Het probleem is niet dat enkele witte betrokkenen het opnemen voor hun geliefden, het probleem is dat media pas ruimte maken als een witte man zich kwaad maakt over racisme. Of als enkele mannelijke BV’s zich willen outen als feminist. Telkens zie je dat de norm zichzelf reproduceert. Slachtoffers van uitsluiting zitten in de marge van het publieke debat en ze worden al snel weggezet als te emotioneel betrokken, terwijl de betere middenklasser even snel overkomt als een rationele stem die met de nodige afstand en nuance een en ander kan duiden.

Ik vrees dat er ook werk is binnen mijn eigen netwerk, want het waren met name witte middenklassers die reageerden op mijn stelling. Al stuurde ook mijn gewaardeerde ex-collega Olivia Rutazibwa nog een link door die verwees naar een discussie over wat een witte Engelsman geschreven had over de nieuwe cd van Beyoncé. Over die plaat heb ik volstrekt geen idee, maar een zekere Jamelia windt er in het stuk Dear Piers Morgan… in elk geval geen doekjes om: ‘You are a middle aged, British white man, you have no idea, i repeat, NO. IDEA. what it is like to be a Black Woman, and furthermore, the sacrificial, struggle-filled, tongue-biting, mask-wearing fight it is to become a successful one.’

Ik denk dat Vlaamse media dat soort stemmen vaker zouden moeten opzoeken in plaats van zichzelf te herproduceren. Als 140 tekens een signaal kunnen zijn om daar opmerkzaam voor te blijven, dan hebben sociale media toch een functie in het bredere mediagebeuren en dus in het gesprek over een toekomst die gedeeld en gezamenlijk zal zijn, of niet zal zijn.

Deze opinie werd gescheven op vraag van en gepubliceerd in De Morgen op 28 april 2016.