China is evenmin klaar voor de 21ste eeuw

Kristof Decoster

29 september 2009
Opinie

China is evenmin klaar voor de 21ste eeuw

"Baby you've come a long way", zouden we kunnen we stellen tegen de Volksrepubliek bij haar 60ste verjaardag, al trappen we daarmee ongetwijfeld een open deur in. China heeft sinds 1949 inderdaad een ‘lange mars’ afgelegd.

Het parcours was nogal bochtig, zoals bekend. Maar Mao staat niet alleen synoniem voor ideologische miskleunen als de anti-Rechtsen campagne, de Grote Sprong Voorwaarts of de Culturele Revolutie. Hij maakte van China ook terug een natie, bouwde basisgezondheidszorg uit ( cfr. de zogenaamde ‘barefoot dokters’ op het platteland), zorgde voor basisonderwijs voor iedereen en realiseerde de empowerment van vrouwen.
Er was dus een fundament om verder op te bouwen. Vanaf eind de jaren ‘70, toen China onder Deng koos voor het resoluut opengooien van de grenzen en de zegeningen van het kapitalisme omhelsde, ging het hard. China bleek een stuk behendiger dan andere landen bij het surfen op de woelige golven van globalisering.
De communistische partij zorgde voor een sterke staat en dus stabiliteit, waarin de Chinese ondernemerszin, marktfeeling en arbeidsethos volop konden gedijen. China is ondertussen al een tijdje de fabriek van de wereld en produceert hoogtechnologische produkten meer en meer zelf. Ook in de groene groeisectoren van de toekomst maakt het nadrukkelijk zijn opwachting.
De KP haalt anno 2009 zijn legitimiteit uit een combinatie van pragmatisch ‘goed bestuur’, prestigeprojecten die het nationalisme en de Chinese trots aanwakkeren, en het realiseren van sociale en economische mensenrechten voor honderden miljoenen mensen. China staat er terug op het wereldtoneel. Je kan ervan op aan dat Obama, Sarkozy en consoorten het telefoonnummer van Hu Jintao uit het hoofd kennen.

Corrupte official

De KP heeft echter tijdens de afgelopen 60 jaar ook talloze zaken niet kunnen of doelbewust verzuimd te verwezenlijken. Een meerpartijendemocratie die naam waardig bijvoorbeeld, of politieke vrijheden zoals we die bij ons kennen. Als een klein opdondertje van 6 tijdens een tv-show in Guangdong op de vraag van de host wat ze wil worden, prompt antwoordt ‘een corrupte official’, heb je als beleidspartij op zijn minst een imago-probleem.
De KP blijft ook erg wantrouwig t.o.v. een autonoom functionerende civil society. De evenwichtige, harmonieuze samenleving waar Hu Jintao van droomt, doemt nog niet echt op aan de horizon. Kapitalisme en globalisering hebben de sociaal-economische breuklijnen op scherp gesteld, en ook sommige ‘etnische minderheden’ voelen zich niet echt thuis in China, zoals de Oeigoeren en Tibetanen dit en vorig jaar nog onderstreepten.
Sinds kort proberen de bewindslui China op het spoor van een meer duurzaam ontwikkelingsmodel te zetten, maar ondanks alle berichten dat het Rode China in snel tempo vervelt tot een Groen China, is de weg nog lang. China is er vooralsnog ook niet in geslaagd om een serieuze stock aan ‘soft power’ uit te bouwen, zeker in het Westen. Het internationale imago van het land blijft, terecht of onterecht, problematisch. Succesrijke Olympische spelen hebben daar niet bijster veel aan veranderd. Ontzag voor de Chinese moloch, dat wel. Maar vertrouwen?

Onvoldoende gewapend voor 21ste eeuw

De hamvraag anno 2009 is of het zogenaamde ‘Chinese model’, oftewel autoritair, pragmatisch technocratisch beleid onder leiding van één partij, die zweert bij een mix van markt en staat, in staat is om ook de volgende 60 jaar de uitdagingen aan te pakken die op het land afstormen. Zijn ze met andere woorden voldoende gewapend voor de 21ste eeuw ? Helaas.
Op het eerste zicht lijken Chinezen nochtans een comparatief voordeel te hebben op het Westen, getuige de wijze waarop ze uitdagingen zoals de gezondheidszorghervorming of het groener maken van hun economie onverwijld en slagkrachtig aanpakken. Als het leadership eenmaal van een en ander overtuigd is, is er doorgaans geen houden aan. Amerika en de EU hebben het veel moeilijker om structurele hervormingen door te drukken, vaak blijken incrementele hervormingen het hoogst haalbare in onze landen.
Een resem factoren vormen de verklaring voor die sputterende motor van onze liberale democratieën aan het begin van de 21ste eeuw: checks & balances die hun doel voorbijschieten (zie de wurggreep van de Amerikaanse senaat op het gezondheidszorghervormingdebat in de VS), commercieel functionerende media (die een vette kluif hebben aan fenomen als Wilders, en  meer in het algemeen smullen van polarisering ), een NIMBY attitude bij veel burgers, en last but not least een overdaad aan belangengroepen en lobby’s die op de rem gaan staan, als hun eigen belangen in het gedrang komen (waar zoiets toe kan leiden, bewijst het zo goed als failliete Californië momenteel ). Onze kaduke democratieën zijn toe aan hervorming, dat is duidelijk.

Schijn

China lijkt daarentegen op dit ogenblik de wind in de zeilen te hebben, letterlijk en figuurlijk. De Chinese doortastendheid en langetermijnvisie zijn echter maar schijn. Zonder echt vrije media die hun watchdog-rol kunnen spelen, en met belangengroepen die nog meer dan bij ons in de coulissen invloed trachten uit te oefenen via belangenvermenging of erger, een civil society die helaas nog altijd schichtig om zich heen moet kijken of het niet de een of andere vage regel overtreedt, en met een rechtsstaat die slechts moeizaam vorm krijgt, zal er allicht een grote kloof blijven bestaan tussen wat de leiders aan de top willen en in wetten gieten, en wat er uiteindelijk van geïmplementeerd wordt op het terrein.
Verlicht technocratisch despotisme heeft zijn grenzen. Intra-partijdemocratie of de anti-corruptiecampagnes die slag om slinger georganiseerd worden (de jongste in Chongqing), zijn  doekjes voor het bloeden, dat besef begint ondertussen zelfs te dagen in de hoogste echelons van de partij. De Chinese leiders lijken echter de voordelen van democratie te willen, zonder de nadelen. Vraag is of dat mogelijk is, en of ‘democratie’ niet een all-in package is.
Belangrijker nog is het feit dat de Chinese leiders, vanuit hun technocratische en vooral materialistische denkwijze (alle beleid staat in functie van het verhogen van de levensstandaard van Chinezen), niet in staat zijn om een afdoend antwoord te verzinnen op de paradigmatische uitdaging die de klimaatverandering stelt aan ons economisch model. Niet dat het Westen er meer van bakt. Onze veelgeprezen liberale democratieën waren altijd al slechte leerlingen als het erop aankwam om globale democratie te promoten (zie de samenstelling van instellingen als het IMF en de Wereldbank), en globale sociale en economische mensenrechten werden door onze leiders doorgaans verwezen naar de categorie ‘gebroeders Grimm’.
Ook nu denken we nog steeds dat alles min of meer bij het oude kan blijven, en we kunnen blijven groeien, als het maar ‘duurzamer’ gebeurt. De ecologische ‘sense of urgency’ waarvan onze leiders (Barroso bv.) blijk geven, is even verbijsterend als de klimaatopwarming zelf, al moeten we daarvoor ook in eigen boezem kijken. De westerse publieke opinies oefenen immers bij lange na niet genoeg druk uit op politici, en blijven zich vooral uitsloven tegen hoofddoeken of om grootmoeders waar de stekker dreigt te worden uitgetrokken.
Tegen 2020 of, erger nog, tegen 2050, moet het qua milieu allemaal gebeuren: je hoort onze toppolitici brommen “we hebben nog wel effe (lees: een paar verkiezingen) tijd, laat ons maar eerst de financieel-economische crisis en de begroting aanpakken”. En we pakken er nog wel effen Opel bij ook, denkt Kris Peeters. Niet dat liberale democratieën het vroeger zoveel beter deden: al te vaak bleken vaak wereldoorlogen noodzakelijk om grote structurele hervormingen door te voeren. Algemeen stemrecht kwam er pas na WO I, en de horror van WO II bleek nodig opdat het draagvlak groot genoeg zou zijn voor sociale zekerheid en de VN.

Als een klein opdondertje van 6 tijdens een tv-show de vraag krijgt van de host wat ze wil worden, en prompt antwoordt ‘een corrupte official’, heb je als beleidspartij op zijn minst een imago-probleem.

Globale solidariteit

Maar om terug te komen op de Chinezen: als ze erin zouden slagen om hun huidige pragmatische model op een andere leest te schoeien, en meer globaal, als wereldburgers te beginnen denken, met ook oog voor globale solidariteit en ecologische duurzaamheid op wereldschaal, dan maken ze een kans. Ze kunnen zich misschien laten inspireren door hun oude religieuze erfgoed, taoïsme en boeddhisme vooral, die meer oog hebben voor interdependentie, solidariteit en zorg voor natuurlijke resources.
Voorlopig is de kans daarop echter quasi nihil. Het gros van de Chinezen hangt paradigma’s en normen aan die nog veeleer bij de 20ste eeuw horen: vooruitgangsoptimisme, zowel individueel als op het niveau van de samenleving, streven naar economische groei, een confucianisme dat competitiviteit hoog in het vaandel draagt (kijk naar het darwiniaanse onderwijssysteem dat de Chinese middenklasse promoot, of de trots om de opkomende supermacht China ), ‘het maken’ in het leven, en dies meer.
Dat we allemaal samen in hetzelfde schuitje ronddobberen op deze aardkluit, en ons lot verbonden is met dat van mensen duizenden kilometers verderop, dat inzicht is nog maar weinig verspreid. De competitieve ‘homo economicus’ is nog steeds springlevend. Ook nu luidt in het nieuwe ‘Groene’ China het credo : “We moeten vlugger dan de anderen groen worden, om ze zo uit die nieuwe lucratieve markt te duwen.” De recente controverse rond zeldzame metalen spreekt boekdelen.
Mocht de KP tegen alle verwachtingen in toch op korte termijn verdwijnen, of slechts één van een stuk of wat democratische partijen zou worden,  wordt de situatie er niet noodzakelijk rooskleuriger op. Vaak oefent de KP nu immers nog een matigende invloed uit, bv. qua nationalisme, op de talloze jonge Chinezen die een hardere aanpak van Oeigoeren of Tibetanen voorstaan.
Wie denkt dat een democratisch China de Dalai Lama met open armen zou ontvangen, zal allicht van een kale reis thuiskomen. De kans is helaas onnoemelijk veel groter dat Chinese equivalenten van Rush Limbaugh of Geert Wilders op de han-Chinese onderbuik zouden mikken. Het weinig verkwikkelijke schouwspel dat de Amerikaanse ‘democratie’ anno 2009 biedt, geeft een idee van hoe een Chinese democratie zou kunnen functioneren. Sommige Chinese bloggers lopen zich alvast warm.  
Lees ook de MO*paper: De ‘Gele Reus’ in ademnood?