Europa als motor van ontwikkelingssamenwerking

Philippe De Backer

18 januari 2008
Opinie

Europa als motor van ontwikkelingssamenwerking

Op 16 januari 2008 werd bekendgemaakt dat België slechts 0,43 procent van zijn BBP heeft uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. Nochtans wordt internationaal vooropgesteld dat dit minstens 0,7 procent van het BBP moet zijn tegen 2010. Maar onze excellenties hebben vandaag andere kopzorgen.

Het hervormen van de staat is prioriteit nummer 1. Toch wordt ook in de nota Verhofstadt gesproken over ontwikkelingssamenwerking. De nota stelt voor om ontwikkelingssamenwerking te herfederaliseren. Verhofstadt maakt in deze een correcte redenering door te stellen dat een versnippering van de middelen nadelig is voor ontwikkelingssamenwerking en dat een coherent beleid met buitenlandse zaken noodzakelijk is.
Toch wordt deze redenering niet doorgetrokken. Het lijkt me immers evident dat een echt coherent beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking het best kan plaatsvinden op een Europees niveau. Lange tijd werd gedacht dat een eengemaakt Europees leger de motor van een Europees buitenlands beleid zou zijn. Zou het geen te overwegen optie zijn om ontwikkelingssamenwerking de motor te laten zijn van een nieuw eengemaakt Europees buitenlands beleid?
Alle oude natiestaten van Europa verdedigen via ontwikkelingssamenwerking nog steeds hun eigen neo-koloniale achtertuin. Projecten worden weinig op elkaar afgestemd en er wordt weinig rekening gehouden met initiatieven in omringende landen. Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruikt om de eigen nationale belangen veilig te stellen, dikwijls ten koste van de zich ontwikkelende landen. Hierin kan de Europese Unie verandering brengen en een doorslaggevende rol spelen. Ook in ontwikkelingssamenwerking kan Europa een motor zijn voor het loskomen van natiestaat of etnie en het opkomen voor en verspreiden van fundamentele rechten en vrijheden.
Een eengemaakt Europees beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft nog een bijkomend voordeel. Europa beschikt immers over een van de grootste sleutels tot ontwikkeling van het Afrikaanse continent, het Europese landbouwbeleid. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie is nefast voor de Afrikaanse boeren. Ongeveer 44 procent van het Europese budget wordt besteed aan prijsondersteuning, quota’s en subsidies (inclusief exportsubsidies en importtarieven). Deze maatregelen ondermijnen de kansen van Afrikaanse landbouwers om een duurzame landbouw op te bouwen. De concurrentie met goedkope, gesubsidieerde producten uit Westerse landen is moordend. Dit vormt een serieuze rem op de ontwikkeling van het Afrikaanse continent.
Daartegenover staat dat Europa ook maar 0,3 procent van zijn budget besteed aan ontwikkelingssamenwerking. Ook Europa schiet dus te kort op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Europa kan dus perfect zijn budgetten herschikken en voldoen aan de internationale normen. Door het afslanken van zijn landbouwprogramma’s en het inzetten van deze middelen voor ontwikkelingssamenwerking wordt het mogelijk om een duidelijk en coherent beleid te voeren dat het Afrikaanse continent echt ondersteund.
Westerse landen hebben de afgelopen decennia miljarden euro’s aan ontwikkelingssamenwerking uitgegeven. De successen zijn dikwijls minimaal en de grote problemen zijn niet anders dan dertig jaar geleden. Het is dus geen optie om nog meer van het zelfde te doen en gewoon nog meer budgetten vrij te maken. Er moet ook fundamenteel iets veranderen aan hoe we aan ontwikkelingssamenwerking doen.
Zoals William Easterly aangeeft in zijn boek The White Man’s Burden: Why the West’s Efforts to Aid the Rest Have Done So Much Ill and So Little Good moeten we durven toegeven dat het Westen tot hiertoe gefaald heeft in zijn ontwikkelingssamenwerking en blijft falen. Een eengemaakt Europees beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking mag dan ook niet in de val trappen van de grote, utopische plannen die nu dikwijls worden losgelaten op ontwikkelingslanden. Dergelijke plannen zijn nefast en besmet met wat Karl Popper ‘utopian social engineering’ noemt. Zoals de oude kolonialen wordt er van uitgegaan dat wij weten wat het best werkt voor iedereen.
De bestaande strategieën vertonen te weinig accountability en feedback. Zonder deze accountability voor mislukkingen zullen slecht draaiende economieën en corrupte overheden nooit omgevormd worden in economische groei en stabiliteit. En zonder feedback van de armen ter plaatse voor wie de hulp bedoeld is, begrijpt niemand waar de hulpmiddelen terecht moeten komen. De echte overwinningen op armoede worden bereikt door lokale oplossingen en kleinschalige projecten, dicht bij de mensen. Het mogelijk maken van welvaart genererende, stabiele en duurzame economische groei is daarbij prioritair. Microfinanciering, het voorzien van eigendomsrechten op land die eventueel kunnen worden omgezet in leningen en micro-ondernemingen zijn de tools.
Europa kan de condities en randvoorwaarden creëeren waarbij ontwikkelingslanden echt de mogelijkheid krijgen om vooruit te gaan. Het verdwijnen van de Europese landbouwsubsidies zullen boeren in het Zuiden ademruimte geven. Het ondersteunen van lokale en kleinschalige projecten waarbij kennis en tools worden overgebracht kan als echte motor van ontwikkeling beginnen werken. Het verdedigen en vrijwaren van fundamentele vrijheden en rechten kan voor de nodige stabiliteit zorgen. Enkel deze geïntegreerde aanpak geeft ontwikkelingslanden een echte kans.
Philippe De Backer
De auteur is voorzitter van Jong Vld Nationaal. Hij schreef deze tekst voor Liberales, een onafhankelijke denktank binnen de liberale beweging.