WWF
“‘Europa mist de klimaatboot’
De Europese Raad heeft een uitgelezen kans gemist om de doelstellingen te versterken voor een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Daarmee faalt de EU erin om de laatste, cruciale week van de onderhandelingen in Kopenhagen vooruit te helpen. Dat is het oordeel van WWF op de besluiten van de Europese Raad van 11 december.
‘Dit heeft ons erg ontgoocheld. De EU heeft altijd geprobeerd om zich te positioneren als de leider in het debat over de klimaatverandering. Maar die bewering is hoe langer hoe holler aan het worden’, zegt Sam Van den plas, klimaatspecialist van WWF-België.
‘Voor de wetenschap is het meer dan duidelijk dat de industrielanden hun uitstoot met 40 procent moeten verminderen tegen 2020 om de opwarming te beperken tot minder dan 2 graden. Toch is de EU er nogmaals niet in geslaagd om haar doelstellingen op te trekken tot meer dan de al beloofde 20 procent, terwijl deze doelstelling al bereikt kan worden zonder enige extra inspanning binnen de Europese grenzen.”
Achterpoortjes open
Het lijkt er ook op dat de EU er niet in geslaagd is om twee andere belangrijke achterpoortjes te sluiten die de al zwakke doelstellingen verder zullen ondermijnen. ‘Zolang de EU geen vooruitgang boekt in het oplossen van de zogenaamde hete lucht – het teveel aan uitstootrechten van de Oost-Europese lidstaten – en zolang er boekhoudkundige trucs blijven bestaan voor het landgebruik van land en de uitstoot van de bosbouw, zal de ambitie van eender welke Europese doelstelling op het vlak van emissiereductie veel minder zijn dan het lijkt,’ zegt Van den plas.
‘Dit achterpoortje zou landen toelaten om zelf de hoeveelheid ontbossing te voorspellen, waarna ze emissierechten kunnen opstrijken omdat ze minder ontbossen dan hun eigen voorspellingen. Aangezien ze het referentieniveau kunnen leggen waar ze zelf willen, betekent dit dat de landen de ondergang kunnen voorspellen, vervolgens in de praktijk een ramp realiseren, en krediet nemen voor het verschil.’
Vier Belgische ministers naar Kopenhagen
In de komende week is het aan de ministers om dat kader met concrete cijfers in te vullen. Vanaf volgende week zullen de vier Belgische Leefmilieuministers aanwezig zijn in Kopenhagen, wat nog nooit eerder gebeurd is in het kader van de klimaatonderhandelingen. Ook Premier Leterme wordt eind volgende week verwacht in Kopenhagen.
‘Het is de taak van de ministers die nu aankomen in Kopenhagen, om de concrete cijfers in te vullen, zowel qua emissiereductie als qua financiële middelen die nodig zijn om een akkoord mogelijk te maken,’ zegt Van den plas.
‘We rekenen op de aanwezige Belgische ministers om zich gezamenlijk in te zetten voor een ambitieus, eerlijk en wettelijk bindend klimaatakkoord in Kopenhagen. Bij het invullen van de cijfers kunnen ze de kloof dichten tussen de ambitie die de regeringen tot nu toe hebben getoond en wat nodig is om gevaarlijke klimaatverandering te vermijden.’
Volgens Van den plas hebben de ministers en daarna de staats- en regeringsleiders de kans om nog enkele problemen op te lossen die de onderhandelaars niet konden aanpakken. Eerder deze week waarschuwde WWF al dat de teksten die door de voorzitters van de werkgroepen voorgesteld waren, geen antwoord bieden op de vragen over het wettelijk bindend karakter van het akkoord.
Water in de wijn doen
Als de kloof kan gedicht worden tussen wat de industrielanden bereid zijn te doen, en wat de opkomende en zich ontwikkelende landen willen zien gebeuren, dan zal er in Kopenhagen een klimaatakkoord bereikt worden. ‘Het is duidelijk dat er aan beide zijden iets moet gedaan worden voor een groter wereldwijd resultaat,’ besluit Van den plas.
Voor de rijke landen wijst de wetenschap en de rechtvaardigheid duidelijk in de richting van meer uitstootreductie en meer geld op tafel voor de landen die de klimaatverandering amper hebben veroorzaakt maar wel het ergst zullen lijden onder de gevolgen ervan. Langs de andere kant verwelkomen we de engagementen van de opkomende economieën, maar we willen dat hun inspanningen deel uitmaken van en gemeten worden binnen de wereldwijde inspanning.’