Luis Felipe Lopez-Calva (UNDP)
Telewerken is een privilege
“‘Google-data tonen: wie arm is kan moeilijker thuisblijven’
Thuisblijven is een belangrijke pijler in de strijd tegen de coronacrisis. Maar voor veel mensen is dat geen optie, omdat ze dan helemaal zonder inkomen vallen, zegt Luis Felipe Lopez-Calva, directeur Latijns-Amerika van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP).
Thuisblijven in de strijd tegen het coronacrisis is voor velen geen optie.
Een van de pijlers van het beleid om de verspreiding van COVID-19 te beperken is mensen aanmoedigen om thuis te blijven. Sociale afstand, noodtoestanden en quarantaines zijn essentieel geworden in de strijd om de curve af te vlakken.
Luxe
Een recent artikel toonde aan, op basis van locatiegegevens van mobiele telefoons van ongeveer 15 miljoen gebruikers in de Verenigde Staten, dat thuisblijven tijdens de uitbraak van het coronavirus een luxe is die velen zich niet kunnen veroorloven.
Uit de data blijkt dat mensen uit alle inkomensgroepen zich minder verplaatsten dan voordien, maar ook dat de rijken vaker thuis bleven en daar enkele dagen eerder mee waren begonnen dan mensen met een lager inkomen.
Uiteindelijk geniet een minderheid het privilege om aan telewerken te doen vanuit de veiligheid van het eigen huis
Deze data laten dus de ongelijkheid zien in de mogelijkheid om onszelf en onze omgeving te beschermen tegen het virus. Uiteindelijk geniet een minderheid het privilege om aan telewerken te doen vanuit de veiligheid van het eigen huis.
Informele sector
Latijns-Amerika en de Caraïben zijn een regio met hoge armoedecijfers waar meer dan de helft van de beroepsbevolking werkt in de informele sector. Thuisblijven is voor velen een nog grotere uitdaging, omdat ze het zich simpelweg niet kunnen veroorloven om thuis te blijven: anders hebben ze geen inkomen.
Als regeringen hun gezondheidsstrategieën willen doen slagen, dan moeten ze ook kwetsbare groepen economisch compenseren, niet alleen de armen. Gezien de urgentie is dit niet het moment om ons zorgen te maken over fouten van wie daar wel of niet onder valt.
Gegevens van Google
Met de gegevens die Google heeft gepubliceerd in zijn COVID-19-rapporten over mobiliteit, kunnen we zien hoe mobiliteitspatronen veranderd zijn in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied.
De gegevens dateren van 29 maart 2020 en laten zien hoe verplaatsingen, en hun duur, naar verschillende bestemmingen veranderen in verhouding tot een referentieperiode (de vijf weken tussen 3 januari en 6 februari 2020).
De gegevens slaan op veranderingen in mobiliteit naar bestemmingen die relevant zijn voor inspanningen op het gebied van sociale afstand, en ook voor toegang tot essentiële diensten.
Minder verplaatsingen
De rapporten bevatten met name gegevens voor de volgende soorten bestemmingen: detailhandel en recreatie (restaurants, kroegen, winkelcentra, pretparken, musea, bibliotheken en bioscopen); supermarkten en apotheken (supermarkten, levensmiddelenwinkels, boerenmarkten, speciaalzaken en apotheken); parken (nationale parken, openbare stranden, jachthavens, pleinen en openbare tuinen); transitstations (knooppunten van openbaar vervoer, zoals metro-, bus- en treinstations); werkplekken; en woonplaatsen.
In Latijns-Amerika en de Caraïben tonen de data een daling van de verplaatsingen buitenshuis als gevolg van COVID-19, met grote verschillen tussen landen en soorten bestemmingen.
In landen met een hoger percentage mensen die in armoede leven, is de daling van de verplaatsingen buitenshuis lager
De verplaatsingen naar transitstations daalden gemiddeld met 71 procent, naar winkels en recreatiegebieden met 69 procent, naar parken met 63 procent, naar supermarkten en apotheken met 48 procent, en naar werkplekken met 44 procent; naar woonlocaties stegen ze met 20 procent.
Bolivia en Mexico
De grootste veranderingen in mobiliteitspatronen traden op in Bolivia, Aruba, Colombia, Argentinië, Ecuador, de kleinste in Mexico, Trinidad en Tobago, Nicaragua en Haïti.
(Het is belangrijk om in gedachten te houden dat de gegevens mogelijk niet strikt vergelijkbaar zijn, aangezien Google aangeeft dat de definitie van de bestemmingen per land varieert.)
Om een beter beeld te krijgen van de ongelijkheid in mobiliteitspatronen, moeten we de verschillen in trends in kaart brengen volgens geslacht, etniciteit en sociaaleconomische status. Helaas zijn de gegevens momenteel niet beschikbaar in zo’n uitgesplitst formaat.
Aandeel van armoede
Maar als we veranderingen in mobiliteitspatronen vergelijken met het aandeel van de bevolking dat in armoede leeft in elk land, zien we ruwweg hoe de economische ongelijkheid ook zichtbaar wordt in de mobiliteit.
In landen met een hoger percentage mensen die in armoede leven, is de daling van de verplaatsingen buitenshuis lager.
Deze link tussen mobiliteit en armoede is zichtbaar voor alle soorten niet-residentiële bestemmingen, en voor alle internationale armoedenormen (1,90 dollar per dag, 3,20 dollar per dag en 5,50 dollar per dag).
Compensatie
Voor het beleid geeft dit aan, dat om inperkingsmaatregelen te laten slagen, compensatie moet worden overwogen voor wie geen inkomen kan genereren, met name in een context van hoge armoede en hoge informaliteit.
Netwerken van sociale zekerheid die informele werknemers alternatieve inkomstenbronnen bieden, kunnen bijvoorbeeld deze bevolkingsgroep helpen hun verplaatsingen buitenshuis te verminderen.
Zonder dit beleid is isolatie voor sommigen misschien gewoon geen optie, en blijft corona een virus dat de armen blijft discrimineren.
Luis Felipe Lopez-Calva is directeur Latijns-Amerika van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP).