Het belang van goede journalistiek

Tinneke Beeckman

28 oktober 2011
Opinie

Het belang van goede journalistiek

Het belang van goede journalistiek
Het belang van goede journalistiek

Het Gentse filmfestival vertoonde vorige week Page One. Inside The New York Times, een documentaire van Andrew Rossi (1). Een aanrader. The New York Times geldt al decennialang als dé referentie voor journalistieke kwaliteit. Maar het gaat niet goed met deze krant. Dalende verkoopcijfers en dalende reclame-inkomsten bedreigen haar voortbestaan. Zou het kunnen dat ze verdwijnt?

Toegegeven, de NYT heeft in het verleden steken laten vallen die haar geloofwaardigheid aantastten, zoals foute berichtgeving van J. Miller over vermeende nucleaire wapens in Irak, vlak voor de Amerikaanse inval in 2003. Met deze foute berichtgeving voedde de krant de indruk dat mediabedrijven een andere agenda hebben dan het objectief weergeven van feiten.

Maar de belangrijkste oorzaak van de malaise ligt elders: het streven naar winst bemoeilijkt ‘dure’ onderzoeksjournalistiek. Ook de opkomst van nieuwe media zet georganiseerde, professionele(re) media onder druk: liever dan de papieren krant te lezen, halen vooral jongeren hun nieuws op internet, via blogs en sociale media. Voorlopig heeft nog geen enkele krant of tijdschrift een manier gevonden om via internetsites voldoende inkomsten te genereren om een hele redactie te onderhouden. Goed nieuws is wel dat betalend internetbezoek stijgt (De Standaard 21/10/2011, gegevens over de Verenigde Staten).

Media en democratie

Het mogelijk verdwijnen van grote nieuwsredacties bedreigt de democratie. Waarom? Tenslotte lijken die nieuwe media precies vanuit democratisch oogpunt een goede zaak. Zo hebben Twitter en Facebook een belangrijke rol gespeeld tijdens de ‘Arabische lente’. Burgers kunnen nu optreden als activist, met hun gsm beeldopnamen maken en de wereld rondsturen, medeburgers verwittigen, ideeën delen, betogingen en protestacties organiseren. Burgers delen informatie zonder de goedkeuring van redacties of overheden. Is dat geen antwoord op al te sterke invloeden van bedrijven en lobbygroepen op de media: dat vrije individuen met elkaar communiceren? Natuurlijk wel, en sociale media hebben dan ook heel wat te bieden.

Toch blijft de professionele media een onvervangbare functie vervullen. Op haar beste momenten neemt de media namelijk een taak op zich die voor een blogger of burgerjournalist bijna onhaalbaar is: de machtsstrijd winnen die je aangaat als je concrete gevallen van machtsmisbruik in de politiek of in het bedrijfsleven viseert. Ik geef drie voorbeelden.

New York Times tegen corrupte bedrijfsleiders

Een eerste komt uit de genoemde documentaire, waarin NYTimes-journalist David Carr een artikel voorbereidt over het failliet van een ander mediabedrijf, de ‘Tribune Company’. Enkele jaren voordien werd dat bedrijf overgenomen door managers die alleen in winst geïnteresseerd waren, en niet omkeken naar de journalistieke deontologie. Uiteindelijk ging het bedrijf ten onder en verloren vele mensen hun baan. En streken de ceo’s miljoenen dollars op in bonussen… Ontevreden werknemers stuurden aan Carr informatie over wanpraktijken, zoals corruptie en seksuele intimidatie.

Carr besloot een artikel te schrijven. Eerst vroeg hij een reactie aan de betrokkenen, zoals het journalistiek hoort. Het resulteerde in dreigementen met juridische acties vanwege de Tribune Company. Maar dat hoefde Carr zich niet aan te trekken: zijn redactie steunde hem. En dan begint de kracht van de NYT als bedrijf te spelen, in het voordeel van de journalist. Carr stelde rustig dat hij zijn taak had voltooid. Hij publiceerde zijn explosieve stuk. Twee weken later moest de bedrijfsleider van de ‘Tribune Company’, Randy Michaels, ontslag nemen.

Washington Post tegen een corrupte president

Tweede voorbeeld. In 1974 deed de Republikeinse president Richard Nixon afstand van het presidentschap. Na jaren onderzoek – en enkele honderden artikels – hadden twee journalisten van The Washington Post aangetoond dat Nixon betrokken was bij een inbraak in het hoofdkwartier van ‘Democrats’, de oppositiepartij, om afluisterapparatuur te installeren: het ‘Watergate’-schandaal. Nixons positie was onhoudbaar geworden: de artikels leidden tot allerlei onderzoekscommissies die feiten als corruptie aan het licht brachten.

Carl Bernstein en Bob Woodward, de twee jonge, ijverige journalisten van The Washington Post werden helden. Alan J. Pakula verfilmde hun avontuur in All the President’s Men (2). Op dat ogenblik was hun krant nog in handen van Katharine Graham. Ze steunde haar journalisten honderd procent: mocht er druk komen om bronnen vrij te geven, bijvoorbeeld, was ze zelfs bereid om naar de gevangenis te gaan (3).

Haar houding was een onmisbare schakel in het hele gebeuren: wie het opneemt tegen de corruptiepraktijken van een zetelende president, heeft de bereidheid van een hele instelling nodig om zo’n gevaarlijke gevecht aan te gaan.

Panorama over klokkenluiders in Hasselt

Ten derde, recenter en veel dichter bij huis. Op 6 oktober 2011 verscheen een reportage van ‘Panorama’ over het moeilijke lot van klokkenluiders bij de Hasseltse politie. Een uitzending die praktijken toont die elke verbeelding tarten in een ‘democratie’. Ook de burgemeester van Hasselt, Hilde Claes, en procureur Rubens werden vernoemd. Meteen na de uitzending volgde commentaar die tot doel had de geloofwaardigheid van de journalisten te ondermijnen. Procureur Rubens noemde de reportage ‘tendentieuze, zwakke journalistiek’.

In een open brief beschuldigde Hugo Lamon, advocaat van de bekritiseerde Hasseltse politiezonde Hazodi, de journalist Wim Van den Eynde ervan de rechsgang te willen beïnvloeden. Een zware aanklacht. Van den Eynde antwoordde met een verwijzing naar de nageleefde deontologische code voor journalisten en herleidde de kritiek tot een ‘grap’ (De Standaard, 7/10/2011).

Het strekt de VRT-redactie tot eer dat ze pal achter de journalisten van deze Panorama-uitzending bleef staan, ondanks de kritieken. Opnieuw blijkt hoe belangrijk het is voor journalisten om de steun te hebben van een geloofwaardige instelling.

Kostenplaatje

De gekozen voorbeelden zijn uitzonderlijke journalistieke omstandigheden. Meestal brengt een reporter minder gecontesteerd nieuws. Maar de mogelijkheid om, indien nodig, ook zulke reportages te brengen, maakt het hele verschil tussen het hebben van een pers die de democratie versterkt, of niet.

Misschien iets om aan te denken als sites van kwaliteitskranten of tijdschriften uit financiële noodzaak betalend worden. Want dat betalen ligt moeilijk: we zijn gewend dat nieuws gratis is. We beseffen te weinig welk prijskaartje aan goede journalistiek hangt. Maar we zouden ongetwijfeld een veel hogere prijs betalen, indien dergelijke journalistiek verdween: het einde van kritische vragen over machtige bedrijven of politici, dus het einde van de democratie. Echt een buitengewoon kostelijke zaak.

Dit artikel verscheen eerder op tinnekebeeckman.deredactie.be

Tinneke Beeckman is filosofe en postdoctoraal onderzoekster aan de VUB. Ze is eindredactrice en coauteur van het boek Spinoza. Filosoof van de blijheid.

Bronnen

(1) “Page One. Inside the New York Times”, regisseur: Andrew Rossi, 2011, met David Carr, Carl Bernstein, Tim Arango ea.

(2) “All the President’s Men”, regisseur: Alan J. Pakula, 1976 met Dustin Hoffman, Robert Redford, Jack Warden ea.

(3) Aldus Carl Bernstein over een gesprek met Ben Bradlee, hoofdredacteur van ‘The Washington Post’, in de documentaire “Out of the shadows: the man who was deep throat” van Gary Leva, 2006.