“‘Het verdriet van de “allochtoon”’
‘Een brug waaraan duizenden mensen jarenlang aan gewerkt hebben, werd dinsdag opgeblazen’, zo antwoordde Latifa (48) uit Antwerpen toen ik haar om een reactie op de aanslagen in Brussel vroeg.
Eigenlijk wil niemand van de mensen die ik heb benaderd hierover geïnterviewd worden. Het zijn ook allemaal mensen met een Marokkaanse achtergrond. Ik had er zelf een slecht gevoel bij. De verslagenheid is alom. Het werkt verlammend. De ramp is zo dichtbij dat ze op de huid plakt. Het verdriet is zo groot dat de tranen die niet meer weggemoffeld kunnen worden, blijven voortvloeien. En de angst grijpt naar de keel, vooral van volwassenen die hun jarenlange inzet verloren zien gaan. Welke toekomst geven zij aan hun kinderen? In welke samenleving gaan zij het verder moeten doen? De woede kan geen kant op. Maar wat kan er gezegd worden dat nog niet al gezegd is geweest?
Moedeloosheid
Het gevoel van moedeloosheid, van fatalisme is er. Maar ook het besef dat er toch verder moet gewerkt worden aan sociale cohesie, aan bruggen bouwen. Omdat er geen andere keuze is, voor niemand. Maar het is te vroeg om helder te kunnen nadenken, laat staan om antwoorden te geven. Khadija Zamouri (Open-VLD) is verontwaardigd. ‘Eerst werd er geïnsinueerd dat een hele buurt een voortvluchtige terrorist heeft geholpen om zich schuil te houden. En vandaag vroeg een journalist me of ik het niet nuttig vond dat moslims zich van de aanslag zouden distantiëren. En masse.’
Het is te vroeg om helder te kunnen nadenken, laat staan om antwoorden te geven.
‘Maar waarom moeten mensen zich verantwoorden voor iets waarmee ze niets mee te maken hebben? Waarom is mijn identiteit belangrijk? Ik ben Belg en Brusselaar. Ik ben evenzeer slachtoffer, net zoals eender wie in dit land. De schoonzus van een vriendin van mij is nog altijd spoorloos. Heel waarschijnlijk is ze omgekomen. Haar kinderen vragen nog wanneer hun mama terugkomt. Hoe moet ik met dat verdriet omgaan? En hoelang nog moeten wij, mensen met een migratieachtergrond, blijven aangesproken worden als buitenstaanders? Wanneer gaat het ophouden? Mijn twee oudste kinderen zijn twintigers. Ze zijn van de derde generatie. En we spreken al van een vierde generatie.’
‘Wilt u dat ik reageer op de aanslagen? Wilt u dat ik iets vertel over onze samenleving?’, vraagt Zamouri retorisch. ‘Laat me dat dan doen vanuit mijn functie als politica, vanuit het domein dat ik het best beheers. Ik werk al jarenlang rond het thema onderwijs en ik kan u zeggen dat het voorrangsbeleid dat nu gehanteerd wordt in het Vlaamse onderwijs segregatie in de hand werkt. En dat is een ramp voor Brussel’.
Pijn
Schrijfster Rachida Lamrabet voelt vooral pijn. Een pijn die haar niet toestaat om na te denken. En verdriet. ‘Je afkomst wordt een stigma dat je mee blijft dragen. Er is blijkbaar geen ontkomen aan’. Lamrabet is ook bang. Bang voor de toekomst van deze maatschappij. Voor de toekomst van haar kinderen. ‘Hoe kan ik mijn kinderen blijven warm maken voor deze samenleving? Voor hun samenleving? Hoe zorg ik ervoor dat ze niet van hun omgeving vervreemden, dat ze zich hier thuis voelen. Want dit is thuis. Er is geen andere thuis.’
Maar Rachida Lamrabet voelt ook woede. ‘Toen ik op de televisie de verdachten zag, werd ik woedend. Niet alleen om wat ze gedaan hebben maar ook om wat ze hadden kunnen zijn. Ze hadden toch andere keuzes in hun leven kunnen maken. Ze hadden harder moeten proberen om een toekomst op te bouwen. Ze hadden vaker moeten proberen terug op te staan. Ze hadden niet moeten opgeven. Ik heb ook meteen aan hun ouders gedacht. Ik vroeg me af hoe die zich zouden voelen. Twee kinderen grootbrengen en het beste van de wereld voor hen wensen om dan zo te eindigen. Zich opblazen en tientallen onschuldige mensen de dood injagen.’
Geluk
‘Ze hadden evengoed hier kunnen zijn, met anderen iets moois opbouwen.’
‘Ik heb afgelopen zaterdag mijn zoontje naar de zwemles gebracht. Onderweg naar het zwembad, zag ik jongeren, vrijwilligers die het zwerfvuil langs de weg en in de velden kwamen opruimen. Ik dacht toen aan de net opgepakte Salah Abdeslam en aan zijn kompanen. Ze hadden evengoed hier kunnen zijn, met anderen iets moois opbouwen, goede gevoelens met anderen delen, lol hebben, … Waarom hebben ze die keuze niet gemaakt? Waarom hebben ze voor een weg van vernieling gekozen? Waarom lukt het velen van onze jongeren niet om zich op een constructieve manier in te zetten voor de samenleving? Waarom kunnen ze hun grieven niet op een opbouwende manier uiten?’
‘Er is niets leuker voor een ouder dan het eigen kind gelukkig bezig te zien. De zwemles is zo’n moment voor mij’, zegt Rachida Lamrabet. ‘Maar ook al is de lesgever erg vriendelijk en ook al gedraagt iedereen zich op een aangename manier, toch blijf ik me afvragen hoe zij binnenin naar mijn zoontje kijken? Wat zij werkelijk van hem denken?’
Liefde
Over de vraag wat zou er gedaan moeten worden, geeft de schrijfster toe dat ze geen nieuwe antwoorden kan bedenken. ‘Kiezen voor liefde. Met elkaar spreken en blijven gaan voor cohesie tussen de burgers. Het gaat om gewone, kleine, dagelijkse dingen. Die zijn zo eenvoudig en zo essentieel.’ Maar hoe moet dat concreet gebeuren en wie moet dat doen? ‘Ik vrees ervoor dat het wij zijn, de burgers, die dit moeten doen. Het zal niet van de politici komen’, zegt Lamrabet. ‘Echte leiders hebben we helaas niet. We hebben vooral politici die schaamteloos van de ellende gebruik maken om te scoren.’
De goede wil is er. De kracht wat minder. Voorlopig tenminste. Want behalve je kinderen gelukkig zien wil je als mens ook leven, je dromen realiseren. ‘Ik wil boeken schrijven. Ik wil verhalen vertellen. Ik wil vrij zijn in de keuze van mijn onderwerpen. Wanneer kan ik dat doen? Wanneer krijg ik de kans om voor mezelf te zorgen? Wanneer krijg ik de tijd om te leven?’
Angst
Ahmed (50) zegt de dag van de aanslag telefoons gekregen te hebben, vanuit Marokko, Frankrijk en Nederland. Familieleden die normaal gezien nooit bellen hebben hem gecontacteerd omdat ze bezorgd waren. ‘Ze wilden weten of met mij alles in orde was. Ze maken zich ook zorgen over hoe het hier verder zal gaan. Ik heb geen antwoord. Ik weet alleen dat iedereen bang is en dat het alleen maar erger en erger wordt. We hebben hier geen plaats en waarschijnlijk zullen we die nooit krijgen’, zegt hij. ‘Zelf, denk ik vooral aan de mensen die in Molenbeek en Schaarbeek wonen. Ik heb echt medelijden met hen.’
Verdriet
‘Je kunt alleen maar verdriet voelen ten opzichte van die uiteengerukte lichamen’, zegt de negenentwintigjarige Rahma. ‘Langs de andere kant denk ik ook aan al het onrecht dat er in de wereld is, al die oorlogen. De westerse landen zouden hun visie over omgaan met de rest van de wereld moeten herbekijken. Ze zouden onrecht moeten helpen bestrijden in plaats van in de hand werken’. ‘Ik ben niet bang voor de dood’, zegt Rahma verder. ‘Want dood zullen we allemaal gaan. Ik ben bang voor de vernedering. Ik ben de vernedering ontvlucht en ik wil het niet meer meemaken.’
Woede
‘Bang ben ik niet’, zegt van haar kant Latifa. ‘Ik ben vooral boos. Boos op de jongens die zich als kanonnenvlees laten gebruiken voor doeleinden waar ze geen vat op hebben. Ik ben boos omdat ze geen andere keuzes hebben gemaakt. Waarom kunnen ze hun verontwaardiging en hun woede niet op een andere manier kanaliseren? Waarom lukt het hen niet om pakweg tegen het kapitalisme in opstand te komen? Niet op deze nihilistische manier, maar op andere manieren?’
‘Ineens was ik meer geraakt door een aanslag, gewoon omdat het zo dichtbij was.’
Voor Latifa is er iets fundamenteels mis met het systeem. Niet alleen met het officiële systeem maar ook met het instituut gezin en de directe omgeving van geradicaliseerde jongens. ‘Er is ook zoiets als het gezinssysteem en het gemeenschapssysteem. En beiden werken niet. Er is iets mis en daar zou aan gewerkt moeten worden’. Maar op de vraag hoe dit moet gebeuren heeft Latifa geen antwoord. Zij zit zelf met vragen. Ze was geschrokken door de impact die de aanslagen op haar hebben gehad. ‘Ineens was ik meer geraakt door een aanslag, gewoon omdat het zo dichtbij was, terwijl er constant aanslagen zijn op andere plaatsen in de wereld. Ik heb aan Ankara en aan Istanboel gedacht. Ook toen leefde ik met de slachtoffers mee. Maar waarom was ik, toen ik het hoorde, niet zo verdrietig en niet zo boos als nu? Best wel confronterend.’