“‘Hoe veilig is Kaboel?’
Maggie De Block heeft een mooie kans om te zwijgen gemist, om de Franse ex-president Chirac te parafraseren. Maar laten we er toch voor zorgen dat de verontwaardiging over de faux pas van De Block niet groter wordt dan de woede om haar eigenlijke vergissing: Parwais Sangari naar Kaboel sturen.
De toogwijsheid van staatssecretaris Maggie De Block over de veiligheidssituatie in Kaboel heeft een karrevracht spotprenten en verontwaardigde reacties opgeleverd op internet en andere fora waar politiek en maatschappij besproken worden. De onveiligheid van Kaboel vergelijken met Brussel (of Vilvoorde? Of Merchtem?) is dan ook onverstandig. Of om het correcter te formuleren: dat was lomp (mijn tekstverwerker levert me zeven synoniemen voor dat oud-Vlaamse woord, die opgeteld weergeven wat het emotionele gewicht was van de staatssecretarislijke reactie).
Maar weten al die verontwaardigde en spottende burgers eigenlijk meer van de veiligheidssituatie in Kaboel dan de staatssecretaris? Wellicht niet. Van VTM zullen ze het in elk geval niet vernomen hebben, want die zender heeft al enkele jaren geleden beslist dat de Centraal-Aziatische oorlogsnatie van hun wereldkaart geveegd moest worden, wellicht wegens te ver van het bed van de Gemiddelde Vlaming en te ongemakkelijk voor de Gemiddelde Adverteerder. Maar ook op VRT is Kaboel en de hele Afghaanse oorlog alleen en dan nog zo-nu-en-danweggelegd voor de meerwaardezoeker.
Terug naar Start
De vraag die Maggie De Block moest beantwoorden, was of Kaboel wel veilig genoeg was om er een jonge stagiair-lasser zonder familie of sociaal verband naartoe te sturen. De reden voor die uitzetting was niet dat hij geen gevaar zou lopen –de staatssecretaris leek op een louter menselijk moment ook wel te beseffen dat Kaboel erger was dan Bruxelles-la-Plage- maar omdat de mazen van ons asielopvangnet intussen zo wijd opengerokken zijn, dat Parwais er domweg doorheen viel. Een relevant document dat niet tijdig toegekomen was, kon niet meer gelden als een element in het dossier. En dus moest de jongeman terug naar Start. Gespeeld, en verloren. Zo klinkt de boodschap van de Belgische overheid.
En dus is de vraag: is Kaboel een veilige plek? Want naar onveilige plekken mag de Belgische overheid niemand sturen, zelfs niet als ze Belkacem heten, laat staan een goed geschoren jongen met reeënogen. Dat strookt immers niet met onze humanitaire beginselen. Er is geen kort en eenvoudig antwoord mogelijk op die simpele vraag. Dat had De Block overigens ook nog kunnen zeggen, als ze dan toch de vraag wou ontwijken. Er wonen tussen drie en vier miljoen mensen in Kaboel. Die leven niet allemaal in voortdurend levensgevaar. Sterker: die mensen gaan naar de markt, werken zich krom voor een overlevingsloon, discussiëren over politiek, proberen voordeel te halen uit de gigantische buitenlandse aanwezigheid, roken hasj, huwelijken hun dochters uit, gaan naar school, kortom: zij proberen hun precaire levens zo menselijk mogelijk te leven. Maar wie daaruit de conclusie trekt dat Kaboel veilig is, is te kwader trouw.
Twee maten, twee gewichten
Op zaterdag 5 mei was ik in Kaboel samen met enkele mediacollega’s en de ministers Reynders en De Crem en hun entourage. De voormiddag van die zaterdag gingen de ministers op bezoek bij president Karzai. Ik mocht niet mee op de thee, omdat er onvoldoende gepantserde voertuigen waren om het vervoer vanuit de zwaarbewaakte militaire basis op de luchthaven naar het presidentieel paleis te verzorgen. En er was geen sprake van om een extra persoon op de achterbank te duwen, veiligheid is veiligheid, daar wordt niet mee gespot.
Misschien had de staatssecretaris ook eens aan de Belgische ambassadeur kunnen vragen waar hij gaat shoppen, of in welk park hij zijn avondwandeling gaat maken. Dan had ze ongetwijfeld een van de permanent in de ambassade gestationeerde speciale beveiligingsmilitairen aan de lijn gekregen, met een lang verhaal over procedures, verboden zones, verplichte begeleiding door meerdere militairen, enzovoort.
In Brussel kan nog luchtig of in het beste geval genuanceerd gedaan worden over veiligheid in Kaboel, in de Afghaanse hoofdstad zelf doen de Belgen daar allesbehalve lichtzinnig over. Ten minste, als het gaat over expats of bezoekers met een volwaardig Belgisch paspoort. Een mens kan maar hopen dat het verschil tussen de veiligheidsafwegingen voor een simpele Belgische journalist en bijna-Belgische lasser niet ingegeven zijn door het feit dat onze overheid een Afghaans mensenleven minder (het beveiligen) waard zou vinden dan een Belgisch.
In Brussel kan nog luchtig of in het beste geval genuanceerd gedaan worden over veiligheid in Kaboel, in de Afghaanse hoofdstad zelf doen de Belgen daar allesbehalve lichtzinnig over. Ten minste, als het gaat over expats of bezoekers met een volwaardig Belgisch paspoort.
Voor de goede orde: het is perfect mogelijk om aan de luchthaven van Kaboel een taxi te nemen naar het centrumvan de stad. Dat heb ik de voorbije jaren al vaak genoeg gedaan om het met zekerheid te weten. Maar als de Belgische overheid verantwoordelijk is, is er geen sprake van dergelijk informeel gedrag. Dan moet het onder begeleiding van mannen met walkietalkies en oortjes in hun oren, en in geblindeerde en gepanserde terreinwagens. De onveiligheid die ik ken in Kaboel is minder immens dan de overheden van de Navo-lidstaten zichzelf aanpraten. Het minste wat je echter moet vaststellen, is dat de discrepantie onaanvaardbaar groot is.
Aan de ene kant belet men mensen een normaal contact te onderhouden met de bevolking die ze verondersteld worden te dienen, aan de andere kant voorkomt men de bescherming van jonge Afghanen met het argument dat er voor hen geen veiligheidsprobleem is in Kaboel. Beide argumenten zouden theoretisch nog waar kunnen zijn: in een land waar buitenlandse militairen ervaren worden als buitenlandse bezetters en waar een krachtige opstand woedt, is voorzichtigheid geboden voor iedereen die gezien kan worden als vertegenwoordiger van die bezettende macht. Dat geldt niet meteen voor elke Afghaan of terugkerende asielzoekers, al is het niet echt onmogelijk dat er bij de meest extremistische opstandelingen mensen zijn die vinden dat een jongen die vier jaar uit de hand van de bezetter gegeten heeft, ook geklasseerd moet worden als een kafir of een collaborateur, en dus een legitiem doelwit is van hun geheiligd geweld.
Het reëel bestaande geweld
Maar de theoretische veiligheidsopdeling tussen westerling en Afghaan houdt geen rekening met de aanslagen en het oorlogsgeweld dat ook binnen en in de rand van de stad plaatsvindt. Aanslagen op luxe hotels, op Isaf kantoren, op buitenlandse ambassades, op het presidentieel paleis, op buitenlandse ambassades: de lijst van veiligheidsincidenten in de Afghaanse hoofdstad is lang, en wordt niet gerustellender over de jaren. Vandaag (10 juli, Parwais is nauwelijks geland) lees ik dat er een dode en veertien gewonden vielen bij een gewelddadig treffen met de politie in Kaboel. Dat zou de notie “veilige omgeving” toch tussen dikke aanhalingstekens moeten plaatsen, te dik om door het juridisch-humanitaire web van onze wetgeving te geraken.
Bovendien moet misschien toch ook eens gezegd worden dat België actief betrokken is bij de oorlog in Afghanistan. Volgens het officiële discours voeren we die oorlog om de veiligheid te waarborgen, maar in de realiteit is de oorlog mee verantwoordelijk voor de dagelijkse onveiligheid in het land. Voor een slecht geïnformeerd publiek in België kan de grens tussen een oorlogsvoerend ministerie van Defensie en een in principe humanitair staatssecretariaat voor Asiel en Migratie getrokken worden, voor Afghanen die zowel met de ene als de andere realiteit geconfronteerd worden, is er maar één België. En dat België bombardeert het land, leidt het nieuwe leger op, stuurt hulpeloze Afghanen terug naar Kaboel, …
Maar, het is waar, we kunnen in Vlaanderen echt niet alle vier miljoen Kaboeli’s opvangen –gesteld dat ze dat al zouden willen. Een algemene onveiligheid is een reële, maar secundaire overweging om iemand bescherming, laat staan een statuur van vluchteling te verlenen. Maar Parwais had een concrete en persoonlijke reden om te vluchten en zich te verzetten tegen de gedwongen uitzetting. Ik heb zijn dossier niet gelezen, hem niet ondervraagd. Ik kan dus niet zomaar oordelen over het verdict van de bevoegde diensten.
Zelfs indien die hun werk grondig en te goeder trouw gedaan hebben, zou ik nog pleiten voor een humanitaire uitzondering. Maar de uitspraken van de staatssecretaris stellen die goede trouw in vraag.
Mevrouw De Block doet er werkelijk alles aan om te bewijzen dat beslissingen over asiel en bescherming in België genomen worden op basis van binnenlandse overwegingen, niet op basis van degelijk en onafhankelijk onderzoek. Alleen op die manier kan je de onbehouwen communicatie van De Block rationeel verklaren: ze schat de electorale toestand in haar kieskring wellicht correcter in dan de veiligheidstoestand in Kaboel. Dat is onvergeeflijk voor iemand die beleidsverantwoordelijkheid opneemt voor een departement dat jaarlijks over duizenden mensenlevens moet beslissen.