Media kunnen de muur rond armoede slopen -als ze dat willen

Marjorie Blomme

25 november 2010
Opinie

Media kunnen de muur rond armoede slopen -als ze dat willen

Armoede kan in onze maatschappij, in deze meritocratie die ze is, maar op heel weinig begrip rekenen. De reactie op armoede is vaak: hoe heb je het zo ver laten komen? Maar het is niet enkel dat: er heerst een ontluisterende desinteresse tegenover mensen in armoede. En één van de grootste moeilijkheden als je over armoede schrijft, is om die muur van onverschilligheid te doorbreken. En ik denk dat de media hierin een belangrijke rol kunnen spelen.

We kennen allemaal de verhalen die rond 17 oktober in de media verschijnen naar aanleiding van de Internationale Dag van het Verzet tegen extreme Armoede. Eén dag – of hoogstens één week — per jaar worden “de armen” van onze samenleving belicht: kranten publiceren cijfers en statistieken en we krijgen hier en daar een interview met een ‘ervaringsdeskundige’ te lezen. Op die manier zouden we inzicht moeten krijgen in het leven van mensen in armoede. Maar als we wat aandachtiger lezen, zien we dat we geen beter zicht krijgen op wat het nu betekent om in armoede te leven. Integendeel: we lezen een verhaal dat opvallend vaak hetzelfde stramien vertoont: een chronologische opsomming van gebeurtenissen die in een logische redenering worden gegoten om de lezer duidelijk te maken wat de reden is van de miserie.

De mensen achter de cijfers

Toen Tom Naegels en ik ‘Volk’ begonnen te schrijven, wilden we koste wat het kost vermijden dat we negen interviews zouden uitschrijven: negen keer een relaas van hoe mensen in armoede sukkelen. Dat was nu wel al vaak genoeg gebeurd. In de eerste plaats wilden we de mensen achter de cijfers en de statistieken tonen. Zonder daar een oordeel over te vellen, zonder te zeggen hoe we wel en niet moeten leven en of we ons nu eigenlijk schuldig moeten voelen over dat etentje met vrienden, waarbij we samen ongeveer een leefloon hebben uitgegeven. (Kijk, nu voelen we ons dus wél schuldig.) Met Volk wilden we een stem geven aan mensen in armoede. Een stem die ervoor zou zorgen dat de lezer zich gaat herkennen in de personages, gaat begrijpen waarom mensen zus en zo handelen en soms – nee vààk – de foute beslissingen nemen. Herkenbaarheid – zo zijn wij ervan overtuigd – leidt tot een grotere betrokkenheid én – uiteindelijk op lange termijn – tot een soort van normalisering van het onderwerp.

Maar een boek schrijven waarin je alle ruimte krijgt om mensen in armoede te portretteren is nog een heel ander paar mouwen dan het armoedethema met de regelmaat van de klok in een krant krijgen. Bij die laatste moet je meer dan eens rekening houden met een hoofdredacteur die achter je veren zit en aandringt om het stuk zo sexy en swingend mogelijk te maken uit angst voor een afhakend lezerspubliek. Nu ja, we moeten met Volk ook schuldig pleiten: ook wij hebben geknipt, geplakt en gepimpt. Maar wel zonder ooit de kernboodschap en het verhaal uit het oog te verliezen. Dat knippen en plakken – manipuleren zo je wil – was er net op gericht om het voor de hand liggende te vermijden. Om te vermijden dat we zouden verglijden in het stramien waar ik daarnet over sprak. Omdat we wisten dat voorspelbaarheid uiteindelijk tot onverschilligheid leidt.

Media zijn spiegels … van het doelpubliek

Komen we tot de hamvraag: moeten we de stem van mensen in armoede luider doen klinken in onze kranten, magazines en tv-programma’s? (Maar evenzeer in de literatuur en fictiereeksen…) Je kunt de vraag ook anders stellen: zijn de verhalen van mensen in armoede interessant genoeg om het tot de sterrenhemel van de krant, tijdschriften of tv te schoppen?

Natuurlijk wel. Het ligt niet aan de kwaliteit van de verhalen. Maar voor een verhaal in de krant kan, moet het nieuwswaardig zijn. Het moet buiten het gewone vallen, er moet iets opmerkelijks gebeurd zijn, je moet een “kapstok” hebben, terwijl armoede – helaas – de neiging heeft nogal consequent hetzelfde te blijven. Daarom is er meestal alleen een “kapstok” als er een nieuwe studie over armoede verschijnt, of een nieuwe statistiek. Wat op zich al niet zo héél wervend is, en bovendien ook niet “vanuit de mensen” komt – het zijn niet de mensen die nieuwswaardig zijn, het is de statistiek.

Bovendien worden kranten en andere media geproduceerd voor een welbepaald, uitgekiend lezerspubliek (ook al beweert men ze dat ze voor iederéén gemaakt worden…): namelijk de blanke middenklasse. En laat dié zichzelf dan wél weer overvloedig weerspiegeld zien. Waardoor mensen in armoede, maar ook asielzoekers, allochtonen, holebi’s en andere ‘gelegenheids-groepen’, verbannen worden naar het niche-hoekje. De “Goed voor één keer, maar niet meer”-groepen.

Terwijl een grotere aanwezigheid van de armoedeproblematiek (niet enkel nieuwsstukken, maar analyses en opinies) juist zou bijdragen aan een grotere betrokkenheid, solidariteit tegenover mensen in armoede. Het is één van de wapens in de strijd tegen de vooroordelen en de verwijten waarmee mensen in armoede elke dag moeten leven. Hoe beter we de problematiek kennen, hoe minder we geneigd zullen zijn er meteen een oordeel over te vellen. Hoe meer we onszelf zullen dwingen om de problematiek ook op een andere manier te gaan bekijken.

Minder beurs, meer mensen

De aanwezigheid – of beter de afwezigheid — van mensen in armoede, in de media kadert in een veel bredere discussie over diversiteit in de media: hoe lang horen we nu al geen stemmen opgaan voor meer allochtonen, meer vrouwen, meer mensen met een handicap in onze kranten en tv-programma’s? In het geval van de armoedeproblematiek lijkt het mij geen goed idee om voor nòg meer quota te pleiten. Bovendien zou het ons te ver brengen: er moet ook nog ruimte zijn voor nieuws.

Een meer haalbare oplossing zie ik dan ook in een andere manier van berichtgeving over sociale thema’s. Waarin we wegstappen van het “institutionele” en ons meer op het “mensgerichte” focussen. Ik weet het, het is een benadering die door de kwaliteitspers werd overgenomen van de populaire, en die veel kritiek krijgt omdat het zogezegd “sensationeel” zou zijn. Mààr: ze zorgt er wél voor dat gewone mensen hun plaats opeisen in het nieuws. En in de sociale berichtgeving is dat zeker nog niet de gewoonte: die blijft nog te vaak hangen in rapporten, cijfers, statistieken e.d. Een vaste redacteur voor sociale thema’s met bovendien de reflex om zoveel mogelijk echte mensen te zoeken (en dan liefst mensen in armoede), zou ook al veel verhelpen. Een goeie journalist zoekt dan ook tegelijk naar een manier om hun verhalen ook nieuwswaardig te maken.

De verantwoordelijkheid ligt dus bij de hoofdredacties om een vaste redacteur welzijn of sociale thema’s in dienst te nemen, maar ook bij ons, journalisten om het verhaal achter het thema te zoeken en zelf meer rekening te houden met de wetten van de media, en om er dan op een creatieve manier mee aan de slag te gaan.

Marjorie Blomme is freelance journalist en schreef samen met Tom Naegels Volk, een bundeling van negen portretten van mensen in armoede. Uitgegeven bij EPO.

Tags