Ahmed Hezam Al-Yemeni
“‘Terug naar huis in Jemen: mijn geliefde, vreselijke oorlogsland’
Ahmed Hezam Al-Yemeni keerde heel recent terug naar zijn huis in oorlogsland Jemen, na twaalf maanden in het buitenland gewoond te hebben. In deze exclusieve getuigenis beschrijft hij de route die hij volgt, langs de gruwelijke vernieling van zijn land, maar die hem ook langs de hoop voert.
Gepubliceerd door Peace Direct
Ahmed Hezam Al-Yemeni is de plaatselijke expert van Peace Direct voor Jemen.
Laat het duidelijk zijn: de oorlog in Jemen vanop een afstand volgen, is niet bepaald hetzelfde als hem van binnenuit beleven. Nu ik terug thuis ben, voel ik de immense pijn en het lijden van de Jemenieten in getroffen gebieden. Ik kan niet meer ontsnappen aan het angstaanjagende lawaai van de luchtaanvallen, aan de volle stinkende geur van bloed, de schreeuwen van de gewonden, de stilte van de doden. Ik ben opnieuw deel van een donker verhaal, met veel vernielde scholen, ziekenhuizen, bruggen en publieke infrastructuur - tot puin geschoten voor onduidelijke redenen en strategische visies die niemand kan begrijpen, laat staan rechtvaardigen.
Reizen naar Sana’a
Het voorbije jaar verbleef ik in het buitenland, vaak onderweg, telkens vastlopend – in Duitsland, Polen, Turkije en Jordanië. Maar het was tijd om naar huis te gaan, naar mijn land van oorlog. De reis zelf maakte al duidelijk dat de oorlog naderde en dat een oorlogsland betreden geen sinecure is.
Door het vliegverbod – opgelegd door de coalitietroepen – over Jemen, en de totale zeeblokkade geraken commerciële of humanitaire goederen, noodhulp, voedsel, basisbenodigdheden of brandstoffen Jemen niet meer binnen zonder toestemming. De luchthavens zijn gesloten. Yemenia – de enige luchtvaartmaatschappij in Jemen die nog werkzaam is – opereert op halve kracht, met een zeer beperkt aanbod van vluchten in en uit het land, die dan nog regelmatig worden opgeschort.
Vandaag lijkt een totaal inreisverbod van kracht. Maar ik had geluk, geraakte Jemen binnen vóór de huidige opschortingen en bereikte de internationale luchthaven van Sana’a, het enige paar longen voor twintig miljoen Jemenieten.
Meer dan een maand moest ik wachten op mijn vlucht terug naar Sana’a, via Bisha in Saoedi-Arabië, en de daaraan gekoppelde en inmiddels beruchte veiligheidscontrole die niemand over het hoofd ziet: de bejaarden, zieken, studenten en anderen die gestrand zijn over heel de wereld.
Luchtaanval op Sana’a in 2015
ibrahem Qasim (CC BY-SA 2.0)
De schade is totaal
Bij het landen in Sana’a zag ik de vernieling die de luchtaanvallen hadden aangericht in de luchthaven. Burger- en militaire vliegtuigen lagen uitgebrand op de grond. De ontzetting werd toen ik de schadeomvang zag buiten de luchthaven. Ik zag de vernietiging van militaire en veiligheidsgebouwen, scholen, fabrieken, verkeersaders, tuinen, radio en televisie, en dan ten slotte, mijn arme stadswijk.
Eerst dacht ik dat het een zaak van “bad luck” was, omdat ik dichtbij de Nuqum Berg woon, ten oosten van de hoofdstad, omdat die bijna dagelijks getroffen werd door luchtaanvallen. Maar gaandeweg kwam het besef dat het er niet toe doet waar je woont in Jemen: de oorlog is overal en treft iedereen.
De thuisblijvers
Tiener met pistool
Rod Waddington (CC BY-SA 2.0)
Het was donker thuis, echt donker. Niet nieuw, de elektriciteit was al uitgebleven sinds de oorlog was begonnen. Maar nu was alles bedekt onder een dikke laag stof, de ramen en deuren waren kapot door de schokgolven van de luchtaanvallen.
Mijn eerste reactie was dat ik mijn huis zo snel mogelijk zou verlaten, blijven was geen optie. Maar de volgende ochtend, bij daglicht, ontdekte ik dat veel van mijn buren er nog steeds waren. Ze weigerden om weg te gaan. Waar zouden ze naartoe gaan? Waarom zouden ze hun huizen, die nog steeds op een bizarre manier hun thuis omsloten, verlaten naar buurten die niet per se meer veiligheid te bieden hadden? Hun keuze om te blijven lag besloten in hun acties om dat blijven mogelijk te maken.
De machine van de schrijnwerker klinkt nog steeds even luid en irritant
Ze waren begonnen met eenvoudige solarsystemen in elkaar te steken, de DIY-assemblages waarvan vandaag de meeste huishoudens afhankelijk zijn. Ik zag hoe lokale individuen en hulporganisaties samenwerkten om oude waterputten in de stad te heropenen. Kleine openbare watertanken werden verspreid in verschillende wijken zodat burgers er drink- en huishoudwater hadden.
Terwijl ik, de terugkeerder, verbijsterd en doodsbang blijf reageren op de luchtaanvallen, kijken de “blijvers” zelfs niet eens op. Ze proberen gewoon een normaal leven te leiden. Zo gaat het er ook aan toe in de winkels, restaurants, scholen, markten, kleine ambachtelijke ateliers. De machine van de schrijnwerker klinkt nog steeds even luid en irritant. En anderhalf jaar sinds de start van de oorlog, botst het geluid van spelende kinderen tegen de lemen huizen van Sana’a, ongeacht het wijdverspreide vuilnis.
Opeenstapeling van “vergissingen”
Zoveel Jemenieten hebben geen enkele band met deze oorlog of de politiek die hierachter zit. De meesten brengen hier hun dagen door met het garanderen van eten voor hun kinderen. Een dagelijkse strijd, of een dagelijkse vorm van verzet tegen de absurditeit van een oorlog die niet de hunne is.
Op weg naar het thuisdorp van mijn familie, in Ibb provincie, hoorde, zag en voelde ik de waanzinnige, dodelijke luchtaanvallen op de ziekenhuizen van Artsen Zonder Grenzen in de provincie Hajjah. Het was niet de eerste keer dat hun medische centra werden geviseerd. En ik zag de vreselijke foto’s van werknemers, levend verbrand door de luchtaanval op de Al-Aqel fabriek in dezelfde provincie. Een fabriek die kindervoeding maakt, in godsnaam.
Hoe kan je een land redden door het eerst te verwoesten?
De zogeheten ‘slimme’, westers geleide rakketten, vliegtuigen en drones ‘verdwalen’ zo vaak, en komen daarbij zo vaak in woonbuurten terecht in heel Jemen. Ik vraag me af, net zoals veel Jemenieten hier grappend zeggen, of ze ooit de echte doelwitten zullen vinden: de nucleaire of andere militaire faciliteiten, zogezegd verborgen onder bepaalde bergen of dorpen.
De beelden die ik zelf nam van vermoorde burgers, vaak kinderen ook, publiceer ik niet. Ze zijn te schokkend. Maar ze voeden mijn boosheid, verankeren mijn toch al diepe frustraties. Ik ben verbijsterd als ik lees dat ‘de coalitietroepen Jemen proberen te redden’? Redden van wat eigenlijk? En hoe kan je een land redden door het eerst te verwoesten? Hoe red je een land als je zelfs de kippen- of kamelenboerderijen vernietigt, als je met andere woorden zelfs de toch al zieltogende economie ontneemt van een verpauperde bevolking?
Ajmati, 6 jaar, aan een wateraafhalpunt in Sana’a
World Humanitarian Summit (CC BY-ND 2.0)
De stille getuigen
De eerste dag in mijn dorp, gelegen in het rurale binnenland, was het stil, en dus bezocht ik de nabijgelegen plekken die getroffen waren door het oorlogsgeweld. Ik zag hoe een enkele luchtaanval, bedoeld voor het huis van een of andere militie of leider, een halve stad of dorp in puin kan leggen. In oude dorpen, waar de lemen huizen aan elkaar kleven, is dit hoe de onschuldigen sterven.
In oude dorpen, waar de lemen huizen aan elkaar kleven, is dit hoe de onschuldigen sterven
Landelijke gebieden, kleine waterprojecten, boerderijen, openbare gebouwen en scholen worden gebombardeerd, opnieuw en opnieuw en opnieuw. De regelmaat waarmee dit gebeurt doet me twijfelen of zelfs de alarmerende statistieken van de Verenigde Naties over het aantal vernielde scholen en universiteiten geen onderschatting zijn. Zelfs publieke samenkomsten, trouwfeesten en voetbalmatchen vormen een doelwit, vertellen de dorpelingen.
Slechts enkele van die bombardementen halen de media: het drievoudige trouwfeest in Sanabani in oktober 2015, waarbij zestig mensen omkwamen, of de gruwelijke luchtaanvallen op residentiële wijken in Mokha in juli 2015, waarbij bijna zeventig burgers werden gedood. De meeste oorlogsmisdaden blijven echter onderbelicht.
Ik was zo blij om in Wadi Bana de laatste overgebleven brug te zien die nog overeind stond. Ze staat er vast nog dankzij de smeekbedes en gebeden van de boeren tot God, dacht ik. Want het is hun levensader, zeker in het regenseizoen en in ziektetijden. ‘Was’, want de dag nadat ik de brug nog had zien rechtstaan, werd ze platgegooid, en met haar ook verderop gelegen bruggen en het hele wegennet in de regio.
Hoe kan een mens anders dan zich afvragen wat men toch wil bereiken met de totale vernieling van een land dat al bekend stond omwille van zijn gebrekkige infrastructuur. Wat valt er te rechtvaardigen wanneer burgers als doelwit worden genomen?
En toch is er hoop
En toch is Ibb een van de rustigste provincies, in vergelijking tenminste met de andere regio’s. Mijn thuisprovincie is intussen, net als Thamar, een veilige haven geworden voor duizenden Jemenieten die binnen Jemen op de vlucht sloegen. En net dat is mijn houvast, mijn hoop. Ik trek me op aan het trotse besef hoe mijn dorps- en provinciegenoten, net mensen op de vlucht uit alle delen van het land verwelkomen, opvangen, een thuis geven en integreren in de samenleving.
We lachen er vaak mee, over de sektarische verdeeldheid die onze samenleving zou kapotmaken.
Het woord ‘vluchteling’ komt hier niet eens aan bod. De mensen hier spreken over hun Jemenitische medeburgers als ‘gasten’, ‘broers’, ‘zusters’. Het vertelt een ander verhaal dan de realiteit waarover ik in de regionale en internationale media lees. We lachen er vaak mee, over de sektarische verdeeldheid die onze samenleving zou kapotmaken, verbazen ons dat we soennieten en sjiieten worden genoemd, stempels die ons vreemd zijn.
De dorpelingen gedragen zich zoals ze dat al honderden jaren doen. Jemenieten blijven vrienden, buren, neven of nichten, broers of zussen, over de veronderstelde grenzen heen die velen proberen op te trekken. Ze bidden nog steeds samen in dezelfde moskeeën, ongeacht de religieuze verschillen. Natuurlijk vragen we het ons af: welke gevolgen zal de propagandaoorlog hebben? Zal het propagandaspel uiteindelijk de grond van de gewone burgers bereiken? En natuurlijk hopen we van harte dat dit nooit het geval zal zijn.
Ik besef dat de afstand die ik in het buitenland had, groter was dan de reële kilometers. Ik twijfelde aan de berichten die ik binnenkreeg, vroeg me af of ze deel uitmaakten van oorlogspropaganda, scheefgetrokken verhoudingen. Nu beleef ik deze oorlog van binnenuit. De vernielingen doen immense pijn. Maar als ik ’s morgens mijn ramen open, zie ik normale Jemenieten in de straten. De toekomstige hoop ligt in hen, en in de dorpen en de steden, vol energie, waar de bewoners een sterke wil hebben om te leven, om verder te gaan met hun dagelijkse bezigheden ondanks de bijna grenzeloze obstakels in deze humanitaire catastrofe. Zij zijn mijn echte helden in deze oorlog. Dat ik een van hen ben, maakt me trots.
Dit (oorspronkelijk Engelstalige) artikel werd eerder gepubliceerd op de website Insight on Conflict
Vertaling: Tine Danckaers