Bart Vereecke
“‘Vrijheid van meningsuiting, humor en verlichte extremisten’
Naar aanleiding van de aanslagen op Charlie Hebdo is er de laatste weken zeer veel gezegd en geschreven over de vrijheid van meningsuiting, een van de zwaargewichten van ons westers waardenpakket. Het was verbluffend om te zien hoeveel mensen zich lieten meeslepen door de waangedachte dat de vreselijke gebeurtenissen in Parijs een aanslag waren op de vrijheid van meningsuiting. Politici, media, burgers, cartoonisten en andere artiesten verzamelden zich als één man rondom de standaard van de slogan ‘Je suis Charlie’ en verklaarden plechtig dat er in onze samenleving geen plaats meer was voor heilige huisjes.
'Het is mijn bedoeling om aan te tonen dat het hen die extremisme veroordelen maar tegelijk roepen dat het recht op vrijheid van meningsuiting absoluut is en ook het recht op beledigen behelst, volledig aan geloofwaardigheid ontbreekt.'
dreamwhile (CC BY-NC-ND 2.0)
Vrijheid van meningsuiting
‘Iedereen heeft recht op een eigen mening, zelfs wanneer die beledigend is voor anderen. Dit betekent echter niet dat elke belediging per definitie ook een mening is.’
Laat het duidelijk zijn: het recht op vrijheid van meningsuiting is fundamenteel en uiterst kostbaar. De bewuste Mohammedcartoons van Charlie Hebdo zijn echter evenmin een symbool van de vrijheid van meningsuiting als dat de broers Kouachi moslims zijn.
Hoezeer ze ons ook van het tegendeel proberen te overtuigen, mensen die in koelen bloede anderen afslachten zijn compleet van god los. Op dezelfde manier moet men inzien dat, wat zelfverklaarde verlichte geesten ons ook willen wijsmaken, afbeeldingen van de geslachtsdelen van de profeet Mohammed niet onder het recht van vrijheid van meningsuiting vallen. Dergelijke afbeeldingen zijn nodeloos kwetsend en beledigend.
Menig columnist heeft de afgelopen weken geopperd dat het recht op vrijheid van meningsuiting ook het recht op beledigen behelst. Alsof het schofferen van andersdenkenden even fundamenteel zou zijn als het recht om uit te komen voor je politieke, morele, religieuze en maatschappelijke overtuigingen**.**
Er zijn wel degelijk grenzen aan de vrijheid van meningsuiting: wanneer dit recht in botsing komt met andere fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van godsdienst, dient een afweging te worden gemaakt. Zo moet volgens een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van september 2005 de fundamentele expressievrijheid worden ingeperkt indien sprake van het ‘offensief beledigen van de meest intieme en religieuze gevoelens van gelovigen.’ In een ander arrest van oktober 2006 oordeelt het Hof dat het zich beroepen op het recht van de vrijheid van meningsuiting ook bepaalde verantwoordelijkheden met zich meebrengt, waaronder de plicht om, indien mogelijk, uitlatingen te mijden die nodeloos kwetsend zijn.
Iedereen heeft recht op een eigen mening, zelfs wanneer die beledigend is voor anderen. Dit betekent echter niet dat elke belediging per definitie ook een mening is. Zeggen dat je niet gelooft in een opperwezen en in zijn profeten is het uiten van een mening waarop je recht hebt. Argumenteren dat het geen zin heeft om blindelings eeuwenoude geschriften op de letter te volgen is dat ook. Een afbeelding waarop de profeet Mohammed naakt en op handen en knieën te zien is, is geen inhoudelijk relevante, constructieve mening, maar een grap die meer mensen met een onaangenaam gevoel opzadelt dan dat het lezers over de grond doet rollen van het lachen.
‘Een afbeelding waarop de profeet Mohammed naakt en op handen en knieën te zien is, is geen inhoudelijk relevante, constructieve mening, maar een grap die meer mensen met een onaangenaam gevoel opzadelt dan dat het lezers over de grond doet rollen van het lachen.’
Christian Bille (CC BY-NC-SA 2.0)
Humor
‘Wanneer een cartoonist merkt dat zijn grappen kwaad bloed zetten, moet hij zichzelf de vraag stellen of een tekening die tien mensen doet lachen maar diep beledigend is voor duizend anderen effectief de moeite waard is.’
Het woord is gevallen: men moet niet zo flauw doen, het is maar een grap. Het is als verontwaardigd zijn wanneer ouders met een gehandicapt kind niet kunnen lachen met een mop over iemand met het Downsyndroom. Ook wat humor betreft zijn er mensen die zeggen dat er geen grenzen zijn.
Al wie zich aan humor waagt, dient echter, nog meer in de publieke dan in de private sfeer, rekening te houden met het feit dat wat hij grappig vindt ronduit beledigend kan zijn voor een ander. Mensen die van humor hun beroep maken moeten zich hier niet door laten afschrikken en kunnen al eens over de schreef gaan, maar moeten dit desgevallend ook durven toegeven.
Wanneer een cartoonist effectief merkt dat zijn grappen kwaad bloed zetten, moet hij zijn verantwoordelijkheid durven nemen en zichzelf de vraag stellen of een tekening die tien mensen doet lachen maar diep beledigend is voor duizend anderen effectief de moeite waard is. Dit heeft niets te maken met censuur of taboes maar wel met respect voor anderen. Tegelijkertijd is het zo dat indien we humor een plaats willen geven in onze maatschappij, wij als burgers ook een zekere plicht hebben om af en toe te incasseren.
Hadden de redactieleden van Charlie Hebdo zich beter wat ingehouden? Het antwoord op deze vraag is ‘ja’: niet omdat ze hadden moeten toegeven aan de bedreigingen van een aantal stompzinnige malloten met automatische geweren, maar wel omdat dit van meer burgerzin en respect zou hebben getuigd tegenover echte moslims.
Het debat omtrent de grenzen van vrijheid van meningsuiting en humor gaat immers niet over de vraag hoe de vreselijke gebeurtenissen in Parijs hadden kunnen worden vermeden: dolgedraaide terroristen zullen altijd wel een excuus vinden om in het rond te beginnen schieten. Het debat moet worden gevoerd met het oog op een zo leefbaar mogelijke maatschappij waarin andersdenkenden respect voor elkaar kunnen opbrengen en waarin fundamentele vrijheden, zoals die van meningsuiting en van godsdienst, met elkaar kunnen worden verzoend.
‘Het feit dat iemand als Edward Snowden, voormalig medewerker van de CIA, zich al jaren moet schuilhouden in Rusland omdat hij het aandurfde publiekelijk kritiek te uiten op de manier waarop de Amerikaanse inlichtingendienst voortdurend onze privacy schendt, is een veel grotere aanslag op zijn en onze vrijheid dan een eventuele inperking van ‘het recht om anderen te beledigen’.’
Thierry Ehrmann (CC BY 2.0)
Verlicht extremisme
‘Een verlichte geest is in staat om zich kritisch op te stellen ten opzichte van heersende dogma’s, ook indien deze dogma’s grotendeels overlappen met zijn of haar eigen overtuiging.’
Meer nog dan de verkeerde interpretatie van ‘vrijheid van meningsuiting’ en het slappe excuus van ‘humor’, viel op hoe inconsequent er in de reacties vanuit de Westerse samenleving werd omgesprongen met begrippen zoals vrijheid en extremisme. In officiële reacties, in praat- en duidingprogramma’s en tijdens de gigantische mars in Parijs werd talloze keren herhaald dat het recht op vrijheid van meningsuiting evenals het recht op beledigen en kwetsen, absoluut waren. Dat ik het hier niet mee eens ben, heb ik reeds beargumenteerd. Maar daar blijft het niet bij.
Meer en meer werd duidelijk dat het verdedigen van deze absolute rechten een kanjer van een contradictio in terminis is. Mensen die al op hun achterste poten staan wanneer de grenzeloosheid van de vrijheid van meningsuiting in vraag wordt gesteld, zijn vergeten waar de verlichting echt om draait. Een verlichte geest is in staat om zich kritisch op te stellen ten opzichte van heersende dogma’s, ook indien deze dogma’s grotendeels overlappen met zijn of haar eigen overtuiging.
Het zou uiterst kortzichtig zijn om te denken dat er alleen religieuze of politieke extremisten bestaan. Het onbedachtzaam volgen van om het even welk gedachtegoed, inclusief de verlichte ideeën, kan leiden tot extremisme. Mensen die niet eens de mogelijkheid beschouwen dat er eventueel grenzen zouden kunnen zijn aan humor en aan de manier waarop men zich uitdrukt, staan op intellectueel vlak geen centimeter verder dan zij die geloven dat de jihad het doden van niet-moslims rechtvaardigt.
In een interview aan Terzake enkele jaren geleden zei Charb, een van de slachtoffers van de aanslagen op 7 januari, het volgende: ’[…] le seul plaisir que j’ ai dans la vie, c’ est de dessiner et d’ écrire. Si je ne peux pas le faire librement, j’en ai rien à foutre […]’ Een dergelijke uitspraak lijkt misschien triviaal maar illustreert een soort onwil om zelfs maar na te denken over het belang van enige reserve inzake humor. Meer in het algemeen illustreert deze uitspraak een soort van verlicht extremisme. Een extremisme waarbij alles moet kunnen worden bekritiseerd en bespot, behalve dan de vrijheid van meningsuiting zelf.
Uiteraard is kortzichtigheid iets wat je sneller opmerkt bij een ander dan bij jezelf, zeker wanneer je in een conflict verwikkeld bent. Het is ook geenszins mijn bedoeling om te suggereren dat het herhaaldelijk tekenen van beledigende cartoons even erg zou zijn als het vermoorden van een weerloze medemens.
Het is wel mijn bedoeling om aan te tonen dat het hen die extremisme veroordelen maar tegelijk roepen dat het recht op vrijheid van meningsuiting absoluut is en ook het recht op beledigen behelst, volledig aan geloofwaardigheid ontbreekt. Welke zelfverklaarde verdediger van ‘het absolute recht om te beledigen’ heeft zich uitgesproken tegen de arrestaties van mensen die de aanslagen in Parijs verheerlijkten en de slachtoffers beschimpten? Geen enkele, gelukkig maar. Het toont evenwel aan hoezeer er met twee maten en gewichten wordt gewerkt.
Dat wij inderdaad zeer inconsequent en bijna selectief omspringen met onze verontwaardiging omtrent aanslagen op onze vrijheden wordt nog duidelijker wanneer we de reacties op verschillende nieuwsfeiten met elkaar vergelijken. Het feit dat iemand als Edward Snowden, voormalig medewerker van de CIA, zich al jaren moet schuilhouden in Rusland omdat hij het aandurfde publiekelijk kritiek te uiten op de manier waarop de Amerikaanse inlichtingendienst voortdurend onze privacy schendt, is een veel grotere aanslag op zijn en onze vrijheid dan een eventuele inperking van ‘het recht om anderen te beledigen’. In tegenstelling tot de stortvloed aan reacties de afgelopen weken, kreeg en krijgt de behandeling van Snowden nauwelijks aandacht: misschien dragen we echte vrijheid dan toch niet zo hoog in het vaandel als we zelf denken?
Bart Vereecke is laatstejaarsstudent Economische Wetenschapen aan de Katholieke Universiteit Leuven en behaalde eerder een bachelor in de Taal- en Letterkunde en een master in de Westerse Literatuur.
Vond je dit artikel de moeite? Schrijf je hier in op de MO*Daily en ontvang elke dag 5 topartikels.