Jan Jařab
“‘Zowel Frankrijk als België moeten van zorgmodel veranderen’
De laatste dagen was er heel wat media-aandacht rond het feit dat Frankrijk duizenden mensen met een handicap naar Belgische zorginstellingen stuurt. Zoals zo dikwijls dreigt de berichtgeving het probleem te oppervlakkig te belichten. Hoewel de problemen omtrent de materiële condities in zorginstellingen belangrijk zijn, en hoewel er behoefte is aan normen en de handhaving daarvan, lopen wij het risico de onderliggende vraag te negeren, schrijft Jan Jařab, Regionale Vertegenwoordiger voor het VN Hoog Commissariaat voor Mensenrechten.
Het ‘schandaal’ van de voorbije dagen zou een kans moeten bieden tot een zinvol politiek debat. Waarom plaatsen Frankrijk en België voortdurend zoveel mensen met een handicap in instellingen? Zouden zij niet moeten investeren in meer gemeenschapsgerichte alternatieven?
Dat zouden ze inderdaad moeten doen. Het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat door beide landen is geratificeerd, stelt als voorwaarde dat mensen met een handicap het recht hebben om zelfstandig te wonen en om deel uit te maken van de maatschappij.
Lang voordat het Verdrag inging, werden in veel Europese landen (zoals de meeste Noord-Europese landen), mensen met een handicap van institutionele voorzieningen naar gemeenschapsvoorzieningen overgeplaatst. De afgelopen vier jaar heeft het Kantoor van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR) deel uitgemaakt van een coalitie van organisaties, met als gemeenschappelijke doelstelling soortgelijke ontwikkelingen in Centraal- en Oost-Europese landen, waar het institutionele model nog overheerst, te bevorderen. Het doel is mensen met een handicap, met ondersteuning naar behoefte, de mogelijkheid te bieden deel te kunnen uitmaken van de samenleving, in hun eigen woonomgeving te kunnen blijven wonen, dichtbij familie en vrienden.
Individuen, geen passieve zorgobjecten
De filosofie achter het VN-Verdrag is er één waarbij mensen met een handicap actieve individuen zijn, ‘rechthebbenden’, en vooral geen passieve zorgobjecten. Mensen van het ene land naar een ander sturen om daar, kostenbesparend, “opgeslagen” te worden, is niet alleen onverenigbaar met de nadruk van het VN-Verdrag op ‘ingesloten zijn in de gemeenschap’ – het laat ook zien dat mensen met een handicap nog steeds behandeld worden als objecten.
Gezien vanuit het EU-perspectief van de vier vrijheden, is dit een transactie van goederen eerder dan van mensen. Dat de nadruk op kostenefficiëncie ten koste van mensenrechten ligt is problematisch.
Investeren in alternatieve zorg
Behalve het duizelingwekkende aantal Franse mensen met een handicap dat in Belgische instellingen wordt geplaatst, naar verluidt 6000, doen de media ook verslag van 10.000 Belgen die in hun eigen land in institutionele zorginstellingen verblijven. Dat is op zich een probleem dat aangepakt moet worden.
De Europese Commissie beval België in 2013 aan om gemeenschapsgerichte alternatieven voor institutionele voorzieningen te ontwikkelen onder het mom dat dit ‘kostenefficiënter’ is. Dit is spijtig. Het is waar dat gemeenschapsgerichte voorzieningen op den duur goedkoper kunnen uitpakken dan institutionele voorzieningen, maar het proces van ‘deïnstitutionalisatie’ kan niet worden doorgevoerd om kosten te reduceren.
Dat brengt het onvermijdelijke risico met zich mee dat institutionele zorg wordt vervangen door te weinig alternatieve zorg, of überhaupt geen zorg. Welvarende samenlevingen die zich inzetten voor mensenrechten, moeten bereid zijn om zorg aan te bieden die het mensen met een handicap mogelijk maakt om een maximum aan autonomie te beleven, het hoogste niveau van insluiting in de gemeenschap te bereiken en ten volle van het hele spectrum aan mensenrechten kunnen genieten.