3 op de 10 kinderen in Bolivia werkt regelmatig
‘Armoede mag deze kinderen niet beletten om iets of iemand te zijn in het leven’

© Ynske Boersma | De 6-jarige Edy verkoopt snoep en duivenvoer in het centrum van Sucre.

© Ynske Boersma | De 6-jarige Edy verkoopt snoep en duivenvoer in het centrum van Sucre.
Kinderarbeid is een gigantisch probleem in Bolivia, en voor sommigen ‘onderdeel van onze cultuur’. Lokale ngo’s proberen het tij te keren met opvang na school en met onderwijsprogramma’s. ‘Deze kinderen hebben een zeer laag zelfvertrouwen.’
Het is zaterdagavond. Naast de ingang van een supermarkt zit een meisje gewikkeld in een fleecedeken. Haar arm rust op een kartonnen doos met snoepgoed. Een stroom van voorbijgangers en roetwolken uitspuwende dieselbussen trekt langs haar heen. Af en toe stopt iemand om een zakje marshmallows van het meisje te kopen. Anderen stoppen haar eenvoudigweg een muntstuk toe, uit mededogen.
Yheny is 10 jaar oud maar ziet er jonger uit. Haar blote voeten steken in een paar slippers. ‘Ik ben mijn sokken vergeten’, zegt ze verlegen. Elke dag na school, om zes uur, komt ze naar deze plek naast een supermarkt in de Boliviaanse stad Sucre om snoep te verkopen. Daar blijft ze tot de supermarkt sluit, om tien uur, waarna ze met de bus naar huis gaat, in een buitenwijk van de stad. Zondag is haar enige vrije dag. ‘Dan rust ik uit en neem ik een bad’, zegt Yheny, een lief gezicht onder altijd hetzelfde paarse, gebloemde zonnehoedje.
Ze is de jongste in een gezin met negen kinderen, vertelt het meisje. De familie leeft in extreme armoede. Haar moeder verkoopt hetzelfde snoep een paar straten verderop in het centrum van Sucre. Haar vader werkt met enkele van haar broers in de zilvermijnen van Potosí, een stad vier uur rijden naar het zuiden van Bolivia. Maar het inkomen van het gezin is niet toereikend, en daarom moeten de kinderen van jongs af aan bijdragen.
Yheny is geen uitzondering in Bolivia. Bijna 3 op de 10 kinderen tussen 5 en 17 jaar werken er, volgens cijfers van de Boliviaanse overheid, regelmatig. Als verkoper op straat, als autowasser bij bushaltes, in restaurants, winkels of als drager op de markt. In 2019, het laatste jaar dat
de Boliviaanse overheid een telling uitvoerde, waren dat meer dan 724.000 werkende kinderen.
Dat aantal is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Sinds de pandemie is de Boliviaanse economie in vrije val, waardoor nog meer kinderen noodgedwongen aan het werk moeten.
Ook wereldwijd is het aantal kinderarbeiders toegenomen. In het pandemiejaar 2020 steeg het aantal werkende kinderen tot 160 miljoen. Terwijl tussen 2000 en 2016 juist een daling was ingezet, naar 151 miljoen, becijferden de IAO, Unicef en de VN in een onderzoeksrapport in 2021.
Meer dan de helft van de werkende kinderen in Bolivia is jonger dan 14 jaar, de wettelijk toegestane leeftijd om te werken. Ongeveer 300.000 kinderen, dat is zo’n 10 procent van alle kinderen tussen 5 en 17 jaar, werken onder gevaarlijke omstandigheden die bij wet voor kinderen verboden zijn: in de zilvermijnen, op cocaplantages, in baksteenfabrieken of ’s nachts.
Hola profe!
Dinsdagmiddag in Lajastambo, een buitenwijk van Sucre. Leraar Rodrigo Lora rijdt luid toeterend met zijn Mobiele Schooltje het voetbalveldje van de wijk op, waarna hij en vier Europese vrijwilligers een aanhanger met een meterslang schoolbord vol didactische spellen uitklappen. Binnen vijf minuten hebben veertig kinderen zich verzameld. ‘Hola profe!’, roepen ze enthousiast, en ze storten zich op de spellen.
Het mobiele schooltje, Escuelita Movil in het Spaans, is een initiatief van de lokale ngo Cerpi, een organisatie die pedagogische hulp biedt aan kwetsbare kinderen uit gezinnen die in armoede leven. Zo biedt Cerpi op zeven locaties naschoolse opvang, waar de kinderen dagelijks hulp krijgen met hun huiswerk en waar ze ongedwongen kunnen spelen terwijl hun ouders aan het werk zijn. Daarmee voorkomt de organisatie dat de kinderen aan het werk gaan of rondzwerven op straat.

Naschoolse opvang in een buitenwijk van Sucre. Hier krijgen kinderen hulp met hun huiswerk en kunnen ze ongedwongen spelen, terwijl hun ouders aan het werk zijn.
© Ynske Boersma
Het mobiele schooltje, dat bestaat uit een versleten minibus met aanhanger, is gericht op kinderen in de allerarmste en meest verafgelegen stadsbuurten, waar de meest basale voorzieningen ontbreken. Zoals in Lajastambo, een stadsdeel bevolkt door gemigreerde boerenfamilies. Er staan eenvoudige eenkamerhuizen die geen stromend water hebben. Een stinkend stroompje water dient als riolering.
In wijken als deze werken nagenoeg alle kinderen, vertelt Lora. Twee keer per week bezoekt hij Lajastambo met het mobiele schooltje.
‘In Lajastambo is het gebruikelijk dat kinderen vanaf 4 jaar de straat op gaan om te werken. De meesten van hen wassen stadsbussen bij de bushalte. Voor 50 cent (nog geen 5 eurocent, red.) halen ze een doekje over de wielen en voor 1 boliviano lappen ze de ramen of wassen ze de vloer. Andere kinderen verkopen dvd’s, kruiden of plastic zakken op de markt. Ze werken in het weekend en een paar uur na school. Daarmee verdienen ze zo’n 10 tot 15 bolivianos (0,90 tot 1,40 euro) per dag, genoeg om hun eten of iets extra’s op school te betalen.’
Nog andere kinderen helpen hun ouders, van wie het merendeel in de informele economie werkt. Zoals de 11-jarige Liliana. Van jongs af aan helpt ze haar moeder met het koken en verkopen van maaltijden in het centrum van Sucre. ‘Er is niet altijd genoeg te eten in huis. We eten wat overblijft van de verkoop van mijn moeder.’
Haar vader heeft het gezin verlaten. ‘Ik weet niet waar hij is. Hij draagt niets bij. Maar het is moeilijk om hem verantwoordelijk te houden, omdat mijn moeder geen aanvraag heeft gedaan voor alimentatie. Daarom wil ik advocate worden. Of zangeres, daar ben ik nog niet uit.’
Het schooltje kan niet voorkomen dat de kinderen aan het werk gaan, daarvoor is de financiële nood in Lajastambo te groot. ‘Ons voornaamste doel is het herstellen van het zelfvertrouwen van deze kinderen’, zegt leraar Lora. ‘Zodat hun sociaal-economische omstandigheden hun niet beletten om iets of iemand te zijn in het leven. Dat ze de beslissing kunnen nemen om te studeren, te zeggen: “Ik kan dat.” Want deze kinderen zijn zich al te bewust van hun omstandigheden, ook op deze leeftijd.’
‘Zolang de regering er niet voor zorgt dat ouders een waardig loon verdienen waarmee ze hun gezinnen kunnen onderhouden, zullen kinderen de straat op blijven gaan om te werken.’
Zo leren de kinderen in het schooltje op speelse wijze rekenen, begrijpend lezen en tekenen en krijgen ze les Duits en Engels van de vrijwilligers van het project, drie jonge Oostenrijkers en een Spaanse.
Ze krijgen er ook de aandacht waar het hun thuis aan ontbreekt, omdat daar niemand is. ‘Dat is het grootste probleem in buitenwijken als deze: verwaarlozing’, zegt Lora. ‘De ouders gaan naar de stad om te werken en laten de kinderen aan hun lot over. Of ze sturen hun kind naar een oma of tante in de stad om daar te wonen. Ook dat is slecht voor hun zelfvertrouwen. Ze voelen zich in de steek gelaten.’
Zodra de kinderen iets ouder zijn, een jaar of twaalf, zoeken de meesten een (vaak informele) baan in loondienst waarmee ze iets meer verdienen. Als automonteur in een garage, verkoper in winkels, in restaurants of als dienstmeisje. Maar dat betekent ook meer uren maken, en in bijna alle gevallen worden de kinderen zwaar uitgebuit. Zo betalen werkgevers hun minderjarige werknemers lonen van zo’n 45 euro per maand voor een voltijdse baan. Dat is vijf keer minder dan het Boliviaanse minimumloon.
Kinderarbeid is lastig tegen te gaan in Bolivia, zegt Lora. Het grootste obstakel zijn de lage inkomsten van de ouders. Zonder uitzondering werken ze in de informele economie, met inkomens ver onder het Boliviaanse minimumloon van ongeveer 225 euro per maand. ‘Zolang de regering er niet voor zorgt dat ouders een waardig loon verdienen waarmee ze hun gezinnen kunnen onderhouden, zullen kinderen de straat op blijven gaan om te werken.’
Toch is er één lichtpunt: anders dan vroeger is het aantal schoolverlaters laag. Het helpt daarbij dat de Boliviaanse schooldagen met hun vier uur per dag kort zijn, zodat de kinderen tijd overhouden om te werken. Bovendien geeft de regering elk kind een klein geldbedrag wanneer het overgaat naar het volgende jaar, vertelt Lora. ‘Veel is het niet, maar het motiveert de kinderen om hun school af te maken.’
Met een mobiel schooltje, Escuelita Movil in het Spaans, biedt de lokale ngo Cerpi educatieve en pedagogische hulp aan kinderen uit gezinnen die in armoede leven.
Wet op kinderarbeid
In 2014 haalde Bolivia het wereldnieuws met een opvallende hervorming van de wet op kinderarbeid. Niet alleen gaf die wet werkende kinderen het recht op hetzelfde minimumloon en dezelfde sociale zekerheid als volwassenen, ook mochten kinderen van 10 tot 14 jaar voortaan legaal aan de slag, met toestemming van de ouders.
Daarmee was Bolivia het enige land ter wereld dat kinderen zo jong toestond om te werken. De wet was een initiatief van de kinderen zelf, verenigd in een kindervakbond, die daarmee een einde wilden maken aan de uitbuiting van kinderen.
Maar de wet was geen lang leven beschoren: in 2018 werd de legalisering van kinderarbeid weer teruggedraaid onder druk van de Inter-nationale Arbeidsorganisatie (IAO), waar ook Bolivia bij is aangesloten. Volgens het IAO-verdrag 138 over kinderarbeid mogen kinderen vanaf 15 jaar werken, waarbij het doel is om kinderarbeid op de lange termijn af te schaffen. Ontwikkelingslanden mogen gedurende een ‘overgangsfase’ een mimimumleeftijd van 14 jaar aanhouden, zolang de kinderen geen gevaarlijk werk verrichten en naar school gaan. Ook Bolivia heeft dit verdrag geratificeerd.
Veel verschil heeft de wet niet gemaakt. Van de invoering van arbeidsrechten voor kinderen kwam niets terecht, en kinderarbeid verbieden heeft eveneens weinig zin. ‘De realiteit is dat veel mensen in armoede leven’, zegt Sofia Romero Ortiz, sociaal werkster voor de Kinderombudsman in Sucre. ‘Daarom gaan kinderen vanaf jonge leeftijd de informele arbeidsmarkt op. En diezelfde realiteit maakt het voor ons lastig om de wet te handhaven.’
‘Dat kinderen een paar uur per dag werken, zie ik niet als iets verkeerds. Zolang ze ook kunnen studeren, goed te eten krijgen en een liefdevolle thuis hebben.’Rocío González, Casita del Saber
‘Volgens de wet hebben kinderen vanaf 14 jaar recht op hetzelfde minimumloon en dezelfde arbeidsrechten als volwassenen, en moeten wij dat als Kinderombudsman handhaven. Maar in de praktijk is dat onmogelijk. Kinderen werken voor bedragen ver onder het minimumloon en met dagen langer dan 8 uur, voor soms maar 10 dollar per week. Ze worden uitgebuit..’
‘Geen enkele werkgever is bereid zijn minderjarige werknemers het minimumloon te betalen wanneer volwassen werknemers dat nog niet eens verdienen. De informele arbeidsmarkt is gigantisch in Bolivia. Als we ingrijpen, raken de kinderen hun werk kwijt en daarmee benadelen we ze. Het is nog nooit voorgekomen dat na ingrijpen van de Kinderombudsman de arbeidsrechten van het kind werden nageleefd.’
Sinds de pandemie is de situatie inderdaad verergerd, zegt Ortiz. ‘De economische crisis en de droogte als gevolg van de klimaatverandering drijven steeds meer boerenfamilies naar de stad op zoek naar inkomsten en zetten daar ook hun kinderen aan het werk. De ouders zien dat niet als iets verkeerds.’
Aandacht voor de kinderen
Een team van sociaal werkers, psychologen en vrijwilligers probeert dat tij te keren in het Casita del Saber (‘Huisje van de Wijsheid’), een project van de lokale katholieke kerk gericht op kinderen uit arme gezinnen en/of probleemgezinnen. Het huisje biedt dagelijks voorschoolse en naschoolse opvang aan twee groepen kinderen tussen 5 en 12 jaar. Een groot deel van hen komt uit een eenoudergezin, en sommige kinderen zijn het slachtoffer van huiselijk of seksueel geweld. Allemaal groeien ze op in (extreme) armoede.
Zoals de 7-jarige Nicolas. Hoewel hij een dak boven zijn hoofd heeft, is zijn situatie nauwelijks anders dan die van een kind op straat. Zijn familie woont in één kamer, met alleen een gat in de grond als wc. Zijn vader is chauffeur van een minibusje, zijn moeder werkt als hulpkok voor een salaris van 100 dollar per maand.
Elke dag voor zonsopgang rijdt Nicolas met zijn vader mee naar de stad, waarna het jongetje wacht tot de opvang opengaat, om 8 uur. Hij komt altijd met een lege maag, gekleed in hetzelfde vuile joggingpak bij gebrek aan geld voor een schooluniform.

De 7-jarige Nicolas komt elke dag met een lege maag naar de opvang in het Casita del Saber.
© Ynske Boersma
‘De ouders van deze kinderen maken lange dagen en kunnen geen zorg voor hen dragen’, zegt Rocio Gonzalez, coördinator van het project. ‘De meesten werken op de boerenmarkt of als straatverkoper. Hun kinderen krijgen niet de aandacht die ze nodig hebben. Die hebben daardoor een zeer laag zelfvertrouwen. Naast pedagogische hulp geven we daarom ook psychosociale steun, aan zowel de kinderen als de ouders.’ Zo bezoeken de medewerkers van het project de gezinnen thuis en praten ze met de ouders om te bepalen wat kind en ouders nodig hebben.
Casita del Saber haalt de kinderen soms letterlijk van straat. ‘We benaderen de moeders en vertellen hen over wat we doen. Maar het is niet altijd makkelijk om ze te overtuigen hun kinderen naar het Huisje te sturen voor of na schooltijd, omdat die ook geld moeten verdienen. Soms komt een kind een paar dagen, en dan verdwijnt het weer een maand.’
‘Dat kinderen een paar uur per dag werken, zie ik niet als iets verkeerds’, vervolgt Gonzalez. ‘Het is onderdeel van onze cultuur. Zolang ze ook kunnen studeren, goed te eten krijgen en een liefdevolle thuis hebben. Met ons project proberen we te voorkomen dat families uit elkaar vallen en dat kinderen de straat op gaan. Door vorming te geven aan ouders en kinderen willen we hun een doel in het leven geven. Zodat ze leren te geloven in zichzelf.’
Deze reportage werd gemaakt voor MO*155, het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.