Chat Jihad. Hoe jihadistische propaganda het internet veroverde

Reportage

Een internationale online community van extreem geweld

Chat Jihad. Hoe jihadistische propaganda het internet veroverde

Chat Jihad. Hoe jihadistische propaganda het internet veroverde
Chat Jihad. Hoe jihadistische propaganda het internet veroverde

Fady Alghorra, Mahmoud Elsobky

20 februari 2018

Fady Alghorra en Mahmoud Elsobky doken een jaar lang in de duistere wereld van de ultra-gewelddadige jihadistische internetpropaganda. Of hoe een klein contingent digitaal kundige extremisten er in slaagde om een campagne van angst te voeren die de hele wereld op zijn kop zette.

Islamitische Staat heeft met zijn propaganda op internet een van de meest succesvolle terroristische communicatiecampagnes ooit gevoerd. De brutale video’s waarin mensen op gruwelijke manier vermoord worden haalden wereldwijd de media. Sinds het in juni 2014 een zelfverklaard kalifaat in het leven riep, trokken tienduizenden buitenlandse strijders naar de slagvelden van Irak en Syrië. Tientallen jonge mannen in het westen werden door de groep geïnspireerd om aanslagen te plegen, vaak zelfmoordmissies waarbij ze het leven lieten om zo veel mogelijk anderen mee in de dood te sleuren.

Maar hoe zijn gewelddadige jihadistische groeperingen zo succesvol geworden in hun communicatie? Hoe slaagden ze er in om zo velen aan te trekken met hun nihilistische, macabere ideologie?

Wij doken een jaar lang in de duistere wereld van de ultra-gewelddadige jihadistische internetpropaganda. Van de vroege video-boodschappen van Osama bin Laden tot het afgelikte online propaganda-offensief van IS. Hoe een klein contingent digitaal erg kundige extremisten er in slaagde om een campagne van angst te voeren die de hele wereld op zijn kop zette.

© Fady AlGhorra en Mahmoud Elsobky

© Fady AlGhorra en Mahmoud Elsobky​

Op 19 december 2016 kaapte de jonge Tunesiër Anis Amri een Poolse vrachtwagen in Duitsland. Hij schoot bestuurder Łukasz Urban een kogel door het hoofd en stak hem met een mes. Om even over acht raasde Amri met de zware Scania over de Hardenbergstrasse in Berlijn, met het lijk van Urban naast hem.

Enkele ogenblikken later ploegde hij het gevaarte met oplegger door de kerstmarkt het plein voor de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche, in het drukke winkeldistrict aan de Kurfürstendamm in de Duitsehoofdstad. Twaalf mensen kwamen om, 56 raakten gewond.

Toen het nieuws van de aanslag overal ter wereld begon door te dringen, waren we net begonnen met een vrijwilligersproject dat journalisten en ex-journalisten uit het Midden-Oosten en België zou samenbrengen om documentaires en reportages te maken, en gevluchte journalisten weer op weg te helpen. We begonnen nieuwsalerts naar elkaar door te sturen en al gauw waren we allemaal druk in de weer, zoekend naar nieuws op Arabische en Europese sites.

Niet veel later gebeurde wat al zo vaak gebeurd was in de maanden voor december 2016. We lazen op BBC dat IS de aanslag in Berlijn had opgeëist via zijn “persagentschap” Amaq. Toen Amri een paar dagen later werd neergekogeld door politie in Milaan, stuurde IS een video de wereld in met daarin een boodschap van Amri. Berlijn was getroffen door een jihadistische terreuraanslag. Een van de vele aanslagen die in Europa gepleegd werden sinds IS zijn zelfverklaarde kalifaat uitriep in 2014.

We begonnen te discussieren. Ellenlange chats op WhatsApp en Facebook Messenger. En één vraag kwam steeds weer bovendrijven: wie of wat zitten er achter Amaq? En waar komt al die propaganda op het internet vandaan? Het blijkt nogal gemakkelijk te vinden.

Jemenitische soldaten

In de eerste weken na nieuwjaar 2017 geraakte steeds meer bekend over Amri en besloten we om wat dieper de graven. We kochten een laptop en een smartphone en zetten een account op bij Google en Yahoo. We maakten een profiel aan op Facebook onder een nepnaam. Om anoniem te kunnen surfen, kocht een van onze reporters een SIM-kaart in Groot-Brittannië, een van de weinige landen waar je nog pre-paidkaarten kan krijgen zonder dat je daarvoor je identiteitskaart moet tonen. De location services schakelden we uit.

Op zoek dus naar jihadisten online. We begonnen met eenvoudige zoekopdrachten op zoekrobots zoals Google en Firefox . Eerst in het Engels, wat enkele videootjes op YouTube opleverde, en links en rechts wat online gebazel over IS. Heel veel nieuwscoverage over de terreurgroep ook.

Dat veranderde snel toen we in het Arabisch begonnen te zoeken. Op YouTube vonden we een hele bibliotheek aan jihadistische videos. Lezingen van extremistische zogenaamde islamgeleerden, beelden van bekende terroristen, propagandavideo’s en ander materiaal. Geen extreem gewelddadig materiaal, maar telkens wel met links in de beschrijvingen.

Close-ups van de geblinddoekte soldaten, vloeiende camerabewegingen en stemmen die de soldaten veroordelen. En dan die eerste vreselijke close-up van een mes dat door de hals van één van de soldaten gaat. Gutsend bloed.

We volgden tientallen sporen, van weblink naar weblink. Die broodkruimels leidden soms naar archieflinks met foto’s, teksten en ander materiaal, soms naar video’s. We kwamen ook een paar keer terecht op pagina’s waarin instructies en paswoorden te vinden waren om naar private webpagina’s te kunnen gaan. Op Firefox vonden we een add-on die je kon downloaden om IS-content naar je computer te sluizen.

Na een tiental minuten vonden we onze eerste IS-video.

Een heel spoor van obscure webadressen leidde naar een download-link waar we een video konden downloaden. Onze Arabisch sprekende journalisten vertaalden terwijl een nasheed weerklonk, een lied dat klinkt als een oosterse religieuze hymne. Jihadi’s in grijze militaire pakken, zwarte sjaals, in Jemen blijkbaar. Gevangen genomen soldaten die in oranje pakken op een rijtje gezet worden.

Dan, close-ups van de geblinddoekte soldaten, vloeiende camerabewegingen en stemmen die de soldaten veroordelen. En dan die eerste vreselijke close-up van een mes dat door de hals van één van de soldaten gaat. Gutsend bloed. Lichamen die samentrekken en dan slap worden. De beulen die de hoofden vastgrijpen en door de hele nek snijden. Vréselijke geluiden. De hoofden worden op de lichamen tentoongesteld.

Om het af te maken, worden nog een paar mannen door het hoofd geschoten. Zelfs één van onze meest geharde reporters, die een oorlog in zijn eigen land van héél dichtbij meemaakte, trekt wit weg. En dit was nog maar de eerste dag van ons onderzoek.

IS propaganda film van een executie

Russische app

Maandenlang hielden we regelmatige surfsessies. We maakten verschillende profielen aan op Facebook, vaak met een foto van de zwarte vlag van IS of met een profielfoto van één of andere bekende terrorist. We begonnen te chatten, op Paltalk, op Snapchat, op Telegram en andere apps en stootten op een heel levendige online gemeenschap van jihadisten van over ter wereld.

Het bleek ook makkelijker dan we dachten. Op sommige apps waar veel IS-kanalen te vinden zijn,  moet je eerst aan een administrator vragen of je binnen mag. In de meeste gevallen werden we binnen de twee minuten toegelaten en konden we vrij meechatten.

We zagen chatkanalen verdwijnen en ontstaan. Vooral op de Russische versleutelde messenger-app Telegram vonden we tal van administrators die een constante stroom aan foto’s, video’s en links naar andere materialen onderhielden. Allemaal in een redelijk onschuldig ogende interface die bijna identiek is aan de meer mainstream apps zoals Facebook Messenger. Telegram werd al snel de app waarmee we het meeste tijd doorbrachten. En we vonden alles waarnaar we op zoek waren. Nieuwsberichten van Amaq, speeches van IS-leiders waaronder de fameuze “kalifaatverklaring” van Abu Muhammad al-Adnani op 29 juni 2014, de nom de guerre van de Syrische woordvoerder van IS, Taha Subhi Falaha, die in 2016 in een luchtaanval in Syrië omkwam.

Telegram werd al snel de app waarmee we het meeste tijd doorbrachten.

Tijdens onze eerste chatsessies, in de lente van 2017, zochten we vooral contact met de “bewoners” van de chatboxen in het Arabisch. We zorgden er voor om nooit onze locatie of bedoelingen bekend te maken. Meestal ging het gewoon om begroetingen en vragen over waar we propagandamateriaal konden vinden. IS-magazines in het Engels, of een speech van deze of gene prediker.

Het werd ons al gauw duidelijk dat we in een heel internationale microkosmos terecht gekomen waren. We hadden gesprekken met IS-sympathisanten die beweerden uit Tunesië te komen, uit Marokko en Egypte, of van het Arabische schiereiland en andere landen.

Sommigen beweerden van dichter bij huis te zijn, van Londen, Birmingham, of van steden in de Verenigde Staten. Een aantal keer beslisten we om gesprekken abrupt af te breken omdat IS-sympathisanten ons naar onze locatie begonnen te vragen. In één geval wilde iemand in Duitsland met ons afspreken. Maar meestal vroegen we gewoon waar we informatie konden vinden over IS en zijn operaties.

We verzamelden magazines zoals Dabiq en Rumiyah, de Naba-nieuwsbrieven. We luisterden naar Bayan radio, tot voor kort het radiostation van IS, en keken naar tientallen video’s. De flashy nieuwsbrieven bevatten gedetailleerde infografieken over aantallen zelfmoordaanslagen, heel veel religieuze theorie, en ook wel heel veel geweld.

Hoera, een aanslag

Na Berlijn volgde nog een hele reeks aanslagen in Europa en ver daarbuiten.

Een jaar lang zagen we hoe de jihadistische chatboxen oplichtten met vreugde en rauwe haat voor alles wat westers is, Sjiitisch of op een andere manier niet in lijn met de ideologie van IS. Telkens een jihadist ergens te keer ging met een mes, zichzelf opblies of voetgangers van de weg maaide, kregen we op onze researchtelefoon en op de apps op onze laptop de ene alert na de andere.

Telkens een jihadist ergens te keer ging met een mes, zichzelf opblies of voetgangers van de weg maaide, kregen we op onze researchtelefoon en op de apps op onze laptop de ene alert na de andere.

In Europa waren we online getuige van de reactie op de auto-aanval op Westminster Bridge in Londen, de zelfmoordaanslag op jonge concertgangers in de Manchester Arena, de mes- en auto-aanval in de buurt van London Bridge in juni, de aanslag met een bestelwagen op de Ramblas in Barcelona, en de aanslag op fietsers en voetgangers met een pick-up truck in New York in oktober 2017.

Telkens zagen we hetzelfde patroon in de chatboxen op Telegram. IS-sympathisanten die na elke aanslag als bezetenen foto’s, nieuwsberichten, video’s en andere vrij beschikbare materialen over een aanslag beginnen delen. Daarna meestal eerst een kort bericht van Amaq, en in de dagen na een aanslag meestal een langer bericht en, bij grote aanslagen, artikelen in het Naba-krantje in het Arabisch, of een groter artikel in het glossy Rumiyah (maar dan enkel bij grote aanslagen).

Onze Arabischsprekende reporters gingen na elke aanslag telkens online om de “temperatuur” in de chatboxen te meten. De gesprekken gingen steevast over hoeveel “kruisvaarders” of “ongelovigen” afgeslacht werden als straf voor aanvallen op de ‘Ummah’, de wereldwijde moslimgemeenschap.

Het eerste exemplaar van Dabiq magazine

Opvallend ook: we zagen keer op keer dat IS-supporters de beelden van terreurslachtoffers in het westen onmiddellijk linkten aan gruwelijke beelden van burgerslachtoffers van bombardementen of gevechten in Syrië of Irak. Telkens met de claim dat dode concertgangers in Londen of fietsers in New York een vergelding waren voor oorlogsdoden.

Die constante stroom haat en geweld een jaar lang volgen woog op sommigen van ons. Zelfs in de propaganda die geen geweld toont, etaleert IS een sombere utopische wereld waarin levens niks waard zijn, een gewelddadige dood een levensdoel wordt en mannen, vrouwen en kinderen in een middeleeuws bestaan gedwongen worden, met strikte regels en onder constante angst voor brutale straffen.

Maar religieus geweld en salafistisch-jihadistisch gedachtengoed is niets nieuws.

Het Midden-Oosten en andere regio’s in de wereld worden al al decennia lang geteisterd door gewelddadige jihadistische groeperingen. Ontelbare journalisten, analisten en andere experten hebben er over bericht.

Wel relatief nieuw is de studie van gewelddadige jihadistische media. We begonnen als bezetenen te zoeken, te lezen en te analyseren, wat resulteerde in een gigantische bibliotheek van onderzoeksartikelen, boeken, en studies over de online activiteiten van terreurgroepen. We reisden naar Londen, Berlijn, Groningen, Istanbul en Tunesië om met vooraanstaande experts te spreken en probeerden de geschiedenis van de gewelddadige jihadistische propaganda te reconstrueren.

Het zal niemand verbazen dat dit ons meteen terug naar Al-Qaeda en de aanslagen van 11 september 2001 bracht.

Van bin Laden tot Baghdadi

In de vroege jaren 2000 communiceerde bin Laden en zijn groep vooral via audio- en video-boodschappen die naar “klassieke” nieuwsmedia zoals Al-Jazeera gestuurd werden. Een Al-Qaeda boodschapper dropte een tape in de brievenbus van één van de kantoren van de Arabische nieuwszender, of journalisten kregen links toegestuurd naar één of ander jihadistische website en het nieuws deed de rest. Met de groei van het internet groeide ook het internetgebruik van Al-Qaeda en zijn vele “zustergroepen”.

In Groningen spraken we met Pieter Nanninga, een wereldvermaarde specialist die in een doctoraat de media van Al-Qaeda documenteerde. Toen we hem ontmoetten aan de afdeling voor Midden-Oosten Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en twee dagen met hem optrokken, toonde hij ons wat vroeg media-materiaal van bin Laden.

‘Die eerste tapes waren eigenlijk lange tirades tegen het Westen. Lange, nogals saaie speeches. Niet zoals de propaganda die we vandaag kunnen vinden bij groepen als IS.’

Beelden van de gevangen Daniel Pearl die de wereld rondgingen

De schok kwam in 2002 toen Al-Qaeda de eerste onthoofdingsvideo’s begon te publiceren. Journalist Daniel Pearl van de Amerikaanse zakenkrant Wall Street Journal was de eerste westerling die in een video onthoofd werd met een mes, nadat hij in Pakistan gekidnapt was door een lokale afdeling van Al-Qaeda.

Al-Qaeda muteerde in de jaren daarna in verschillende vormen en subgroepen, waarvan Al-Qaeda in Irak (AQI) zonder twijfel de meest beruchte was. De leider van AQI, Abu Musab Al-Zarqawi, is volgens verschillende bronnen de man die de Amerikaanse radio-ingenieur Nicholas Berg onthoofdde in een propaganda-video uit 2004, die verdeeld werd via jihadistische websites. ‘Jihadisten in Irak ontwikkelden het gebruik van het internet in die periode om een groter publiek te bereiken’, zegt Nanninga.

Zarqawi was de man die de extreem gewelddadige video’s in de jaren daarna “populariseerde” toen hij in Irak een gewelddadige jihadistische geweldcampagne voerde tegen Sjiitische rivalen en het Amerikaanse leger, tijdens één van de hoogtepunten van de oorlog in Irak.

Een hele serie onthoofdingsvideo’s waarin Britten, Japanners en mensen van andere nationaiteiten werden vermoord werd uitgebracht in 2004 onder het label van de jihadistische media-outlet Jama’at al-Tawhid wal-Jihad.

AQI herdoopte zichzelf in 2006 in de Islamitische Staat in Irak (ISI). Zarqawi werd gedood in een drone-aanval in Irak in dat jaar, net als een paar van zijn opvolgers. Maar de media werd steeds professioneler. 2006 was ook het jaar waarin Facebook en Twitter wereldwijd werden gelanceerd. Het duurde niet lang voor jihadisten op de twee grootste platforms ter wereld actief werden om hun propaganda te verspreiden. ‘Al-Qaeda had zijn media al lang geprofessionaliseerd voor het zich omvormde in ISI en daarna in ISIS’, zegt Nanninga. ‘De media is gewoon meegegroeid met de organisatie.’

Twitter-offensief

Toen Abu Bakr Al-Baghdadi in 2010 het roer overnam aan het hoofd van ISI, staken de jihadisten al snel de grens over naar Syrië en begonnen ze hele lappen grondgebied te veroveren. Ze namen Mosul in Irak in, en stootten door naar Raqqa in Syrië, en herdoopten zichzelf nog een keer, tot ISIS, de Islamitische Staat in Irak en Syrië. Op 29 juni 2014 riepen ze uiteindelijk een zelfverklaard kalifaat uit via een audio-boodschap.

Adam Deen

Kort na de gebeurtenissen van juni 2014 lanceerde IS een barrage aan extreem brutale onthoofdingsvideo’s. De bekendste zijn zonder twijfel die waarbij de Amerikaanse journalist James Foley, de Britse hulpverleners David Haines en Allan Henning, en de Fransman Hervé Gourdel om het leven kwamen.

Het begin van het zelfverklaarde kalifaat betekende ook het begin van een grootschalige propaganda-campagne op Twitter. ‘IS had officiële accounts die links naar materiaal publiceerden, die dan verder verspreid werden via een wereldwijd netwerk van supporters’, zegt Nanninga. ‘Die supporters speelden zo dus een cruciale rol in het verspreiden van de boodschap van IS.’

‘IS gebruikte het internet op industriële schaal. Ze begonnen het internet helemaal te domineren met hun perfide interpretatie van de islam.’

De meeste jihadonderzoekers, en verdere interviews die we deden, wijzen op een toevloed van mediaprofessionals in de eerste maanden en jaren van het “kalifaat”. Cameramensen, hackers, sociale media-experten en andere technologisch erg kundige jihadi’s zorgden er voor dat steeds meer video’s, magazines en andere propaganda de wereld werd ingestuurd. Op het hoogtepunt, in 2015 en 2016, publiceerde IS honderden propagandaberichten per week.

Berichtgeving van de pers over de gruwelijkheden van IS deden de rest.

Adam Deen, een voormalig lid van de Britse islamistische groepering Al-Muhajiroun en nu een van de autoriteiten op het gebied van radicalisering in Groot-Brittanië bij de Quilliam Foundation, zag de internetpropaganda uitgroeien tot een wereldwijde bedreiging.

‘IS gebruikte het internet op industriële schaal en dat was iets wat we voordien nog niet gezien hadden’, zei Deen toen we hem interviewden in Londen. ‘Ze begonnen het internet helemaal te domineren met hun perfide interpretatie van de islam.’

IS groeide uit tot een wereldmerk met zijn eigen logo’s, huisstijl, toon en stijl, gedragen door een informeel en gedecentraliseerd netwerk van duizenden technologisch erg kundige supporters die de haatboodschappen van IS over de hele wereld verspreidden.

‘Die industriële aanpak heeft het voor anti-extremistische organisaties zoals de mijne erg moeilijk gemaakt om extremisme tegen te gaan.’

De volgende aflevering van Chat Jihad: “Fan boys en kalifaatsoldaten - hoe IS jihadistische propaganda helemaal veranderde” verschijnt op donderdag 19 februari op MO.be.

Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos.

© Fonds Pascal Decroos

© Fonds Pascal Decroos​