De flagrante leugen van de herboren stad
De mythe van Medellín: ‘Hoe kan je spreken van verandering wanneer er niet naar 300 vermisten wordt gezocht?’
Ynske Boersma
03 augustus 2021
Onder een enorme berg van puin naast de volkswijk Comuna 13 in de Colombiaanse stad Medellín liggen vermoedelijk zo’n 300 vermisten uit dat stadsdeel begraven. Ze verdwenen en werden vermoord door paramilitairen tijdens het gewapend conflict in Colombia.
Het is een publiek geheim dat veel vermisten verdwenen onder het puin van La Escombrera, een stortplaats voor bouwafval (het zanderige terrein op deze foto).
© Ynske Boersma
Colombia’s tweede stad Medellín is alom bekend als de ‘Stad van de Transformatie’. Maar onder een enorme berg van puin grenzend aan de volkswijk Comuna 13 liggen vermoedelijk zo’n 300 vermisten uit dat stadsdeel begraven. Ze verdwenen en werden vermoord door paramilitairen tijdens het gewapend conflict in Colombia. Het Vredestribunaal heeft onlangs de zoektocht naar de lichamen heropend, in wat het ‘grootste massagraf van Latijns-Amerika’ wordt genoemd.
Juan Diego Mejia was zeven jaar toen zijn broer Hermey, toen 22, de deur van hun huis achter zich dichttrok en nooit meer terugkeerde.
Die gebeurtenis heeft zijn leven getekend, en dat van zijn familie. Zo zette zijn moeder avond na avond een bord met eten voor de verdwenen zoon op tafel. Elke dag dat Hermey niet verscheen streepte ze door op een kalender. Dat zou ze tot 2006 volhouden, vier jaar na zijn verdwijning. ‘En ze liet altijd de voordeur openstaan’, zegt Juan Diego, die nu 26 is. Zijn ogen schieten nog steeds vol bij de herinnering.
Naar schatting 80.000 tot 120.000 vermisten telt Colombia. Allen slachtoffers van het gewapend conflict van wie de lichamen nooit zijn teruggevonden. Ook Hermeys lichaam is ruim 18 jaar na de verdwijning nog altijd spoorloos.
De zoektocht naar deze slachtoffers is een van de moeilijkste punten van het huidige vredesproces. Ruim vier jaar nadat de vredesakkoorden met guerrillabeweging FARC ingingen is er nog weinig vooruitgang geboekt met het vinden van hun lichamen en van de waarheid over hun dood. En de daders gaan in 99,5% van de gevallen vrijuit, zo berekende ngo Human Rights Everywhere in 2019.
Met de komst van de paramilitairen begint een golf van gedwongen vermissingen in het stadsdeel Comuna 13.
Een groot deel van deze verdwenen personen werd vermoord door de paramilitairen, met name in de eerste jaren van het presidentschap van Álvaro Uribe (van 2002 tot 2010). In deze jaren begon Uribe’s regering een grootscheeps militair offensief tegen de linkse guerrillabewegingen in het land. Hoewel die aanpak de rust in het land enigszins terugbracht, ging hij ook gepaard met ernstige misdaden tegen de burgerbevolking.
Zo ook in Comuna 13, een stadsdeel van Colombia’s tweede stad Medellín, een zee van rommelige roodbakstenen huisjes die tegen de heuvel lijken te zijn aangeplakt.
Hier speelde Hermey’s verdwijning zich af. Eind jaren ‘90 werden de volkswijken van de Comuna volledig gecontroleerd door linkse milities en guerrillabewegingen, bij afwezigheid van de overheid. Uribe besluit grof geschut in te zetten en voert 23 militaire operaties uit in het stadsdeel. Daarbij vallen tientallen burgerslachtoffers en een veelvoud aan gewonden, en honderden families raakten ontheemd.
Maar daar blijft het niet bij. In het kielzog van het leger en de politie neemt een nieuwe gewapende groep de macht in het stadsdeel over. Het zijn de rechtse paramilitaire eenheden die tijdens het Colombiaanse conflict het vuile werk opknapten van onder andere leger en politie. Hun methoden zijn zo mogelijk nog wreder dan die van de guerrilla die ze zogenaamd bestrijden.
Met de komst van de paramilitairen begint een golf van gedwongen vermissingen in Comuna 13. 115 buurtbewoners, waaronder Hermey, verdwijnen in 2002 in dit stadsdeel. Hij wordt meegenomen door de paramilitairen, vertelt een vriend van hem later. In 2003 verdwijnen nog eens 68 bewoners. Vooral jonge mannen lopen gevaar. ‘Volgens de paramilitairen waren alle jongeren linkse militieleden geweest, en daarom moesten ze vermoord worden en spoorloos verdwijnen’, zegt Luz Elena Salas. Haar zoon Damian David, toen 20 jaar oud, verdween in januari 2007 toen hij op een avond even naar buiten ging om een sigaret te roken.
‘Volgens de paramilitairen waren alle jongeren linkse militieleden, en daarom moesten ze verdwijnen’, duidt Luz Elena Salas. Ook haar zoon is nog steeds vermist.
© Ynske Boersma
De puinberg en de zandmijn
Nu hebben de bewoners van de Comuna wel een vermoeden waar hun vermisten begraven liggen. Het is een publiek geheim dat de paramilitairen hun slachtoffers deden verdwijnen in de bergen boven het stadsdeel. Daar hadden ze hun basissen op het terrein van een stortplaats voor bouwafval, La Escombrera, en een zandmijn, La Arenera. ‘Iedereen zag hoe ze de jongeren meenamen naar boven, met hun handen op de rug gebonden’, zegt Salas.
Het publieke geheim is niet alleen een vermoeden. De paramilitairen die de wijk jarenlang in hun macht hadden zouden jaren later, na hun demobilisatie, bekennen dat ze een geschatte driehonderd buurtbewoners vermoord en begraven hadden op deze plekken.
Diezelfde paramilitairen getuigden ook dat de opdracht om hun slachtoffers te doen verdwijnen van bovenaf kwam, zegt Ruben Dario Pinilla, oud-rechter van het Vredestribunaal voor de berechting van ontwapende paramilitairen. Zo konden ze de stadsbuurten terroriseren terwijl de autoriteiten de andere kant op keken.
Ondanks deze getuigenissen is tot op de dag van vandaag geen legergeneraal of politiecommandant veroordeeld voor de verdwijningen. Alle onderzoeken naar hun betrokkenheid strandden zonder dat het tot een zaak kwam, zegt een gefrustreerde Pinilla. Hij diende in 2017 zijn ontslag in bij het Vredestribunaal uit onmacht over deze straffeloosheid.
‘Alle pogingen van het Tribunaal om de waarheid boven tafel te krijgen, werden afgekapt door het Hoge Gerechtshof’, zegt Pinilla in zijn werkruimte in Medellín. ‘Een voorbeeld: in een uitspraak over het zoeken naar de waarheid over de oorsprong van het paramilitarisme oordeelde het Hof dat dat “ongepast en onnodig” was. Het compenseren van de slachtoffers en het idee van “niet-herhaling” verwerden zodoende tot een illusie.’
Daar zijn de vermisten van Comuna 13 een exemplarisch voorbeeld van. Pinilla noemde La Escombrera meerdere malen ‘het grootste massagraf van Latijns-Amerika’. Maar ondanks de aangiftes van de slachtoffers, sinds 2003, en de getuigenissen van paramilitairen, na 2007, zouden de autoriteiten pas in 2015 de eerste opgravingen doen in het gebied van La Escombrera. Na een paar maanden al besloot de burgemeester van Medellín om die zoektocht weer te staken, zonder dat er ook maar een lichaam gevonden was.
Onmogelijke opdracht
Het vredesakkoord met de FARC in 2016 bracht nieuwe hoop voor de slachtoffers. Samen met slachtofferorganisatie Movice vragen ze in 2018 aan het Vredestribunaal om beschermingsmaatregelen voor zeventien vermeende massagraven in het land, waaronder La Escombrera.
Het Vredestribunaal is ingesteld om de misdaden te berechten die zijn begaan tijdens het conflict met de FARC. In augustus 2020 besluit het tribunaal om de gevraagde maatregelen toe te kennen en nieuwe opgravingen te beginnen in het gebied. Veel van de slachtoffers liggen dan al 18 jaar onder het puin. Zo’n 25 verdiepingen aan lagen bouwafval zouden er inmiddels overheen zijn gestort.
Na zoveel jaar is het landschap zo sterk veranderd dat de zoektocht naar de vermisten haast onmogelijk is geworden.
De puinberg was al die jaren in gebruik als stortplaats en werd pas een paar jaar geleden gesloten. Niet omdat er wellicht vermisten onder liggen, maar omdat de berg instabiel dreigde te worden. Inmiddels is de berg begroeid met gras en korte boompjes, en moeilijk van de rest van de bergketen te onderscheiden. Ernaast, in La Arenera, is de vergunning voor het afgraven van zand met nog eens tien jaar verlengd. Ook daar liggen vermoedelijk resten van vermisten begraven.
De familieleden van de slachtoffers zijn gefrustreerd. Na zoveel jaar is het landschap zo sterk veranderd dat de zoektocht naar de vermisten haast onmogelijk is geworden. Hoewel de slachtoffers het Vredestribunaal dankbaar zijn dat ze serieus genomen worden, verwachten ze weinig van de nieuwe opgravingen. Die zijn ook beperkt tot enkele gebieden waar het terrein weinig is veranderd in de loop der jaren. De puinberg zelf wordt ongemoeid gelaten. De zoektocht is er te kostelijk en heeft te weinig kans op slagen.
Niettemin houden de slachtoffers de hoop vast. ‘We hopen dat er in ieder geval met meer toewijding wordt gezocht dan in 2015’, zegt Luz Elena Salas. ‘Ook al wordt er maar één lichaam gevonden.’
Juan Diego Mejia (rechts) en een graffiti-tekening van zijn vermiste broer Hermey (links). ‘Er wordt niet naar de vermisten gezocht.’
© Ynske Boersma
Paradepaardje
Wanneer een verhaal te mooi klinkt om waar te zijn, is dat meestal ook zo. Toch geloven zowel hordes toeristen als stadsbesturen van over de hele wereld graag in het verhaal van de opmerkelijke ‘transformatie’ van Medellín. Juichende artikelen in de media helpen daar een handje bij. Colombia’s tweede stad stond eind vorige eeuw bekend als een van de gevaarlijkste ter wereld vanwege de gewelddadige grillen van drugsbaron Pablo Escobar.
En ook na zijn dood in 1993 werd de stad geteisterd door de terreur van guerrillabewegingen, paramilitairen en andere criminele bendes. Met het verjagen van de guerrilla begin jaren 2000 – een stilzwijgende samenwerking tussen het leger, politie en paramilitairen – leek de rust terug te keren in Medellín.
De rust bleek een rookgordijn. Eenmaal de de linkse guerrillabewegingen verjaagd waren, namen de (met politiek rechts verbonden) paramilitairen de controle over grote delen van de stad over en runden ze de lucratieve drugshandel. Zij hielden er zo mogelijk nog wredere methoden op na dan hun voorgangers en introduceerden bovendien een nieuwe terreur: de verdwijningen van hun slachtoffers.
‘Het is miserabel dat ze het idee van “sociale transformatie” verkopen terwijl we hier een puinberg met lichamen van vermisten hebben.’
En zo, terwijl het stadsbestuur goede sier maakte met de drastisch dalende moordcijfers, bereikte het aantal vermiste stadsbewoners een ongekende piek in 2002 en 2003. Maar omdat verdwijningen niet geregistreerd werden als een misdaad, kwamen die cijfers pas veel later aan het licht. Ook na de demobilisatie van de paramilitairen, die door velen een farce wordt genoemd, zijn dezelfde illegale structuren de stadswijken blijven controleren, zo getuigen bewoners van de stad.
Het stadsbestuur kreeg intussen wereldfaam door de stad een make-over te geven. Medellín kreeg een vernuftig openbaarvervoerssysteem met een metro en kabelbanen die de arme, hooggelegen wijken tegen de heuvels met het centrum verbinden, en knappe bibliotheken, en sportcomplexen in de moeilijkste buurten van de stad. Het kreeg er verschillende prijzen voor, waaronder die van de Wall Street Journal voor de meest innovatieve stad in 2013.
Het paradepaardje is het stadsdeel Comuna 13, waar sinds 2011 een serie van acht elektrische roltrappen de volksbuurt verbindt met de lagergelegen delen van de stad. Sindsdien geldt de Comuna als het voorbeeld van de “sociale transformatie” van een gewelddadige sloppenwijk naar een ‘kleurrijke’ volksbuurt met veel graffiti, waar rappende ex-bendeleden nu toeristen rondleiden.
Of dat is toch het verhaal waarmee de stad buitenstaanders succesvol om de tuin leidt. Want hoeveel kabelbanen en roltrappen het stadsbestuur ook aanlegt, onder de oppervlakte is er in feite weinig veranderd. De Comuna 13 wordt nog steeds gecontroleerd door de paramilitaire structuren die destijds zoveel terreur zaaiden, op een subtielere manier nu. Hetzelfde geldt ook voor andere delen van de stad. Alle vredesprocessen ten spijt kunnen de paramilitairen feitelijk nog even straffeloos hun gang gaan als voorheen.
Nergens is deze farce zo wrang als in de Comuna 13. Het is een publiek geheim: iedereen die verdient aan het toerisme rondom de roltrappen wordt afgeperst door deze criminele bendes. Tot de gidsen die toeristen rondleiden aan toe.
‘Het idee van de sociale transformatie is bedacht door de overheid’, zegt buurtbewoner en het kleine broertje van de verdwenen Hermey, Juan Diego Mejia. ‘Het is miserabel dat ze dat idee verkopen terwijl we hier een puinberg met vermisten hebben. Hoe kan je spreken van verandering wanneer er niet naar hen wordt gezocht? Het toerisme in de Comuna is gebaseerd op een leugen, en het zijn dezelfde paramilitairen die daarvan profiteren. Er is, kortom, niets getransformeerd.’
Deze reportage werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.