‘Wij zijn klaar voor nog een miljoen Congolezen’

Reportage

Oeganda bereidt zich voor op vluchtelingenstroom uit Congo

‘Wij zijn klaar voor nog een miljoen Congolezen’

‘Wij zijn klaar voor nog een miljoen Congolezen’
‘Wij zijn klaar voor nog een miljoen Congolezen’

Geen enkel Afrikaans land vangt meer vluchtelingen op dan Oeganda: anderhalf miljoen. Na de massale instroom van Zuid-Soedanezen, steken er sinds begin dit jaar weer meer Congolezen de grens over. Ze vluchten voor dodelijk geweld in hun land en komen terecht in wat weleens ‘het beste land ter wereld voor vluchtelingen’ wordt genoemd. Maar dat beeld verhult een minder idyllische werkelijkheid.

Zondagmorgen. Het is niet alleen de kille ochtendbries die de bewoners van Kyaka II Refugee Settlement doet klappertanden. Radeloos staan de vluchtelingen rond hun vernielde huisjes. Afgelopen nacht escaleerde een sluimerend conflict tussen enkele bewoners. Drie huizen werden afgebroken, twee in brand gestoken. De vrouw van de intussen ontsnapte verdachte wordt tussen twee politieagenten in op een motorfiets weggebracht. ‘We nemen haar mee voor haar eigen veiligheid’, verklaren de agenten. Zwijgend kijkt de menigte toe hoe ze verdwijnen over de rode weg die door de golvende groene bergen leidt. De spanning is om te snijden.

© Arne Gillis

Altijd wel wat

Anders dan buurland Kenia stopt Oeganda zijn vluchtelingen niet weg in afgerasterde gruweloorden diep in de woestijn. In principe zijn de Oegandese “vluchtelingenkampen” open gemeenschappen, die contact hebben en handel drijven met hun autochtone buren. Om dat verschil in de verf te zetten, is het verboden om in Oeganda over kampen te spreken. De correcte benaming is settlements, nederzettingen.

Centraal staan de principes zelfredzaamheid en solidariteit. Het heet dat de Oegandese regering haar ‘Afrikaanse broeders in nood’ niet louter een stuk vis toewerpt, maar hun een hengel wil geven. Concreet: een stuk Oegandees land waarop de vluchteling aan landbouw kan doen. Dankzij de solidariteit van het Oegandese volk kan die zo opnieuw zelfredzaam door het leven.

Zo ook dus in Kyaka II Refugee Settlement, een van de oudste van het land. Het grootste deel van de bewoners is er al jaren, sommigen zelfs al decennia. Toen het geweld in Oost-Congo begin 2018 opnieuw begon op te flakkeren, werd er andermaal een beroep gedaan op de nederzetting om de nieuwe golf Congolese vluchtelingen op te vangen. Dat leidt tot de nodige spanningen, zo blijkt.

Vlak voor een van de vernielde huisjes staat een man midden in een mensenzee. Met opgeheven handen probeert hij de gemoederen te bedaren. Het is Mukere, de officieuze leider van de zowat 65.000 Congolezen die intussen in deze nederzetting wonen. Mukere treedt op als vertegenwoordiger van de vluchtelingen bij de lokale autoriteiten, bemiddelt bij conflicten en wordt in die hoedanigheid alom gerespecteerd door de bewoners. ‘Spreek hem aan met “chef”’, raden enkele bewoners me aan – iets dat Mukere even later zal bevestigen.

‘Het was een dolgedraaide jongeman die dit op zijn geweten heeft’, vertelt de Chef. ‘Meestal loopt het niet zó uit de hand. Maar er is altijd wel wat. Er is geen werk en nauwelijks te eten. Mensen gaan ’s nachts op rooftocht, of beginnen uit pure verveling te drinken. Dan krijg je dit’, wijst hij naar de verbrande huisjes.

De druk neemt toe nu er meer vluchtelingen aankomen, geeft Mukere toe. ‘Het zijn mensen die regelrecht uit oorlogsgebied komen. Sommigen zijn totaal verknipt. Het valt voor dat vrouwen verkracht worden.’ De Chef probeert diplomatisch te zijn, maar hij baalt er zichtbaar van. Het is duidelijk niet de eerste keer dat hij voor dergelijke dingen opgetrommeld wordt.

Even later trekt hij van leer tegen het land dat hen opvangt. Zoals veel vluchtelingen voelt hij zich gediscrimineerd door de Oegandezen. ‘Op papier zijn vluchtelingen vrij om werk te zoeken, dat klopt. Wel, geen Oegandees zal ons ooit aannemen. Voor een simpele vertaalopdracht haalt het ministerie nog liever een Oegandees helemaal uit Kampala dan één van ons in dienst te nemen. In het beste geval kunnen we voor een hongerloon op het land van iemand uit de buurt gaan werken.’

‘Kijk eens om je heen, ziet dit eruit als een paradijs?’

Als een boer met kiespijn lacht Mukere de illusie van de idyllische Oegandese vluchtelingenkampen weg. ‘Kijk eens om je heen, ziet dit eruit als een paradijs?’ bromt hij. De zon klimt intussen tot verschroeiende hoogte boven de armetierige huisjes. De menigte staat er ook nog, rustiger dan eerst, maar nog steeds even werkloos toe te kijken.

© Arne Gillis

Inwoners van Kasese verzamelen bij het mortuarium na de aanval van het leger op het paleis van koning Mumbere. Ze hopen er nieuws te krijgen over vermiste familieleden. Bij de aanval op het paleis van koning Charles Mumbere stierf een onbekend aantal mensen, waaronder veel vrouwen en kinderen. Schattingen variëren tussen de 100 tot 150 doden.

© Arne Gillis

Goednieuwsshow

Mukere’s stelling wordt bevestigd door Fred Soyekwo, die als assistent-commandant verantwoordelijk is voor het dagelijkse reilen en zeilen in Kyaka II. ‘Vorige week is hier een konvooi van 700 Congolese vluchtelingen aangekomen. Dat gebeurt nagenoeg elke week – we hebben ook al konvooien van 1300 vluchtelingen gehad. Natuurlijk zorgt dat voor druk. We hebben de stukjes land die we vluchtelingen ter beschikking stellen moeten verkleinen van een hectare naar een elfde van een hectare. Soms zijn ze zelfs nog kleiner. Welke familie kan daarvan leven?’ vraagt hij zich af. ‘De bodem raakt daardoor ook sneller uitgeput, en voor je ’t weet zit je in een vicieuze cirkel.’

Het vervolg laat zich raden. Soyekwo vertelt over een voedselbedeling van de ngo World Vision die een week ervoor plaatsvond. Nog voor de trucks tot stilstand kwamen, werden ze bestormd door de hongerende menigte. ‘De hulpverleners die erin zaten, zijn op de vlucht geslagen’, herinnert hij zich.

Het is merkwaardig dat een ambtenaar van het Oegandese ministerie voor Vluchtelingen een verhaal ophangt dat indruist tegen de goednieuwsshow van zijn regering. Heeft Soyekwo meer werkelijkheidsbesef omdat hij vaker dan gemiddeld te velde aanwezig is? Het is weekend, en Soyekwo is de enige vertegenwoordiger van de Oegandese regering. ‘Alle officials zitten tijdens het weekend in Kampala. Ze komen hier vaak pas maandavond aan’, licht hij de werkweek van een Oegandese ambtenaar toe.

‘We zijn de Oegandezen dankbaar. Maar Oeganda is zelf ook een arm land, en dan nog eens zóveel mensen erbij? Je moet het lot niet tarten’

Is dit een zeldzaam geval van iemand die gewoon zegt waar het op staat? Helemaal duidelijk is het niet. Wat wel vast staat is dat er gewoonlijk omzichtiger met het thema wordt omgesprongen door vertegenwoordigers van de regering. In Kampala wil Musa Ecweru, minister voor Vluchtelingen, niet weten van problemen in de kampen. ‘We hebben met de regering vijf scenario’s uitgewerkt voor het geweld in Congo. In het slechtste geval steken er nog een miljoen extra de grens over. Oeganda is er klaar voor’, klopt de minister zich op de borst.

Pure waanzin in de ogen van de Chef. ‘We zijn de Oegandezen dankbaar dat ze ons opgevangen hebben toen ons eigen land in een spiraal van geweld terechtkwam. Maar Oeganda is zelf ook een arm land – je moet het lot niet tarten’, vindt hij.

Ebola

Even verderop, in het dorpje Kyegegwa, getuigt een hotelhoudster dat ook de Oegandezen niet altijd even blij zijn met het groeiende aantal vluchtelingen. Volgens de wet moet van elke voor vluchtelingen bestemde dollar ontwikkelingsgeld dertig cent naar de ontwikkeling van de gastgemeenschappen gaan. Maar daar merkt de vrouw niet veel van. ‘Al die internationale ngo’s, zelfs onze eigen regering… Ze hebben alleen maar oog voor die vluchtelingen. Wij hebben ook noden, maar die witte ngo-jeeps zien we hier meestal alleen maar in een flits passeren.’

Het klinkt misschien als de Oegandese variant van de goedkope antimigrantenpraatjes die je ook bij ons hoort. Maar in tegenstelling tot Vlaanderen is dit allerminst een van de rijkste regio’s ter wereld: Oeganda staat vooralsnog te boek als een niet alleen straatarm, maar ook nog diep in de schulden zittend land.

En dus kruipt het bloed waar het niet gaan kan. De gevallen waarin Oegandezen zich registreren als vluchtelingen zijn intussen niet meer te tellen. Ze hopen daarbij een graantje mee te pikken van de land- en voedselbedelingen. Het zet de al gespannen relaties tussen de vluchtelingen- en gastgemeenschappen verder op scherp.

En die relatie dreigt nog slechter te worden door de ebola-epidemie die aan de andere kant van de grens in Congo woedt. ‘De vraag is niet of, maar wanneer de eerste besmette vluchteling de grens oversteekt’, zegt Lee, hoofdarts van het ziekenhuis van Kihihi, op een boogscheut van de Congolese grens.

© Arne Gillis

Een Congolese familie zoekt de schaduw op, vlak voor de quarantainezone voor ebolapatiënten, Matanda Reception Center, september 2018

© Arne Gillis

Tekortkomingen

Het “Oegandese model” mag er op papier dan zeer gul en progressief uitzien, bij nadere toezien vertoont het enkele grote, structurele mankementen.

Het grootste pijnpunt is het gebrek aan langetermijnvisie. Wat gaat er gebeuren als er donormoeheid optreedt en de internationale gemeenschap zich financieel volledig terugtrekt? Anderhalf miljoen mensen dreigen dan overgeleverd te worden aan de opbrengst van een miniem lapje grond.

‘Dat is een reële dreiging, die de vluchtelingen nerveus maakt’, vertelt Robert Hakiza, directeur van de ngo Young African Refugees for Integral Development, die de belangen van Congolese vluchtelingen verdedigt. ‘Dat gevoel van uitzichtloosheid wordt nog versterkt doordat het als vluchteling zo goed als onmogelijk is om genaturaliseerd te worden tot Oegandees. Je moet vijftien jaar in het land wonen en tot de tweede graad mogen er geen vluchtelingen in je familie zitten. De facto valt daar dus gewoon niemand onder. Wat als de Oegandese regering beslist om ons statuut in te trekken? Dan zijn wij alles kwijt’, vreest hij.

In zijn kantoor in Kampala legt Hakiza, die zelf tien jaar geleden uit Congo vluchtte, uit dat vluchtelingen het stuk land en het huisje dat ze ter beschikking krijgen niet als eigendom mogen claimen. ‘Officieel blijft het eigendom van het gastland, Oeganda. Het feit dat vluchtelingen op papier niets kunnen opbouwen maakt hen onzeker, kwetsbaar en vatbaar voor misbruik.’

Zijn vrees is niet onterecht. In 2013 verwijderde Oeganda een groep van 1700 Rwandese vluchtelingen van zijn grondgebied. Het Oegandese leger werd daarin bijgestaan door zijn Rwandese evenknie. Bij de gewelddadige operatie vielen twee doden.

Maar ook de vatbaarheid voor corruptie is een groot zeer. In de context van al gespannen relaties barstte begin dit jaar een corruptieschandaal zonder weerga uit. In een poging geld, materiaal en land achterover te drukken, overdreven hooggeplaatste topambtenaren van het ministerie voor Vluchtelingen systematisch het aantal vluchtelingen. Een jammerlijke gebeurtenis, maar volgens minister Ecweru behoort die intussen tot het verleden door het systeem van biometrische registratie. ‘Intussen werd elke vluchteling biometrisch geregistreerd, mét bijbehorende vingerafdrukken.’

Tunneldenken of blufpoker?

Ecweru mag er prat op gaan dat de corruptie daarmee uitgeroeid is – de vluchtelingen hebben er wel nog steeds mee te maken. ‘Corruptie wordt vaak betreurd door de vluchtelingen’, staat er in een officieel verslag van een vergadering tussen de vluchtelingen, vertegenwoordigd door de Chef, en het ministerie. ‘Theoretisch gezien is het onderwijs gratis, maar dat is alleen een slogan. In de praktijk vragen de leraren geld’, aldus het document. ‘Het valt voor dat vluchtelingen moeten betalen om geregistreerd te worden. Hulpgoederen worden maar al te vaak gestolen of anderszins achterovergedrukt.’

© Arne Gillis

Oeganda’s first lady Janet Museveni lanceert in de hoofdstad Kampala een plan ter bevordering van het onderwijs in vluchtelingenkampen. Over inhoud of implementatie van het plan rept niemand een woord – het hoofdthema is financiering. Daarvoor wordt naar de internationale gemeenschap gekeken. De zelfverklaarde ceremoniemeester ontsteekt wat verbaal vuurwerk om de vooral blanke ngo-directeurs op te hitsen. Met enige verbeelding verpersoonlijkt de man Oeganda zelf: een kort postuur verraadt het uitblijven van de groeispurt tijdens zijn jeugd, veroorzaakt door een nationaal voedseltekort. Dat wist hij op latere leeftijd ruimschoots in de breedte te compenseren als ambtenaar in de regering-Museveni. Oeganda wedijvert met de Centraal-Afrikaanse Republiek en Nigeria om de laatste plaats in de Corruptie-index van Transparency International.

© Arne Gillis

In de nasleep van het corruptieschandaal dreigde de internationale gemeenschap stilzwijgend om de geldkraan dicht te draaien. En dat gebeurde ook – op de Refugee Solidarity Summit, georganiseerd door president Museveni halverwege 2017, werd slechts 358 miljoen van de beoogde 2 miljard dollar opgehaald. Ongetwijfeld een dikke streep door de rekening van Museveni. Want juist internationale waardering is cruciaal voor het regime.

‘Met een gul vluchtelingenbeleid koopt Museveni krediet bij de wereldgemeenschap om zijn autoritaire beleid door de vingers te zien’

‘Het zou naïef zijn om te denken dat de Oegandese regering zoveel vluchtelingen opneemt uit altruïsme. Iedereen beseft dat we de capaciteit niet hebben hebben om iedereen op te vangen. Maar voor Museveni maken de vluchtelingen deel uit van zijn politieke agenda. In Oeganda verkleint de democratische ruimte zienderogen. Kritische journalisten en oppositieleden worden met de regelmaat van de klok in de gevangenis gegooid en gemarteld. Door een gul vluchtelingenbeleid te voeren, koopt Museveni krediet bij de internationale gemeenschap om zijn autoritaire beleid door de vingers te zien.’ Aan het woord is een onafhankelijke onderzoeker gespecialiseerd in de Oegandese politiek. Hij verkiest anoniem te blijven. De man kreeg maanden geleden, na verregaande bedreigingen, steun van een internationale ngo om hervestigd te worden in de hoofdstad Kampala.

De man heeft een punt: op zowat elk ander gebied blinkt het beleid van de Oegandese regering niet bepaald uit in menselijkheid. De lijst van wreedheden, niet zelden tegen de eigen bevolking, is eindeloos. Eind november 2016 werden in Kasese nog 150 mensen, onder wie veel vrouwen en kinderen, genadeloos afgeslacht door hetzelfde leger dat aan de grens nu vluchtelingen verzorgt en de weg wijst. Dezelfde internationale gemeenschap die het land de hemel in prijst voor zijn menselijkheid jegens vluchtelingen maakte er amper woorden aan vuil.

Zo kantelt het beeld van het Oegandese vluchtelingenmodel: van goedbedoeld, maar een tikje onrealistisch tunneldenken tot geopolitieke blufpoker met anderhalf miljoen levens als inzet. Het humane vluchtelingenhelpersimago moet het feit verdoezelen dat het regime in Kampala evolueert naar een gewelddadige dictatuur. Dat imago levert ook nog eens miljoenen dollars ontwikkelingsgeld op van de internationale gemeenschap, waarvan bij de wet dertig procent geïnvesteerd moet worden in de ontwikkeling van de lokale gemeenschappen.

En de internationale gemeenschap wil zich niet meer vragen stellen dan strikt noodzakelijk. In een klimaat waar meer en meer stemmen pleiten voor ‘opvang in eigen regio’, toont het kleine, straatarme Oeganda aan dat zulks tot ieders tevredenheid mogelijk is.

Het jammerlijke is dat deze blufpoker over de hoofden van de vluchtelingen heen zelf wordt gespeeld. ‘Ik zeg niet dat de Oegandese regering geen vluchtelingen moet opvangen. Maar laten we ze niet als pion gebruiken in een politiek spelletje. Daarvoor hebben ze al genoeg geleden’, zegt de Oegandese onderzoeker.

© Arne Gillis

Aan de rand van het Oegandese grensstadje Kasese wonen vier Congolese vrouwen in een huisje in erbarmelijke staat. Uit angst voor de politie spreken ze Bakonzo op straat, een taal die ze gemeen hebben met hun Oegandese buren. Vier jaar geleden zijn ze recht door het woud de grens overgestoken. Nog steeds verkiezen ze de illegaliteit boven het vluchtelingenstatuut.

© Arne Gillis

Tussen hamer en aambeeld

Aan de rand van het Oegandese grensstadje Kasese wonen vier Congolese vrouwen. Ze betrekken een huisje in erbarmelijke staat, al sinds ze vier jaar geleden illegaal de grens overstaken. Voor anderhalve euro per dag werken ze op het veld van hun Oegandese buren. Hun kinderen zitten thuis, er schiet geen geld over om de school te betalen. Ze vrezen de politie – mocht die lucht krijgen van hun illegale status riskeren ze arrestatie.

Maar waarom registreren ze zich niet als vluchteling, om zo aanspraak te maken op een stukje land, af en toe een voedselpakket, met wat geluk een kleine lening om iets op te kunnen zetten?

‘De kampen zijn te ellendig’, zegt Christella Muhindo onomwonden. Ze schrikt niet wanneer ik vertel over de platgebrande huizen in Kyaka II Refugee Settlement. ‘Dat is precies wat we in Congo ontvlucht zijn’, fluistert ze.

Deze reportage werd mede mogelijk gemaakt door de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek

Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!