Sinds januari 2016 runt WWF in de provincie Maï Ndombe een project om ontbossing te bestrijden. Het Projet Intégré REDD (PIREDD) is het eerste concrete resultaat van een door de Wereldbank en andere internationale actoren ondersteund programma om het tropisch regenwoud in de provincie te beschermen in het kader van de strijd tegen klimaatopwarming.
Patisserie nouvelle is een stijlvolle lunchplek in Kinshasa vlakbij de Franse ambassade. Het is een ontmoetingsplek voor rijke Congolezen en de vele expats die in de buurt werken. Ik ontmoet er Hicham Daoudi, de Belgische projectleider van PIREDD. Twee dagen later mag ik mee op missie om de activiteiten van het project op het terrein te observeren. Hicham wil me voor ik vertrek de grote lijnen van het project voorstellen.
In La patisserie nouvelle legt Hicham Daoudi me uit hoe PIREDD bijdraagt tot dit bredere programma: ‘Eigenlijk streven we naar het uitbouwen van een groene economie in de nieuwe provincie Maï-Ndombe. Meer specifiek moeten we de ontbossingsgraad tussen 2015 en 2019 terugbrengen van 0,44% naar 0,38% en het op dat niveau stabiliseren. Daarnaast moet dankzij het project het geldelijke inkomen van de lokale bevolking gestegen zijn met 20%. Als we succesvol zijn, wordt het een mooi verhaal, voor de natuur en de bevolking in de Maï-Ndombe.’PIREDD is het eerste concrete project op grote schaal binnen een geïntegreerd programma in de gloednieuwe provincie Maï Ndombe. Eens dit programma op kruissnelheid komt, zal het het grootste project in Afrika zijn voor de instandhouding van een boslandschap en een van de omvangrijkste REDD+-projecten wereldwijd. Door alternatieven voor ontbossing in de provincie te ontwikkelen moet het programma tegen 2021 de uitstoot van 25 miljoen ton CO2 voorkomen.
Door alternatieven voor ontbossing in de provincie te ontwikkelen moet het programma tegen 2021 de uitstoot van 25 miljoen ton CO2 voorkomen.
Het pioniersproject, dat de nationale REDD+-strategie in de praktijk moet brengen [zie De cruciale rol van bosrijk Congo in de strijd tegen klimaatverandering] , wordt ondersteund door heel wat internationale donoren, waaronder de Wereldbank die niet alleen instaat voor de financiering van het PIREDD-project, maar zich ook geëngageerd heeft om na afloop koolstofkredieten op te kopen voor maximaal 15 miljoen ton vermeden uitstoot.
Het project vertrekt daarvoor vanuit een pragmatisch en simpel idee. Aangezien de provincie aan de hoofdstad grenst, wordt het bos nog veel sterker bedreigd dan in andere streken. Onder druk van de markt in Kinshasa, wordt de ontbossing ook hier vooral veroorzaakt door houtkap voor brandhout en kleinschalige landbouw.
Om het verdwijnen van het primair bos te stoppen, voorziet het project om in vier gewesten accaciaplantages aan te planten, gemengd met maniokplanten. De accacia die nu geplant wordt, zal over acht jaar gekapt kunnen worden en omgezet in houtskool.
Niet alleen wordt hierdoor het natuurlijke bos op een directe manier gevrijwaard van de houtkap, de aanleg en het onderhoud van de plantages moet huishoudens ook een zekere bron van inkomsten bezorgen via de verkoop van de voedselgewassen die ze tussen de bomen planten. Het project rekent erop dat dorpelingen daardoor het tropisch woud minder intensief zullen ontginnen.
Lokale ontwikkeling
Bisiala is een dorp zoals er zich vele langs de wegen van Congo bevinden: een hondertal huisjes langs weerzijden van de weg, kinderen die rondrennen, mannen die schuilen voor de zon onder de bomen, vrouwen die de maniok aan het stampen zijn die ’s avonds gegeten zal worden. Hier en daar een klein kraampje waar boeren de overschotten van hun oogst – in dit seizoen vooral ananassen – verkopen aan de reizigers die in Tata-bussen of gevaarlijk overladen vrachtwagens langsrijden. En natuurlijk overal de zorgvuldig samengebonden pakken makala.
PIREDD Bisiala. De tractor van het project staat klaar om de velden om te ploegen.
© Bram Cleys
Bisiala ligt langs de Route Nationale 17 (RN17), niet meer dan een hobbelige zandstrook die Bandundu-stad via de RN1 met Kinshasa verbindt. Terwijl de RN1, waar de RN17 op aansluit, vele jaren geleden geasfaleerd werd en zich in prima staat bevindt, is de weg naar Bandundu niet meer dan aangeharde rode aarde die aan het einde van het regenseizoen vol putten zit. Ik ben maar al te blij dat we in Bisiala eindelijk nog eens kunnen uitstappen.
Twee dagen eerder zijn we uit Kinshasa vertrokken om assistent-projectleider Christian Mbaya samen met twee van zijn medewerkers in Bandundu Stad op te halen. Zij hebben de voorbije acht dagen doorgebracht op een motorboot op de Kwilu- en Kasaï-rivier om een tiental dorpen te bezoeken die meedoen met het PIREDD-project. Vanuit Bandundu keer ik met hen terug naar Kinshasa. Onderweg houden we nog eens halt in vier dorpen, Bisiala is de eerste stop.
We worden verwelkomd door Mikansia-Mpia, een twintiger die voorzitter is van het Comité Local de Dévelopement (CLD) van Bisiala. Trots toont hij ons het lokaaltje dat ze als vergader- en opslagruimte hebben ingericht. “ONG WWF PIREDD. Bureau CLD Bisiala” staat er op de gevel geschilderd.
PIREDD Bisiala. De tractor van het project staat klaar om de velden om te ploegen.
© Bram Cleys
De CLDs werden als structuren in het leven geroepen door het Ministerie van Landbouw om de lokale ontwikkeling van onderuit te begeleiden. De leden worden verkozen door de dorpelingen en vertegenwoordigen elk in principe een deel van de bevolking. Samen moeten ze initiatieven ontplooien die de ontwikkeling van de dorpen stimuleren.
De CLDs leiden op veel plaatsen een slapend bestaan. Ze bestaan wel op papier, maar hebben geen eigen budget.
Hoewel de oprichting van CLDs vele jaren geleden werd beslist, leiden ze op veel plaatsen een slapend bestaan. Zoals voor zovele instituties in Congo geldt: ze bestaan wel op papier, maar hebben geen eigen budget. Het PIREDD-project heeft deze structuren nieuw leven ingeblazen in de dorpen waarmee ze samenwerkt, om hen de omkadering van hun activiteiten in handen te geven. Per gewest werken een aantal animatoren voor het project die de dorpelingen begeleiden in het verkiezen van de CLDs en de comités vervolgens omkaderen bij de verschillende stappen van het project.
Mikansia-Mpia neemt me mee naar de boomkwekerij van het dorp. Daar gebeurt het belangrijkste werk in deze eerste fase van het PIREDD-project. Elk van de aan het project deelnemende huishoudens moet 1100 accacia’s opkweken om uit te planten op de hun toegewezen hectare. Het zaaigoed voor de bomen wordt aangeleverd door het project.
PIREDD Bisiala. De pépinière van het dorp Bisiala.
© Bram Cleys
Zowat alle zaaisels zijn ook daadwerkelijk gekiemd en klaar om uitgeplant te worden. De tractor van het project is vandaag net begonnen met het omploegen van het veld. De tractorist doet deze dagen overuren: voor het kleine droge seizoen begint, moeten nog honderden hectares in de verschillende dorpen omgeploegd worden en klaargemaakt voor de aanplant.
Net als vele andere stappen in het project wordt dit allemaal strak georganiseerd door WWF. Ik zal het ook op andere momenten merken: hoewel ze er prat op gaan dat de plantages van en voor de dorpelingen zijn, houdt het project de touwtjes zelf stevig in handen.
Omgekeerd biedt het project natuurlijk belangrijke voordelen aan de meewerkende dorpelingen. Zij worden immers vergoed voor zogenaamde geleverde ecosysteemdiensten, in dit geval het aanleggen en onderhouden van de plantages.
Deze vergoedingen voor ecosysteemdiensten vormen het hart van het PIREDD-project en ze zijn ook de directe aanleiding voor de bezoeken van Christian Mbaya en zijn team. Na afloop van deze campagne zullen ze in totaal $40.000 hebben verdeeld in de verschillende dorpen die ze hebben bezocht.
Voetbal en stromend water
Voorzitter Mikansia-Mpia is dan ook trots dat ze deel kunnen uitmaken van PIREDD. Hij zegt het bijna verontschuldigend: ‘Vandaag doen nog maar 117 van de 700 gezinnen in Bisiala mee. Velen reageerden terughoudend op alweer een ontwikkelingsproject van een ngo. Maar ze zullen snel zien dat WWF geen ong aventure is.’ Hij is er gerust in en heeft alvast gevraagd om extra kweekzakjes voor de acaciaplanten mee te brengen.
Velen reageerden terughoudend op alweer een ontwikkelingsproject van een ngo. Maar ze zullen snel zien dat WWF geen “ong aventure” is.
Dat hij een slimme marketeer is voor zijn project, begrijp ik snel daarna nog veel beter als hij me vertelt welke ontwikkelingsprojecten het CLD in het dorp wil opstarten. Hoewel de betalingen voor ecosysteemdiensten worden toegekend aan de huishoudens die zich in het project hebben geëngageerd, bepaalt hun contract wel dat ze elk 5% moeten afdragen aan de CLDs. Die beschikken daarmee over een budget om hun werkzaamheden te organiseren én om eigen initiatieven te ontplooien.
In Bisiala heeft de raad beslist om in een eerste fase in twee projecten te investeren. Eerst zal de waterpomp van het dorp hersteld worden. Die werd een paar jaar geleden geïnstalleerd, maar is sinds lang defect waardoor dorpelingen opnieuw niet anders kunnen dan water aandragen van op grote afstand. PIREDD heeft zich al bereid verklaard de nodige vervangstukken te voorzien. Maar hun geniale vondst is hun tweede project: een televisie-installatie inclusief schotelantenne zodat het hele dorp in januari de Afrikacup heeft kunnen volgen.
Botulu
Een dag later rond het middaguur stoppen we in Botulu. Van de vier dorpen die we tijdens deze trip bezoeken, zijn de werkzaamheden hier het verste gevorderd. Net de dag voor ons bezoek is een eerste veld van 20 hectare aangeplant met accacia’s en maniok.
PIREDD Botulu. De pas aangeplante accacia- en maniokplantage in Botulu.
© Bram Cleys
In totaal moeten in het dorp 100 hectare plantages komen. Christian Mbaya neemt me trots mee om me met eigen ogen te laten zien waar het project om draait. Met trotse blik wijst hij op de kleine scheuten die op regelmatige afstand op het kale veld zijn geplant.
De keuze voor accacia is duidelijk overdacht, zo vertelt hij me aan de rand van het veld: ‘Een accacia heeft twee voordelen. Ten eerste behoort ze tot de familie van de vlinderbloemigen. Net zoals vele planten van deze soort geven haar wortels stikstof af in de grond wat bijdraagt tot bodemherstel. Maar nog belangrijker is dat de plant snel de volwassenheid bereikt en al na vijf tot acht jaar klaar is om gekapt te worden.’
De agroforesterie-benadering waarbij accacia gemengd wordt met voedingsplanten, in dit geval maniok, wordt dan ook op heel wat plaatsen in Congo en elders in Afrika toegepast. In Botulu legde een andere organisatie, GI Agro, een aantal jaar geleden zelfs al een veld op deze manier aan. Het ligt vlakbij het terrein dat nu in opdracht van PIREDD wordt aangelegd. Hier zijn de accacia’s al goed opgeschoten en ook de maniok doet het goed.
PIREDD Botulu. De agroforesterie-plantage van GI Agro die een paar jaar geleden al aangelegd werd in Botulu.
© Bram Cleys
Aangezien de dorpelingen in Botulu erin geslaagd zijn hun zaailingen al uit te planten, krijgen ze ook de eerste schijf van hun ecosysteemdienst-vergoeding uitbetaald. Terug in het dorp worden we ontvangen de de leden van het CLD en een vertegenwoordiger van de chef de terre. Zij krijgen van Christian en zijn team de opdracht om het geld voor deze eerste betaling te verdelen onder de deelnemende dorpelingen.
Het is een indrukwekkende stapel biljetten die de WWF’ers achter laten in het dorp. Ook hier krijgt het CLD 5% van de betalingen. Met dat geld wil het in de loop van dit jaar alle huizen aansluiten op een elektriciteitsgenerator en investeren in een middelbare school.
De medewerkers van het PIREDD-project overhandigen de eerste schijf van de ecosysteemdienst-betalingen aan het CLD van Botulu.
© Bram Cleys
Voor we vertrekken, richt de vertegenwoordiger van de chef de terre zich nog tot mij. Aangezien bijna alle grond in de dorpen eigendom is van de chefs, zijn zij het aanspreekpunt voor PIREDD om grond te verkrijgen. Ze spelen dan ook een niet te verwaarlozen rol in het project. ‘Kijk maar eens goed rond’, zegt zijn afgevaardigde me. ‘Er zijn nog veel gronden en ongeëxploiteerde savanne beschikbaar rond het dorp. We wachten enkel nog op investeerders om die voor ons te ontwikkelen. Misschien kan jij daar wel voor zorgen!’
Ik keer met een hoopvol gemoed terug naar Kinshasa. Het project leidt tot concrete resultaten, combineert op een pragmatische wijze natuurbescherming met lokale ontwikkeling op een manier die de autonomie van lokale actoren lijkt te respecteren.
PIREDD probeert de resultaten ook op langere termijn veilig te stellen door volop in te zetten op het ondersteunen en omkaderen van lokale staatsagenten.
De ambities zijn ook niet min. Tegen 2019 moeten 5000 ha bos aangeplant worden: 3000 ha accacia, 500 ha kleinschalige palmolie-plantages en 1500 ha met andere bomen, zoals fruitbomen. Het probeert deze resultaten ook op langere termijn veilig te stellen door volop in te zetten op het ondersteunen en omkaderen van lokale staatsagenten. Zo voorziet het PIREDD-project bijvoorbeeld om de gloednieuwe provinciale technische diensten van de nodige uitrusting en opleiding te voorzien.
Maar toch blijft iets ook aan me knagen. Biedt PIREDD een model dat kan dienen om de strijd tegen ontbossing in Congo definitief op het goede spoor te krijgen? Ik leg de vraag na mijn terugkomst uit Congo voor aan Alain Karsenty, een bosexpert aan het Franse CIRAD die het REDD+-proces in Congo al vele jaren volgt.
‘Dit is zonder twijfel een mooi project, zoals er wel meer projecten bestaan die op lokaal vlak tot goede resultaten leiden. Maar om ontbossing in Congo op een systemische en rechtvaardige manier op te lossen, zal het REDD+-proces op een andere schaal moeten werken. Enkel door prioritair bijvoorbeeld het probleem van grondbezit en grondrechten aan te pakken, kan REDD+ in Congo werken. Het is maar de vraag of dat de komende maanden en jaren mogelijk zal zijn.’
Dit dossier kwam tot stand in het kader van ‘De geldstromen van MO*’. MO* zette zijn marketingbudget om in middelen voor onderzoeksjournalistiek. Daardoor kon dit dossier gefinancierd worden.