Gevlucht en opnieuw verjaagd: Palestijnse herontheemden getuigen
Palestijnse vluchtelingen in Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever hangt opnieuw een bevel tot verhuizen of onteigening boven het hoofd.
‘Europa’s houding creëert een tijdbom van frustraties die in jullie gezicht zal ontploffen.’ Even zinderen de woorden van de Palestijnse politicologe en activiste Sheerin al Araj nog na in een behoorlijk gevulde Brusselse congreszaal die debatteert over re-refugees of Palestijnse vluchtelingen die opnieuw hun woonplaats en dorp dreigen kwijt te geraken aan Israël. Het VN-Agentschap voor de Vluchtelingen UNRWA nodigde drie Palestijnse vluchtelingen uit in Brussel om Europese actie te vragen. Die actie zien ze ‘liefst gisteren’, en conform de conclusies van de Europese Raad op 14 mei. Die beklemtoonde het illegale karakter van de Israëlische nederzettingen, riep om opheffing van de Gaza-blokkade en toonde zich zeer bezorgd over de onteigeningen, huisvernietigingen en de steeds slechtere leefomstandigheden van de Palestijnen.
Twee maanden later versterkt Europa zijn samenwerkingsakkoord met Israël. Fait accompli, en lijnrecht tegenover de politieke moed die al Araj aan Europa vraagt en de feiten die ze Europa voorlegde. Wat volgt is een greep uit de vele verhalen over de gedwongen hervestiging van Palestijnse gemeenschappen.
Burgerlijk proces?
In 1956 hervestigden de Jordaanse regering en UNRWA 28 Palestijnse vluchtelingengezinnnen in Sheikh Jarrah, een Palestijnse wijk ten noorden van de oude stad van Jeruzalem. Ze gaven hun vluchtelingenstatus op en betaalden symbolische huur. In 1972 kregen de families bericht dat ze die huur voortaan moesten betalen aan het Sefardisch Comité en een comité van de Knesset – de eigenaars van de huizen, tot dan onbekend voor hen. In datzelfde jaar spanden de twee comités een proces aan, samen met de Israëlische Landautoriteit, om de grond van Sheikh Jarrah te registreren. Ze claimden de grond op basis van een omstreden Ottomaanse wet uit de negentiende eeuw.
Sindsdien zitten de Palestijnse gezinnen in een juridische veldslag die ze dreigen te verliezen. ‘In 2008 begon de eerste ontruiming van twee huizen’, vertelt Samir Abdel Latif, comitéafgevaardigde van Sheikh Jarrah. ‘Ons dossier is opgenomen in het Israëlische juridische systeem, waartegen je als Palestijnse burgers bijzonder weinig kan beginnen. De oorspronkelijke contracten van de terbeschikkingstelling door Jordanië hebben we nog wel, maar Israël weigert die te erkennen en gaat ervan uit dat we de huizen illegaal in eigendom hebben genomen.’
‘Israël beweert dat Sheikh Jarrah een burgerlijke zaak is, maar dit is een puur politiek, demografisch proces. Toen de huizen werden ontruimd, werd het hele gebied afgezet, en om vier uur in de ochtend werden meer dan 500 Israëlische soldaten ingezet. Burgerlijk proces? Laat me niet lachen. Wat nu gebeurt in Sheikh Jarrah past perfect in het 2030-plan van Jeruzalem. Dat gaat terug naar de stadsplanning van de jaren vijftig, gaat uit van de Israëlische soevereiniteit over Jeruzalem en reikt daarvoor nu legaliseringsmechanismen aan.’
Opgejaagd vee
Mohamed al Korshan vertegenwoordigt de bedoeïenengemeenschap die in de rand van Jeruzalem vlak bij de Israëlische nederzetting Maäle Adoemim woont. Zijn stam, de Jahalin, woont er al jaar en dag in sloppenwoningen, met een minimum aan basisinfrastructuur, in de hoop ooit opnieuw met zijn vee rond te kunnen trekken.
‘De meesten van ons zijn erkende vluchtelingen en komen uit een nomadisch bestaan in de Negev-woestijn. We wonen in Palestijns C-gebied, dat dus sinds de Oslo-akkoorden onder volledige Israëlische militaire en administratieve controle staat. Twintig gemeenschappen, onder meer de Jahalin, kregen het bevel tot onteigening en vernietiging van hun woonplaatsen. Men wil ons hervestigen, nog maar eens, zonder dat we enige inspraak krijgen. Het is duidelijk dat we moeten verhuizen omdat we in een gebied wonen dat bestemd is voor de grootschalige ontwikkeling van Israëlische nederzettingen.’
Internationaal protest voorkwam dat de Jahalin werden doorgesluisd naar een zone pal naast een vuilnisbelt van Abu Dis. Israël besliste om de hervestigingsactie op te schorten tot het onderzoek rond is naar de mogelijke schadelijke gevolgen voor de leefomgeving in het gebied. Voorlopig hoeft ook het schooltje niet afgebroken te worden. ‘We bouwden dit schooltje zonder vergunning, ja’, zegt al Koshan. ‘Die zouden we toch niet krijgen, maar het is wel de enige onderwijsmogelijkheid voor tachtig kinderen die niet meer opgehaald konden worden door schoolbussen.’
Zigzagjustitie
Walaja is een Palestijns vluchtelingendorp tussen Jeruzalem en Betlehem. Direct na de Arabisch-Israëlische oorlog in 1948 werd een groot deel van het dorp bij de nieuwe staat Israël ingelijfd, de helft van het nieuwe dorp werd in 1967 nog eens door Israël geannexeerd en bij Jeruzalem gevoegd.
‘Israël annexeerde alleen de grond, niet de dorpsbewoners’, vertelt Sheerin al Araj, raadslid van Walaja. ‘Die kregen oranje identiteitskaarten van de Westelijke Jordaanoever, iets waarvan niemand echt wakker lag. Pas toen de Oslo-akkoorden bezegeld werden, begrepen we de betekenis: we werden “illegalen”.’ Palestijnen die een Westoever-paspoort hebben, krijgen niet enkel het verbod in Jeruzalem te wonen, maar mogen Jeruzalem ook niet in zonder geldige Israëlische toestemming. Gevolg: de Walaja-dorpelingen, met Westoeverkaart, mogen niet eens in hun eigen huis, op gemeentegrond van Jeruzalem, wonen.
‘We gingen in beroep om dat recht te trekken. Tot nu is er geen uitspraak geweest.’ Walaja, omringd door de Israëlische nederzettingen Gilo en Har-Gilo, moet ook met lede ogen toekijken hoe Israël het hele dorp ommuurt en zo de landbouwgrond van het dorp afsnijdt en confisqueert. ‘Zodra de muur gebouwd is, zullen 2.300 dorpelingen, waarvan de helft jonger is dan achttien jaar, in een openluchtgevangenis leven, met een automatische poort die hen verbindt en scheidt van de rest van de wereld’, vertelt al Araj.
Een jaar geleden verwierp het Israëlisch Hooggerechtshof het beroep van de Palestijnse dorpelingen die eisten om de route van de Muur te verleggen naar de Groene Lijn, de internationaal erkende grens tussen Palestijns en Israëlisch gebied. De voorzitter van het Hof, Dorith Beinisj, motiveerde de weigering door te verwijzen naar de potentiële dreiging van terroristen die via Walaja nog gemakkelijk Jeruzalem in kunnen komen en de treinverbinding tussen Tel Aviv en Jeruzalem kunnen belagen. ‘Dat houdt geen steek. Je kan ook vandaag in veertig minuten van ons dorp naar de Knesset. Waarom worden er nu dan al geen voorlopige maatregelen getroffen?’
Bovendien negeerde het Hooggerechtshof het deskundigenadvies van de Israëlische kolonel Joeval Dvir, die de huidige muurroute niet nodig acht voor veiligheidsdoeleinden. ‘Hij zei onder meer dat de huidige zigzagroute het reactievermogen van het Israëlische leger juist zal hinderen en waarschuwde dat de huidige landconfiscatie en het economisch gijzelen van mensen tot diepe frustraties en zware conflicten zal leiden.’