Grote groep niet-Belgen mag geen vrijwilligerswerk doen

Analyse

‘Ik wou bezig zijn en onder de mensen komen’

Grote groep niet-Belgen mag geen vrijwilligerswerk doen

Grote groep niet-Belgen mag geen vrijwilligerswerk doen
Grote groep niet-Belgen mag geen vrijwilligerswerk doen

Een grote groep niet-Belgen mag in ons land geen vrijwilligerswerk doen. Jammer, want vrijwilligerswerk is een remedie tegen sociale isolatie. Bovendien is het een gedroomd platform om kennis te maken met andere culturen en achtergronden.

‘Ik wou bezig zijn en onder de mensen komen’, zegt de Mechelse-Bosnische Zada die zich tot vorig jaar gratis inzette in een solidariteitswinkel. ‘Dat het voor een goed doel was, gaf extra voldoening.’ Intussen heeft Zada een voorlopige verblijfsvergunning en een vaste job. Met vrijwilligerswerk is ze gestopt.

Volgens Tine Debosscher, stafmedewerkster bij het Kruispunt Migratie-Integratie, zijn organisaties zoals scholen, OCMW’s en opvangcentra vaak vragende partij om met niet-Belgische vrijwilligers aan de slag te gaan. En die vraag is er zeker ook van de kant van de kandidaat-vrijwilligers zelf. ‘Mensen die in hun asielprocedure zitten en dus niet mogen werken, hebben vaak tijd te over, en die willen ze nuttig opvullen.’

In het Antwerpse Kiel werkt opbouwwerker Jamal Belmahi al drie jaar met Marokkaanse Belgen om hun positie in de samenleving te verstevigen. Daar zit ook een stevige brok vrijwilligerswerk bij. Een ploeg van twintig mensen staat in voor het goede verloop van buurtfeesten, uitstappen, culturele evenementen… Acht van hen hebben geen papieren, wel zeeën van tijd, vertelt Belmahi. De sans-papiers die Jamal in de ploeg heeft, zijn mensen met minstens een diploma secundair onderwijs op zak. Drie van hen hebben een Marokkaans universitair diploma. ‘Vrijwilligerswerk is voor hen belangrijk’, zegt Belmahi. ‘Ze kunnen het Nederlands dat ze leerden in taalcursussen in de praktijk omzetten en krijgen gemakkelijker toegang tot de buurt. Heel belangrijk ook is dat mensen op die manier de kans krijgen om te participeren en om hun mening te geven. Je ziet hen gewoon groeien, van wat teruggetrokken mensen tot personen met een duidelijke mening.’

Zeker nu de zwarte markt weinig werkuren oplevert –een gevolg van de economische crisis– is er nood aan en ruimte voor zinvolle tijdsbesteding, vult Belmahi aan. Maar er zit een kink in de kabel. De wetgeving over vrijwilligerswerk voor vreemdelingen is vaag en dubbelzinning. Organisaties die met niet-Belgische vrijwilligers werken, zitten nu in een grijze zone.

De kronkels van de wet

‘Er is een lacune in de wetgeving’, legt Tine Debosscher uit. ‘Nadat de vrijwilligerswet in 2006 in werking trad, moest een Koninklijk Besluit de voorwaarden vastleggen voor buitenlandse vrijwilligers. Op dat KB wachten we nog altijd.’ Gevolg: voor de groep niet-Belgen is de oude regelgeving, gekoppeld aan het arbeidsrecht, nog altijd van kracht. Niet-Belgische vrijwilligers vallen dus onder de arbeidsreglementering voor buitenlandse werknemers. Mensen die volgens de vreemdelingenwet niet mogen werken, mogen geen vrijwilligerswerk doen. Maar ook mensen die een arbeidskaart hebben, mogen geen onbetaalde arbeid verrichten. Want, aldus de kronkels van de regelgeving, een arbeidskaart geeft alleen toegang tot betaald werk. ‘Enkel personen die vrijgesteld zijn van een arbeidskaart –Europeanen of bepaalde gezinsherenigers– mogen vrijwilligerswerk doen’, zegt Debosscher.

Vrijwilligers- en mensenrechtenorganisaties vinden dat het arbeidsrecht niet van toepassing kan zijn op het vrijwilligerswerk. De vakbonden en de sociale inspectie zijn het daar niet mee eens. Want, luidt de redenering, het onderbrengen van vrijwilligerswerk onder het arbeidsrecht beperkt de risico’s die eraan verbonden zijn: economische uitbuiting en oneerlijke concurrentie.

‘Mensen zonder papieren mogen niet als vrijwilliger werken. Maar om geregulariseerd te worden, moet je wel werkervaring kunnen voorleggen en geïntegreerd zijn’

Er ligt een wetsvoorstel op tafel dat bepaalt dat organisaties die werken met vrijwilligers zelf moeten controleren of iemand de “juiste papieren” heeft. ‘Dat werkt negatief’, reageert Eva Hambach, directeur van het Vlaams steunpunt voor vrijwilligerswerk. ‘Het legt de verantwoordelijkheid bij organisaties. Dat klopt niet, nu worden we voortdurend geconfronteerd met dat wantrouwen en die controledrang vanuit de overheid. Ik heb al meermaals concrete voorbeelden gevraagd van het misbruik van vrijwilligerswerk, maar krijg nooit een antwoord.’

De overheid kan organisaties zware administratieve boetes opleggen als er een ‘vermoeden is dat vrijwilligers onder het mom van vrijwilligerswerk een echte job doen’, vult Hambach aan. Juridische precedenten zijn er echter niet, dat bevestigt ook het Kruispunt. Maar toch, de ruimte voor interpretatie is er. Het Vlaams Belang vroeg enkele jaren geleden nog om een arbeidsonderzoek van het theaterstuk Illegal Beauty, waar mensen zonder papieren en asielzoekers in acteerden. Het Antwerpse gemeenteraadslid Bart Debie vond het niet kunnen dat mensen zonder papieren meespelen in een theaterstuk, ‘een commercieel gegeven waarmee geld wordt verdiend.’

Met een boog om de wet

Er zijn organisaties die bewust kiezen om de huidige regelgeving te omzeilen en die toch vrijwilligers zonder papieren inzetten. ‘Daniël Alliet, die hier in de wijk een enorm sociaal netwerk heeft uitgebouwd rond mensen zonder papieren, heeft altijd oplossingen gezocht om met hen als vrijwilligers te werken omdat het hen juist structuur geeft’, vertelt Bie Vancraeynest, coördinator van het Brusselse jeugdhuis Chicago. ‘Als je te maken krijgt met paradoxale wetgeving, moet je die omzeilen. En paradoxaal is die wetgeving zeker: de meeste mensen zonder papieren mogen niet als vrijwilliger werken, maar om geregulariseerd te worden moet je wel werkervaring kunnen voorleggen en geïntegreerd zijn.’

Jamal* deserteerde uit het Marokkaanse leger, waar hij als beloftevolle bokser in de nationale militaire ploeg zijn land vertegenwoordigde. De druk om te presteren was te groot voor de beperkte rechten en ruimte die hij kreeg, en in 2006 bleef hij tijdens een internationale wedstrijd “hangen” in het Duitse Düsseldorf. Nadat hij datzelfde jaar in Brussel belandde, kwam hij via via in contact met de Brussels Boxing Academy (BBA) en later met het netwerk rond Chicago. ‘Ik begon les te geven in de BBA, waar de filosofie is dat iedereen er een degelijke boksopleiding kan volgen. Professioneel jeugdboksen staat in België op een heel laag pitje. En ik wilde mijn kennis en ervaring uit Marokko hier overbrengen.’ Jamal kreeg via zijn vrijwillige inzet een arbeidscontract bij Chicago en een tijdelijke verblijfsvergunning maar blijft zich belangeloos inzetten in het jeugdboksen.

‘Vòòr Chicago kende ik de term vrijwilligerswerk nauwelijks. Ik had nooit gewerkt in functie van een sociale doelstelling. Ik ben aan de slag gegaan met de jongeren van Chicago, kon hen iets bieden maar heb daar zelf ook veel van geleerd. Ik droom ervan op een dag naar Marokko terug te keren en daar over te brengen wat ik in België op sociaal vlak leerde: werken met en investeren in kansarme kinderen.’

*fictieve naam om privacyredenen

www.kruispuntmi.be