Het belang van vee

Analyse

Het belang van vee

Herders en kleine veeboeren krijgen het moeilijk om economisch te overleven nu de vleesindustrie mondialiseert en de graslanden verdorren.

**Geglobaliseerde koeien, kippen en bacteriën
**De snel globaliserende veestapel heeft een aantal neveneffecten, zegt de Wereldvoedselorganisatie.
**Herders hebben zin
**In het kader van de mondiale armoedebestrijding, is het misschien zinvoller om economische alternatieven te bedenken voor het herdersbestaan, aangepast aan gemeenschap en omgeving. Dierenartsen zonder Grenzen vindt dat niet noodzakelijk.
**Vee is economie
**Vee -vooral schapen, geiten en kamelen- betekent voor de Keniaanse Turkana in de eerste plaats voedselvoorziening. Toch is het levensbelangrijk dat ze zich economische basisregels eigen maken, zegt Els Bedert van de Belgische afdeling van Dierenartsen zonder Grenzen.

Geglobaliseerde koeien, kippen en bacteriën

Wereldwijd is de veeteelt is de laatste jaren enorm gegroeid. 13 procent van de internationale consumptiemarkt bestaat vandaag uit veeproducten en 40 procent van de mondiale landbouwmarkt draait rond dierlijke productie. In de ontwikkelingslanden groeide de vleesproductie op een kwarteeuw met 230 procent, de melkproductie met 200 procent. Mooi, zegt de Wereldvoedselorganisatie (FAO), maar de snel globaliserende veestapel heeft wel een aantal neveneffecten.
Naast de stijgende nationale inkomens, de extra werkgelegenheid en een betere toegang tot vlees- en melkproducten voor de lokale bevolking, zorgt de mondialisering immers ook voor groeiende risico’s op grensoverschrijdende dierlijke epidemieën zoals runderpest of vogelgriep. Als gevolg van de vogelgriepepidemie stelden de geïndustrialiseerde landen scherpe veiligheids- en kwaliteitsmaatregelen voor veeproducten in. Die nieuwe normen vragen voor de exporterende ontwikkelingslanden extra investeringen, waardoor centralisatie zich opdringt. Voor de 600 miljoen kleinschalige veehouders wordt  het daardoor moeilijk om nog mee te spelen, aldus de FAO.
De mondialisering bereikt ook de achtertuinen van miljoenen huishoudens. In Vietnam, bijvoorbeeld, houdt één op twee huishoudens -zowel op het platteland als in de steden- kippen in de tuin, een lucratieve bezigheid, want voor een minimum aan investering krijg je veel terug. De FAO berekende dat het stopzetten van deze achtertuinproductie in het kader van een internationale bestrijdingscampagne van het vogelgriepvirus tot een inkomensverlies zou leiden van 550 miljoen dollar per jaar, gelijk aan 2,5 miljoen fulltime jobs betaald volgens het geldende minimumloon.
In een nieuw rapport waarschuwt de FAO ook voor de impact van de snel groeiende veesector op mens en milieu. Stijgende mestoverschotten vervuilen land en water, en volgens berekeningen van de FAO zou de wereldwijde vee-industrie verantwoordelijk zijn voor broeikasgassen, die -omgerekend in CO2-equivalent- 18 procent van de totale uitstoot bedragen. Koeien vervuilen dus meer dan transport.

Herders hebben zin

Van de naar schatting 120 miljoen herders wereldwijd, leven er 50 miljoen in midden en zuidelijk Afrika. 25 tot 55 procent van die Afrikaanse herders leeft onder de armoedegrens. De bevolkingsgroei en dus ook de groeiende veestapel doen de druk op de graaslanden in Afrika toenemen, met als gevolg dat de bodem en de natuurlijke bronnen uitgeput geraken. Bovendien daalt het aantal graaslanden door de opkomst van de landbouw en de privatisering van gronden. Op lokale markten ondervinden de herders steeds meer concurrentie van grote veehoudersbedrijven.

In het kader van de mondiale armoedebestrijding, dringt de vraag zich op of het niet zinvoller zou zijn om economische alternatieven te bedenken voor het herdersbestaan, aangepast aan gemeenschap en omgeving. Niet per se, zegt de Belgische organisatie Dierenartsen zonder Grenzen. Geiten, schapen, koeien en kamelen leveren melk, een substantiële voedingsbron waar in een aantal Afrikaanse landen nog altijd een tekort aan is. Wanneer arme gezinnen zelf hun vee kweken, hebben ze een grotere voedselzekerheid en een economisch houvast. En het is vaak de enige levensvorm die op een duurzame manier gebruik maakt van de natuurlijke bronnen in droge gebieden, die anders niet geëxploiteerd zouden worden.

Vee is economie

‘Kenia is een Museum van Mislukte Projecten’, zegt Els Bedert van Dierenartsen zonder Grenzen (DZG). Sinds 1999 werkt de Belgische afdeling van DzG hier met de nomadische Turkana. ‘Alternatieve vormen van ontwikkeling die de traditionele economie van de veenomaden links laten liggen, werken niet in Kenia. Voorbeelden genoeg: ranches -gericht op sedentaire veeteelt- leidden tot overbegrazing van bepaalde gebieden en het gevaar van verwoestijning. Irrigatieprojecten -voor het ontwikkelen van groenteteelt- eindigden in mineur want de Turkana eten geen groenten. Van de honderden boorputten die hier zijn, zijn er misschien dertig die werken, een gevolg van wanbeheer. Je vindt hier depots met roestende landbouwvoertuigen. Aan Lake Turkana staat een fabriek van de Noorse ontwikkelingshulp, bedoeld om een diepvriesmarkt in visproducten op te zetten. Maar bij een buitentemperatuur van 40 graden liep de energiekost voor het diepvriezen te hoog op, dus staat de fabriek leeg.’
De Turkana zagen hun veestapel de voorbije decennia drastisch inkrimpen. ‘Ze leven in  een gebied van klimatologische extremen, met steeds meer grote droogteperiodes, terwijl aanhoudende regen en wassende rivieren het voorbije najaar de nomaden en hun vee bedreigden’, aldus Bedert. ‘De klimatologische omstandigheden maken er de economische ontwikkeling bijzonder moeilijk en bijna exclusief geschikt voor de traditionele nomadische veelteelt. Alleen maakt de oprukkende droogte bepaalde gebieden onbegraasbaar. De Turkana moeten dus afwijken van hun eeuwenoude trekroutes en bijvoorbeeld de grens met Oeganda oversteken.’
Het vee -vooral schapen, geiten en kamelen- betekent voor de Turkana in de eerste plaats voedselvoorziening. De melk is, naast granen en wilde vruchten, een hoofdbestanddeel van hun dagelijks dieet. Onder het motto ‘als de kudde sterft, sterft het dorp’, legt DzG zich vooral toe op het gezond houden van de veestapel. De ngo organiseert vaccinatiecampagnes, geeft basisopleidingen in diergeneeskunde voor lokale dierengezondheidswerkers, richt veldapotheken in. Daarnaast onderzoekt DzG ook hoe de handel van de dieren verbeterd kan worden.
‘De Turkana zien hun vee niet in de eerste plaats als een commercieel product. Toch is het levensbelangrijk dat ze zich economische basisregels eigen maken,’ zegt Bedert. ‘In hongertijden zorgt de verkoop van de dieren voor een vervangingsinkomen waarmee ze voedsel kunnen kopen. In het verleden brachten ze hun dieren naar de markt als het te laat was. Doordat ze oud of ziek waren, moesten de Turkana ze tegen dumpingprijzen verkopen.’ Wanneer de veestapel te groot wordt voor een familie of als gronden overbegraasd zijn, is tijdelijke herverdeling van de dieren of inkrimping van de veestapel noodzakelijk. ‘We proberen dit te bereiken door tijdens een beperkte periode rechtvaardige, vaste verkoopprijzen aan de nomaden te bieden en aan de veehandelaars transportpremies te geven.’