Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is in alle continenten gekend maar wordt verschillend ingevuld naargelang de regio. Dat blijkt uit een onderzoek van het overheidsagentschap Flanders Investment and Trade in 51 landen. Hebben bedrijven echt meer oog voor mens en milieu of blijft het bij loze beloften? MO* ging op zoek naar de echte betekenis van MVO.
De mondialisering laat kapitaal vrij bewegen over de aardbol, zonder dat het daarbij echt onderhevig is aan sociale, ethische of ecologische regels. Als die regels al bestaan, worden ze niet afgedwongen door een mondiale instantie met macht. De Wereldhandelsorganisatie heeft wel macht, maar houdt leden alleen aan handelsregels. Andere soorten regels moeten door nationale staten opgelegd worden.
Probleem is dat staten dikwijls erg zwak staan en bovendien wedijveren met elkaar om investeerders aan te trekken, onder meer door zo weinig mogelijk regels op te leggen. Tegenover die nationale onmacht groeide vanaf de jaren negentig een reactie, zegt professor Luc Van Liedekerke, die bedrijfsethiek doceert aan de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen: ‘Mondialisering zorgt er immers voor dat ook informatie vrij de wereld rondgaat, waardoor meer transparantie mogelijk is over wat ondernemingen aan de andere kant van de wereld uitrichten.
Ngo’s hebben zich gespecialiseerd in het aan de kaak stellen van sociale en ecologische tekortkomingen van ondernemingen. In wisselwerking met de media heeft dit gezorgd voor een soort disciplineringsmechanisme.’ Van Liedekerke erkent dat het een labiel mechanisme is met een kort geheugen: informatiecampagnes over bedrijven gaan in hypes en bedrijven worden soms ten onrechte op de korrel genomen. De burger/consument van zijn kant, heeft zoveel aan zijn hoofd dat hij gewoon niet op elke controverse kan ingaan en ook snel vergeet.
Tegenover de flitsen in de media staan bovendien de uitgekiende communicatiestrategieën van bedrijven. Ten slotte is het disciplineringsmechanisme erg selectief: kleine en middelgrote ondernemingen hebben er minder last van omdat ngo’s en media minder geneigd zijn de aandacht te vestigen op wat er misgaat bij onbekende ondernemingen. Van Liedekerke: ‘Toch zijn ook KMO’s onderhevig aan een zekere druk. In hun geval speelt de vraag van het personeel om arbeidsvoldoening een grote rol.’ De meeste mensen werken liever in een bedrijf dat het goed meent. KMO’s die leveren aan grote bedrijven worden door die laatste soms ook onder druk gezet om zich aan bepaalde normen te houden. MVO is het antwoord van de bedrijven op die maatschappelijke druk.
Dynamisch begrip
De grilligheid van het disciplineringsmechanisme zorgt ervoor dat MVO een moving target is. ‘Het is een dynamisch begrip dat evolueert naargelang de maatschappelijke behoeften,’ zegt Dirk Van Braeckel van Vigeo, een auditbureau dat de MVO-prestaties van bedrijven analyseert. Van Braeckel: ‘Op een bepaald ogenblik was genetische modificatie een thema. Voortdurend zijn er nieuwe thema’s op komst, zoals discriminatie van oudere werknemers of nanotechnologie. Met die maatschappelijke tendenzen houden we rekening. We toetsen bedrijven aan internationale regels waar een groot maatschappelijk draagvlak voor bestaat: basisregels van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), mensenrechtenverdragen, milieuakkoorden…’
Een zelfde vaststelling doet Christophe Scheire van Netwerk Vlaanderen, dat al 25 jaar probeert om de macht van geld in een duurzame richting om te buigen: ‘Krijgen banken kritiek in verband met wapens of mensenrechten, dan zullen ze aan die domeinen meer aandacht gaan schenken. Dat heeft tot gevolg dat de invulling van MVO van land tot land kan verschillen.’
Betekent dat dat MVO verdwijnt zodra de maatschappelijke druk wegvalt? Niet noodzakelijk. Dirk Van Braeckel: ‘Dan ga je ervan uit dat MVO sowieso geen rendabele strategie is. Terwijl bijvoorbeeld energiebesparing juist geld opbrengt, zeker op langere termijn. Zelfs werken met kinderarbeid of zeer lage lonen is niet per se winstgevend omdat het zo moeilijker is kwaliteit te garanderen. En dan hebben we het nog niet over de consumentenreacties op antisociaal beleid.’
Veel hangt af van het soort aandeelhouderschap, onderstreept Van Braeckel. ‘Familiebedrijven staan vaak meer open voor sommige aspecten van MVO, omdat ze op lange termijn denken: investeren in energiezuinigheid hoeft niet vanaf de eerste maand geld op te brengen. Aan de andere kant zie je meer en meer zogenaamde venture-kapitalisten die op zeer korte termijn zoveel mogelijk winst willen. Zij eisen dat beursgenoteerde bedrijven bijna maandelijks goede cijfers voorleggen. Die strategie laat minder ruimte voor werk op langere termijn, terwijl het daar bij MVO om draait.’ De evolutie in het hart van het kapitalisme - de aard van het aandeelhouderschap - zal dus mee bepalen hoe sterk MVO zich zal weten te verankeren.
Meer dan woorden?
De grote vraag is natuurlijk wat MVO ondertussen op het terrein betekent. Gedragen bedrijven die MVO in hun vaandel schrijven, zich ook echt socialer of milieubewuster? Systematisch onderzoek is daarover niet gebeurd, ook niet in België. In een recente enquête van het Verbond van Belgische Ondernemingen verklaarde 90 procent van de 250 ondervraagde ondernemingen dat het doel van een onderneming niet enkel het maken van winst is, maar ook sociale of milieuaspecten bevat.
Meer dan 40 procent van die ondernemingen vond echter dat ze daarin niet verder moeten gaan dan wat de wet oplegt. Nochtans geldt vrijwillig meer doen dan de wet oplegt, als een kernpunt van MVO. Zeker is dat bedrijven zich meer bewust zijn van de problematiek. Dirk Van Braeckel: ‘Bedrijven weten nu waarover je het hebt als je over MVO begint: of het nu om energiebeleid gaat of diversiteit in hun personeelsbeleid, ze beweren niet meer dat ze daar niets mee te maken hebben. Maar bewustzijn is niet hetzelfde als gedragsverandering.’
Dat vindt ook Christophe Scheire van Netwerk Vlaanderen: ‘Banken beseffen nu dat ze niet zomaar in om het even wat kunnen investeren. De kwestie wordt tot op het hoogste niveau besproken. De meeste banken hebben terzake een beleidsvisie ontwikkeld. Of ze die ook vertalen in een ander investeringsbeleid, weten we niet vermits we geen inzage hebben in de beleggingsportefeuille. Er is nog een groot tekort aan transparantie. Maar er zijn ook verschillen. ING zegt niet te investeren in bedrijven die clusterbommen maken, tenzij het maar een klein deel van hun activiteit is. KBC is veel duidelijker: de bank heeft 18 bedrijven op een zwarte lijst gezet. De kans dat KBC tegen die lijst zondigt, acht ik veel kleiner.’
België blijft wat achter
Om te weten of bedrijven hun woorden ook omzetten in daden, moeten we ons vooral baseren op wat bedrijven daar zelf over zeggen. Alleen zijn er in België weinig bedrijven die expliciet verslag uitbrengen over hun MVO-pijler. Slechts 8 van de 500.000 Belgische ondernemingen volgen bijvoorbeeld min of meer de richtlijnen van het Global Reporting Initiative, een multistakeholder-netwerk over MVO, dat duizenden experts wereldwijd verenigt.
Het Instituut voor Bedrijfsrevisoren dat in MVO-rapportering een potentiële markt ziet, organiseert al enkele jaren een wedstrijd voor het beste duurzaamheidrapport. Dit jaar waren er slechts 18 deelnemers. ‘Bij KMO’s zijn het absolute uitzonderingen die zo’n verslag maken,’ zegt Olivier Costa, adviseur bij het Instituut. Ook Mark Van der Linden van Flanders Investment and Trade stelt vast dat MVO een ver-van-mijn-bed-show is voor de grote meerderheid van de Vlaamse bedrijven, vooral KMO’s. ‘Het stimuleren van MVO is een van onze vier strategische doelstellingen maar we stellen vast dat bedrijven er niet voor openstaan, tenzij ze er direct voordeel in zien. Onlangs moesten we nog een MVO-studiedag afgelasten bij gebrek aan interesse.’
Céline Louche, die MVO opvolgt aan de Vlerick Leuven Gent Management School, vraagt zich af of vrijwillige en expliciete MVO wel aangepast is aan de Belgische situatie. ‘MVO ontstond in de Verenigde Staten waar minder regels zijn en waar bedrijven daarom geacht worden meer te doen dan de wet eist. Maar hoe zinvol is zo een concept in een sterk gereguleerd KMO-land als België? Dat relativeert de nadruk op vrijwilligheid die onder Angelsaksische invloed in MVO wordt gelegd.’
Dirk Van Braeckel van Vigeo wijst erop dat veel KMO’s op hun manier aan MVO doen: ‘Ze zorgen voor een goed contact met de buurt of geven krediet aan een klant in moeilijkheden maar brengen daar op geen enkele manier verslag over uit.’ Voor grote Belgische ondernemingen die wél werken in landen met weinig of zwakke regels, en wél gevoelig zijn aan mediatieke controverses, is de oefening van expliciete MVO relevanter. Maar ook in die groep blijkt uit een Vigeo-onderzoek over 16 beursgenoteerde bedrijven dat ze in 1999 internationaal gezien beter scoorden inzake MVO dan in 2006.
Toch vooruitgang
Het probleem met MVO-rapportage is dat bedrijven dat zelf doen, en vaak selectief bovendien. Céline Louche van de Vlerick School: ‘Het Global Reporting Initiative vraagt bedrijven ook aspecten te belichten waarin ze slecht scoren. Toch geven maar weinig bedrijven daar gehoor aan.’ Professor Van Liedekerke: ‘MVO-rapportering verkeert nu in hetzelfde stadium als de financiële rapportering in de jaren dertig. Die was toen ook vrijwillig en je zag zowel goede als slechte voorbeelden, net als bij MVO nu. Als de MVO-verslaggeving gebeurt door de communicatieafdeling dreigt het op PR neer te komen.’
Maar het kan ook anders. Van Liedekerke: ‘In ArcelorMittal Gent doen de ingenieurs de verslaggeving over energie-efficiëntie. Dat is serieus. Toch wordt er niet echt mee uitgepakt.’ Financiële verslaggeving werd gaandeweg beter omdat overheden regels oplegden. Vraag is of hetzelfde zal gebeuren voor MVO-rapportage. Een verplichte MVO-rapportage zoals in Denemarken is in België nog niet voor morgen, weet van Liedekerke. De Belgische bedrijven willen het niet en de regering volgt hen daarin.
Daarmee blijft de vraag of er op het terrein vooruitgang is geboekt, nog altijd onbeantwoord. Dirk Van Braeckel: ‘Ik denk van wel. Multinationale ondernemingen zijn nu zover dat in de eigen vestigingen elementaire zaken zoals fundamentele IAO-normen doorgaans worden nageleefd. De discussie is aan het opschuiven van de eigen filialen naar de joint ventures en de toeleveraars in ontwikkelingslanden.’ En er zijn nog andere indicaties. Herwig Peeters van Ethibel, het studie- en adviesbureau voor duurzaam beleggen, stelt vast dat ethische beleggingen vandaag goed zijn voor 4 procent van de particuliere beleggingsmarkt. Tien jaar geleden was dat niet eens 1 procent. Academicus van Liedekerke: ‘Ik ben ervan overtuigd dat er vooruitgang is.’
Het succes van netwerken
Van Liedekerke vindt dat bedrijven er goed zouden aan doen de MVO-rapportering door gespecialiseerde bedrijven te laten gebeuren. ‘Die weten hoe ze de cijfers moeten interpreteren. Als zij communiceren over de prestaties van bedrijven is dat veel geloofwaardiger dan als bedrijven het zelf doen.’ Grotere geloofwaardigheid wordt dezer dagen vooral georganiseerd in de schoot van netwerken tussen ngo’s, bedrijven, onafhankelijke screeners en soms ook overheden. Die actoren spreken een norm met elkaar af, waaraan bedrijven moeten beantwoorden. De betrokkenheid van die verschillende actoren en de onafhankelijke controle zorgen voor geloofwaardigheid.
Een aantal van die netwerken kunnen tastbare resultaten voorleggen. Momenteel wordt bijvoorbeeld al 6 procent van alle wouden duurzaam beheerd volgens de strenge Forest Stewardship Council-norm. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk het Max Havelaar-keurmerk voor eerlijke handel, dat goed is voor 2 procent van de Belgische koffieverkoop en 6 procent van de bananenverkoop. En zo zijn er nog talrijke MVO-netwerken, actief rond biologische producten, eerlijke kleren, conflictvrije diamanten, en ga zo maar door. Een uitgebreid overzicht van MVO-netwerken vind je op de website van MO* (www.mo.be).
Een speciaal geval zijn de 51 Internationale Kaderovereenkomsten (IKO’s) die multinationale ondernemingen hebben afgesloten met mondiale vakbonden. Eind september 2007 sloot het Belgische Umicore er zo een af. Umicore verbindt er zich toe in al zijn vestigingen en bij al zijn toeleveraars een reeks kernnormen van de IAO te doen naleven - waaronder de vrijheid van vereniging, het recht om collectief te onderhandelen, en het verbod op kinderarbeid, dwangarbeid en discriminatie. Alle 16.000 werknemers krijgen de overeenkomst in hun eigen taal en worden, zo nodig, opgeleid om een en ander goed te begrijpen. Op de uitvoering wordt toegezien door een paritair comité van management en vakbonden. Elk jaar komt er een rapport van een onafhankelijke revisor.
Luc Triangle volgde namens de christelijke vakbond ACV als observator het onderhandelingsproces tussen Umicore, de Internationale Metaalarbeidersfederatie en de Internationale Vakbond voor Chemiewerknemers: ‘Dit Umicore-akkoord behoort tot de allerbeste IKO’s. Veel van die IKO’s zijn eigenlijk akkoorden tussen Duitse vakbonden en Duitse bedrijfsleiders die dan snel worden overgenomen door de internationale bonden. Hier ging het echt om internationale onderhandelingen met engagementen van Umicore aangaande de gezamenlijke opvolging tot bij de toeleveraars. Bovenop de arbeidsnormen werden, op vraag van Umicore, ook objectieven inzake milieu, gezondheid en veiligheid in de IKO opgenomen. Je mag de rol van Thomas Leysen daarin niet onderschatten. In andere Belgische bedrijven, waar niet zo’n ruimdenkende bedrijfsleider aanwezig is, gaat het minder vlot.’ Leysen zorgt zo voor een ware omwenteling bij het vroegere Union Minière, dat ooit symbool stond voor koloniale uitbuiting in Congo en grootschalige vervuiling in België.
Free riders en zwakke staten
Het probleem met de multistakeholder-netwerken en de IKO’s is dat bedrijven die zich afzijdig houden, kunnen profiteren van de inspanningen van de goede leerlingen. Als sommige visserijbedrijven zich houden aan de normen voor duurzaam vissen, kunnen andere bedrijven eigenlijk meer vissen. Om die reden blijven veel mensen streven naar mondiale regels.
Chris Serroyen, hoofd van de ACV-studiedienst: ‘Ik ben een koele minnaar van MVO. We blijven voorstander van een op rechten gebaseerde benadering. Bij de IAO bestaat er al een sokkel van internationale werknemersrechten. Die moeten we geleidelijk aan overal doen eerbiedigen, onder meer door de vakbonden in het Zuiden en het Oosten te versterken.’ Amnesty International van zijn kant wil graag bindende mensenrechtennormen voor bedrijven op mondiaal niveau.
Professor Van Liedekerke vindt het naïef te denken dat er snel wereldwijd afdwingbare normen komen. Het klopt alvast dat heel wat landen momenteel niet in staat of niet bereid zijn zelfs minimale normen te doen naleven. In dat geval is het sowieso behelpen. Wat te doen in de Congo’s van deze wereld? Dan beland je opnieuw bij multistakeholder-netwerken én bij de internationale politiek. Als er contracten getekend worden tussen bedrijven en corrupte regeringen, moet de internationale gemeenschap al het mogelijke doen opdat die contracten de lokale bevolking ten goede zouden komen. Ook het mogelijk maken van een rechtvaardige fiscaliteit door het beteugelen van belastingparadijzen hoort daarbij.
Welke rol MVO in de toekomst zal spelen, hangt van veel factoren af: de maatschappelijke eisen tegenover ondernemingen -ook in de opkomende landen-, de rol van ngo’s en media, de evolutie van de financiële sector en de aard van het aandeelhouderschap, de mate waarin overheden MVO al of niet ondersteunen… Hoe dan ook, het ziet er naar uit dat het op korte termijn geen kwestie is van regulering óf zelfregulering. MVO, netwerken, nationale wetten en geleidelijk sterker wordende mondiale regels zullen sámen bepalen hoeveel aandacht bedrijven hebben voor mens en milieu.
KAURI: DE BELGISCHE PIONIER
Kauri is naar eigen zeggen het grootste MVO-netwerk in België. Het overlegplatform telt 100 leden, zowel bedrijven als ngo’s. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de vzw sprak MO* met directeur Peter Wollaert, MVO-enthousiasteling van het eerste uur.
Welke rol speelt Kauri rond MVO in België?
Meer dan 2000 personen uit het middenveld en de bedrijfswereld maken vrijwillig deel uit van dit overlegforum. Wij zijn de belangrijkste ontmoetingsplaats van bedrijven en ngo’s, niet alleen ontwikkelings-ngo’s maar ook milieuorganisaties en vredesorganisaties. De ontwikkelings-ngo’s zijn aan een inhaalbeweging toe: zij moeten zich afvragen of ze willen samenwerken met bedrijven en onder welke voorwaarden.
In al die jaren hebben we enorm veel informatie verspreid over MVO. We zijn hét informatiepunt geworden voor bedrijven. We laten ook unieke experimenten toe waarbij bedrijven achter gesloten deuren met ngo’s en academici een open dialoog aangaan over hun MVO(-verslaggeving). Daar komen zeker de conflictzones bloot te liggen en kunnen bedrijven leren wat nog beter moet. Ngo’s zullen trouwens zelf ook meer aan duurzaamheidsverslaggeving moeten doen. Dat zal niet altijd makkelijk zijn. Zo zullen bijvoorbeeld Fairtrade-organisaties die voedsel invoeren uit het Zuiden zich moeten bezinnen over de milieu-impact van dat transport.
Wat is in België op het terrein gerealiseerd inzake MVO?
In de eerste plaats denk ik aan het Belgisch referentiekader voor MVO, dat in maart 2006 onder impuls van staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling Els Van Weert (Spirit) tot stand kwam, en aan het eerste federale actieplan voor MVO. Dat was een compromis tussen alle belanghebbenden maar het is een tekst die internationaal best gezien mag worden.
Heeft Kauri ook internationale ambities?
Het is absoluut noodzakelijk dat we goed op de hoogte blijven van internationale evoluties. Ik denk dat Kauri goed geplaatst is om die te vertalen naar het Belgische niveau. Wij kunnen bijvoorbeeld het contactpunt worden voor de duurzaamheidsverslaggeving van het Global Reporting Initiative.
Waar staat MVO over 10 jaar?
Ik ben er van overtuigd dat MVO alleen maar aan belang zal toenemen. Wie nu niet met MVO begint, zal over tien jaar een competitief nadeel hebben. (jvd)
FAIR WEAR FOUNDATION
FWF is een samenwerkingsverband tussen ondernemingen uit de kledingbranche, vakbewegingen en ngo’s, dat betere arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie nastreeft.
De bedrijven ondertekenen de Gedragscode voor de Kledingindustrie, die onder meer de 5 basisnormen van de IAO bevat. Door middel van werkplannen, jaarlijkse rapporteringen en inspecties in de fabrieken én bij de toeleveraars, controleert FWF of de bedrijven de nodige inspanningen leveren om naar die arbeidsnormen toe te werken.
FWF kent geen label toe aan producten maar aan bedrijven. De deelnemende bedrijven mogen het FWF-logo voeren, als bewijs voor hun sociaal beleid en de controle van hun fabrieken. In Nederland heeft 80 procent van de producenten van werkkleding al dat logo. (cj)
MARINE STEWARDSHIP COUNCIL
Duurzame vis eten? Het kan via het blue label van MSC, een onafhankelijke, globale non-profitorganisatie die ecologische keuzes door visserijen en consumenten wil stimuleren.
Een onafhankelijke auditor gaat na of de deelnemende bedrijven de MSC-standaard naleven. Die bevat een aantal regels die dicht aanleunen bij de Gedragscode voor Verantwoorde Visserijen van de VN-Voedselorganisatie en die gericht zijn op de bescherming van het globale maritieme ecosysteem, de continuïteit van de visbestanden en een goed beheer van de visserijen. Als de MSC-norm van bij de vangst tot aan de verkoop wordt nageleefd, krijgen de producten een ‘blauw keurmerk’. Momenteel heeft 7 tot 8 procent van het totale wereldvolume aan visvangst, bestemd voor menselijke consumptie, al het MSC-keurmerk of is in de procedure om het te verwerven. (cj)
FOREST STEWARDSHIP COUNCIL
De consument die hout wil uit duurzaam beheerde bossen, kan hout met het FSC-label kopen. FSC legt hoge duurzaamheidseisen op en laat de naleving daarvan controleren door onafhankelijke auditeurs. Naast bedrijven zitten ook ngo’s in het FSC-netwerk. Fair Timber is het Belgische FSC-aanspreekpunt, met daarin 23 bedrijven waaronder Brico, Colruyt en Hubo, maar ook het Wereldnatuurfonds. Ruim 6 procent van de wereldwijde bosbestand heeft het FSC-label. Het FSC-aandeel voor de Belgische markt wordt op zowat 3 à 5 procent geschat. Nederland scoort hoger met bijna 17 procent.(ps)
MVO IN DE WERELD
Het Vlaamse overheidsagentschap Flanders Investment and Trade vroeg aan zijn 51 lokale vertegenwoordigers na te gaan wat MVO voorstelt in het land waar ze werken. Daaruit blijkt dat MVO in alle continenten gekend is maar, naargelang de regio, erg verschillend wordt ingevuld:
Scandinavië geldt als MVO-voortrekker. Zoals de Scandinavische regeringen op sociaal en ecologisch gebied de toon aangeven, doen de Scandinavische bedrijven in tijden van mondialisering hetzelfde. Ongetwijfeld is dat omdat er bij de bevolking een groot draagvlak bestaat voor zo een aanpak.
In economisch of politiek instabiele landen is MVO geen prioriteit. Wel bestaat er in veel Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen een vorm van filantropie, gebaseerd op religie, cultuur of traditie. In Latijns-Amerika betekent MVO vaak niet veel meer dan liefdadigheid. In Maleisië wordt de Sharia, het islamitische rechtssysteem, gebruikt om MVO vorm te geven. De Japanse handel kent al bijna 500 jaar Sampo-yoshi, wat ‘goed in drie richtingen’ betekent: goed voor de koper, de verkoper en de gemeenschap. Vandaag zet de Japanse zakenwereld die traditie verder.
De rol van de internationale gemeenschap en van multinationals mag niet worden onderschat. Zo zijn er heel wat Oost-Europese bedrijven die sinds de EU-uitbreiding MVO trachten te hanteren maar het kostenplaatje niet kunnen dekken. Ook in Turkije is dat het geval. Daarnaast zijn er multinationals die MVO aan lokale bedrijven opleggen.
In Zuid-Afrika blijkt de rol van de overheid bijzonder groot. Tegen de achtergrond van apartheid draait het hele Zuid-Afrikaanse MVO-verhaal rond de Black Economic Empowerment die een sterke zwarte middenstand beoogt en bij wet is vastgelegd. (cl/ps)
Landenfiches MVO’s:
- MVO’s in Latijns-Amerika
- MVO’s in Zuid-Afrika
- MVO’s in Azië
- MVO’s in het Midden-Oosten en Marokko
- MVO’s in de Angelsaksische landen
- MVO’s in Oost-Europa
- MVO’s in West-Europa