Tussen dialoog en diabolisering

Analyse

Tussen dialoog en diabolisering

Eind vorig jaar verklaarde Tony Vandeputte, afgevaardigd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen, dat de bedrijfswereld de dialoog met de ngo's wil aangaan. Kan dat een vruchtbare dialoog worden? Bij wijze van test zette MO* Tony Vandeputte aan tafel met Jozef De Witte, toen nog secretaris-generaal van 11.11.11.

Meneer Vandeputte, waarom wil u een dialoog met de ngo’s ?
Vandeputte: Het is onze plicht voeling te houden met wat er in de samenleving gebeurt. Bedrijven leven niet in het luchtledige, ze moeten de verwachtingen van hun omgeving kennen en er rekening mee houden. Bovendien zijn de ngo’s geëvolueerd van lokale, eerder caritatieve actoren tot belangrijke internationale en politiek ingestelde spelers. Het zou dwaas zijn geen contact met hen te hebben. Ik besef dat dit een werk van lange adem is. We zullen elkaar leren kennen en geleidelijk misschien elkaars inzichten veranderen.
Het VBO zou zijn standpunten dus kunnen veranderen onder invloed van de ngo’s ?
Vandeputte: Dat kan. Als de ngo’s erkennen dat ondernemingen de motor van economische, sociale en maatschappelijke ontwikkeling zijn. Dan wordt een gesprek nuttig.
De Witte: Het is erg slim van het VBO om het begrip ondernemer te verengen tot op winst gerichte bedrijven. Voor mij is de directeur van een school of een ziekenhuis evenzeer een ondernemer. Dat is ook iemand die initiatief neemt en creatief is in het bereiken van een doel.
Vandeputte: Het verschil is dat een ziekenhuis in geval van nood kan terugvallen op de overheid, terwijl een onderneming in problemen door de markt wordt afgestraft. Alertheid en efficiëntie zijn derhalve een kwestie van leven of dood.
De Witte: Een school moet goed presteren om leerlingen aan te trekken, en 11.11.11 moet er ook elk jaar staan. Ook voor hen speelt, gelukkig maar, een soort maatschappelijke marktwerking. Het verschil is dat een onderneming een deel van haar winst doorspeelt naar aandeelhouders, terwijl ngo’s die helemaal investeren in hun maatschappelijk doel.
11.11.11 stelde de bedrijven niet bepaald in een fraai daglicht met zijn laatste campagne over de privatisering van water.
De Witte: Dat was een reclamespot. Die moeten toch duidelijk zijn, niet? Als een autoproducent adverteert met deze wagen verandert uw leven, dan weten we toch ook dat dit niet klopt. 11.11.11 wil zeggen dat winst niet kan ten koste van water voor de mensen. Dat betekent niet dat alle bedrijven slecht zijn. Wel verschillen we grondig van mening inzake GATS, de vrijmaking van de handel in diensten.
Vandeputte: Dat denk ik ook.
De Witte: En dus mag dat in de communicatie ook zo naar buiten komen.
het volledige artikel in MO*.
Proberen ondernemingen niet juist te ontsnappen aan de herverdelende druk van werknemers en overheid door naar landen te verhuizen waar de vakbonden, de democratie en de fiscus zwak staan?
Vandeputte: Bedrijven zoeken met delokalisatie in de eerste plaats nieuwe markten op, maar wat u zegt, klopt ten dele. Ik hoop dat economische ontwikkeling leidt tot sociale ontwikkeling, tot mondiger mensen. De politiek kan momenteel op wereldvlak niet waarmaken wat in West-Europa wel mogelijk is. De Verenigde Naties staan op tal van vlakken machteloos, zoals de oorlog in Irak heeft aangetoond. Dat is niet iets wat het bedrijfsleven verlangt. Integendeel, wij hebben nood aan regels.
De Witte: Juist, waar het te chaotisch wordt, zoals in Congo, blijven bedrijven weg. Maar elders proberen ze er de kantjes af te rijden. Waarom verzet het VBO er zich bijvoorbeeld tegen dat de Delcredere (Belgische dienst voor exportverzekering, nvdr) alleen nog bedrijven zou verzekeren die zich aan bepaalde minimale regels houden? Het VBO zegt de vijf fundamentele normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) te respecteren: waarom kunnen Belgische bedrijven dan niet gecontroleerd worden op de naleving van die normen? En waarom kunnen we niet samen manifesteren tegen de oorlog in Irak?
Vandeputte: Wel ja, waarom niet? Eigenlijk zijn we het over veel zaken eens, maar natuurlijk niet over alles. Onze bedrijven kunnen bijvoorbeeld moeilijk aan strengere criteria beantwoorden dan hun buitenlandse concurrenten. Moeten wij uit China wegblijven omdat het recht op vereniging er niet wordt gerespecteerd? Verder kan je je afvragen hoe efficiënt maatregelen die wij hier nemen in de betrokken landen wel zijn. Zij accepteren niet dat wij hen sociale regels opleggen. Tenslotte moeten we nederig blijven. Neem nu de oorspronkelijke wet op de universele bevoegdheid (genocidewet), daarmee hebben wij ons toch alleen maar belachelijk gemaakt.
Het VBO is voor regels, maar heeft moeite met wetten. U gelooft meer in vrijwillige codes en afspraken?
Vandeputte: Ik denk dat we op internationaal niveau nog geen wetten kunnen opleggen.
De Witte: Behalve als het over handel gaat, bedoelt u? De Wereldhandelsorganisatie (WTO) legt immers wel sancties op. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die over de rechten van werknemers waakt, niet.
Vandeputte: Het zou ons nochtans niet storen indien de IAO over gelijke mogelijkheden zou beschikken.
Waarom ijveren Europese bedrijven en ngo’s dan niet samen voor een wereldwijde erkenning van de sociale basisnormen van de IAO?
Vandeputte: Wij zijn daar niet tegen, hoor. De regeringen van de ontwikkelingslanden zijn de grootste tegenstanders van die sociale normen.
VBO en ngo’s hebben over handel haast tegengestelde posities.
Vandeputte: Dat is heel jammer, want handel is de motor van ontwikkeling.
De Witte: Pardon, ú gelooft dat vrijhandel per definitie tot ontwikkeling leidt.
Vandeputte: Nee, dat zijn harde feiten.
De Witte: Dat zegt u.