Zonnelobby pleit voor cadmium
In het voorjaar van 2010 boog het Europees parlement zich over de vraag of fotovoltaïsche cellen –ook wel PV-cellen genoemd– moeten worden opgenomen in de herziening van de Europese RoHS-richtlijn.
De Europese RoHs-richtlijn weert gevaarlijke stoffen uit elektrische en elektronische toestellen bij gebruik, recyclage of afbraak. Begin juni stemde de bevoegde parlementaire commissie een voorstel om de richtlijn te verscherpen: de lijst van gevaarlijke stoffen en het toepassingsgebied werden uitgebreid. Maar de commissie wil de PV-cellen –en daarmee de productie van zonnepanelen– aan de richtlijn onttrekken. Gevolg: Zonnepanelen met de gevaarlijke stof cadmium mogen op de markt blijven.
De groene en rode fracties in het Europees parlement, die doorgaans op dezelfde groene lijn zitten, stonden in deze discussie tegenover elkaar. De groenen vinden dat hernieuwbare energie voldoende beginnerskansen moet krijgen. De socialistische fractie is het daar niet mee eens: ‘cadmium is vervuilend, in welke toepassing dan ook, en de clausule zet de deur open voor andere uitzonderingen.’
De uitkomst van het commissievoorstel is niet verwonderlijk volgens Europarlementslid Kathleen Van Brempt (sp.a). Het parlement was al weken druk belobbyd door de Amerikaanse producent van cadmiumhoudende zonnepanelen, First Solar. ‘Volgens de lobby die First Solar inschakelde, garandeert het gebruik van cadmium een betere energie-efficiëntie dan –het duurdere– silicium’, zegt Kristof Debrabandere van de Bond Beter Leefmilieu. ‘Er zou ook minder cadmium in omloop worden gebracht bij de productie van dit type zonnepanelen dan zou vrijkomen bij de productie van elektriciteit in een steenkoolcentrale om dezelfde hoeveelheid elektriciteit te produceren die de zonnepanelen tijdens hun levensduur produceren.’
Het gros van de zonnepanelen op de Europese markt wordt gemaakt op basis van silicium, slechts een klein deel bevat cadmium. Debrabandere: ‘Klopt, en we begrijpen ook dat bedrijven die hun productielijn hebben toegespitst op cadmium hun technologie niet van de ene op de andere dag kunnen aanpassen. Ons voorstel was om PV-cellen onder de richtlijn te laten vallen, maar vrij te stellen gedurende een overgangstermijn. Dat zou bedrijven de tijd geven hun technologie aan te passen. Want cadmium mag dan in de productie- en gebruiksfase minder schadelijk zijn, het levert wel degelijk problemen op in de afvalfase.’
Tevergeefs: de vraag van de Bond Beter Leefmilieu werd niet meegenomen in het voorstel. De sector belooft wel om 85 procent van de afgeschreven fotovoltaïsche toepassingen te recupereren. In 2007 richtte de PV-industrie PV-Cycle op, dat leden ertoe verbindt zich in te zetten voor de recuperatie van PV-toepassingen op het einde van hun levensfase. Bindende garanties zijn er echter niet.
Volgens Jo Neyens van Ode, de organisatie voor duurzame energie in Vlaanderen, investeert de sector wel degelijk in groene innovatie. ‘De industrie streeft ernaar ook het aandeel van silicium te verlagen, onder meer door dunnere films te maken. Bovendien levert de sector ook inspanningen om smelten silicium niet noodzakelijk op basis van fossiele grondstoffen te smelten.’
Zonnepanelen op basis van cadmium zijn quasi onbestaande in België, verzekert Neyens. ‘Onze zonnepanelen zijn op basis van silicium vervaardigd. En in een Belgisch klimaat is de energieterugverdientijd van de huidige dakinstallaties met zonnepanelen op basis van silicium drie jaar.’