'De reis naar Europa was nog erger dan wat ik in Somalië wilde achterlaten'

Blog

'De reis naar Europa was nog erger dan wat ik in Somalië wilde achterlaten'

'De reis naar Europa was nog erger dan wat ik in Somalië wilde achterlaten'
'De reis naar Europa was nog erger dan wat ik in Somalië wilde achterlaten'

Idris* is twintig en een gediplomeerd verpleger in Somalië. Na een lijdensweg van zes maanden doorheen Ethiopië, Soedan, Libië en ten slotte op de Middellandse Zee in een minuscuul rubberbootje, is hij tien dagen geleden samen met ongeveer 450 anderen aangekomen in het Siciliaanse Pozzallo, in Italië. Bij zijn aankomst werd hij onderzocht door Artsen Zonder Grenzen. De organisatie werkt er samen met het ministerie van Volksgezondheid om migranten, asielzoekers en vluchtelingen te verzorgen tijdens hun verblijf in het opvangcentrum van de stad.

‘In Somalië behoort mijn stam tot de laagste klassen van de sociale hiërarchie. Na mijn studies verpleegkunde werd ik gediscrimineerd omwille van mijn afkomst. Ik was ook bang voor de burgeroorlog, die gepaard ging met werkloosheid, onveiligheid en gebrek aan vrijheid. Ik wilde een leven voor mezelf opbouwen, mijn familie helpen en in vrede leven.

Ik wist niet dat de reis zo hard zou zijn. Wat ik heb meegemaakt om Europa te bereiken, is nog erger dan wat ik in Somalië wilde achterlaten. In Libië heb ik er zelfs aan gedacht zelfmoord te plegen, en als ik een touw gevonden had, was dat er zeker van gekomen. Ik heb aan mijn vrienden in Somalië gezegd dat ze de reis niet mochten maken.

Mensensmokkelaars

Het heeft twintig dagen geduurd om met de bus van Somalië naar Ethiopië en zo naar Soedan te reizen. Vervolgens heb ik er 16 dagen over gedaan om de Saharawoestijn te bereiken en 11 dagen om hem over te steken. We stapten ‘s nachts en overdag sliepen we. Elke dag werd ik geslagen door de vier mensensmokkelaars die met ons meereisden. Ze sloegen iedereen. De mannen riepen naar de vrouwen dat ze bij hen moesten komen. Wanneer ze weigerden, werd hun hoofddoek afgerukt en hun hoofd kaalgeschoren. Bovendien werden ze op de borst geslagen. De mannen verbrandden onze voetzolen met hete metalen buizen. Op een keer, toen ze dronken waren, hebben ze me als een kruis vastgebonden om me dan murw te slaan. U kunt zich zelfs niet inbeelden hoe mijn rug er na al die slagen aan toe was.

Opgesloten

In Tripoli, Libië, hebben de mensensmokkelaars me drie à vier maanden in een ruimte opgesloten. Het is moeilijk te zeggen hoelang ze me daar vastgehouden hebben, als een beest. Ik kon niet bewegen of rechtstaan, en er was geen raam. Aan het einde waren we met maar liefst 500 mensen in die ruimte! We kregen elke dag een kleine kom eten en we hadden recht op slechts een klein beetje water. Wie durfde spreken, kreeg slaag. De mensen moesten helse pijnen doorstaan. Naast de verwondingen leden sommigen aan urineweginfecties, maag-darmontstekingen, schurft of pijn door het feit dat ze lang in dezelfde houding moesten blijven zitten. Bovendien waren er velen met claustrofobie. Hoeveel mensen zouden er in die ruimte gestorven zijn? Ik durf er zelfs niet aan denken.

De mensensmokkelaars hebben mijn moeder gebeld om geld te vragen. Ze wilden 1.000 dollar. Ze heeft de lokale moslimgemeenschap om hulp moeten vragen. Mijn ouders, broers en zussen verblijven in een vluchtelingenkamp, en voor mijn vertrek was ik aan het werk en verdiende ik geld, zodat we mijn broer naar school konden sturen. Maar nu moesten ze voor mij op zoek naar geld.

Naar zee

Op een avond lieten de mensensmokkelaars ons de ruimte verlaten en brachten ze ons naar zee. Daar lag een rubberbootje met 125 Somaliërs aan boord ons op te wachten. Tussen mijn benen zat een vrouw die acht maanden zwanger was, tegen mijn rug een vrouw die vijf maanden zwanger was. Ik kon het me niet veroorloven op de baby te drukken, dus moest ik dagenlang in dezelfde houding blijven zitten. We hebben zes dagen op dat bootje doorgebracht, zonder te bewegen. Er was ongeveer 6 liter water voor iedereen. Het meeste hebben we aan de vrouwen en de zieken gegeven. Ik heb mijn waterrantsoen met de zwangere vrouwen gedeeld. Telkens als iemand zich oprichtte, schreeuwde iedereen van angst en paniek uit vrees dat de boot zou omslaan.

Bedankt

Op de zesde dag voelde ik dat ik zwakker werd. Ik was gedehydrateerd en had een lege maag. Ik ben flauwgevallen. Toen ik de ogen opende, diende de dokter op de boot van de Italiaanse kustwacht me de eerste zorgen toe.

Mijn zus woont in Helsinki, de hoofdstad van Finland, en ik wil naar haar toe reizen. Ik wil Italië bedanken dat ze mijn leven gered hebben, dat ze al onze levens gered hebben. Al sinds mijn kindertijd droom ik ervan om oogarts te worden. Ik weet niet of ik daarin zal slagen, maar ik weet wel dat het in Somalië niet mogelijk is.’

*dit is niet zijn echte naam