DRC: “In de mijnen vallen er elke week doden en gewonden”

Blog

DRC: “In de mijnen vallen er elke week doden en gewonden”

DRC: “In de mijnen vallen er elke week doden en gewonden”
DRC: “In de mijnen vallen er elke week doden en gewonden”

Amandine Colin is verantwoordelijk voor de communicatie van Artsen Zonder Grenzen in Kinshasa, Congo. Ze vertelt over haar bezoek aan het project van Masisi in de provincie Noord-Kivu. Veel mijnwerkers hebben medische hulp nodig, want er gebeuren vaak ongelukken in de mijnen in deze streek.

Sinds 2007 biedt Artsen Zonder Grenzen steun aan het hoofdziekenhuis van Masisi. Op de chirurgische afdeling is een deel van de ruimte afgesloten met een middelhoge scheidingswand. Er ligt een tiental jonge mannen. De sfeer is ontspannen, er wordt gelachen. Dat is opvallend, want deze jonge mannen zijn hier niet zomaar terechtgekomen. Sommige hebben schotwonden, zoals de 25-jarige Bisengimana. Een gewapende groep nam hem in zijn dorp zonder reden onder vuur. “Ze begonnen te schieten zonder iets te zeggen,” vertelt hij als ik hem vraag wat er gebeurd is.

Maar de meeste jongeren komen uit een mijngebied in Masisi. Het zijn eigenlijk nog kinderen, maar ze liggen in het ziekenhuis met een verbrijzelde wervelkolom na een instorting in de mangaanmijnen (voor zover ik het begrijp, wordt mangaan onder andere gebruikt om legeringen en batterijen te maken). Ik ontmoet de zeventienjarige Innocent, van wie het hele bovenlichaam in het verband is gewikkeld. “Rond zeven uur ging ik werken,” legt hij uit. “Plots was er een instorting en ik raakte gewond. Dat is nu een maand geleden.”

Sinds die dag ligt hij in een ziekenhuisbed, waar zijn vader aan zijn bed waakt. “Ik was nog maar een week aan het werk”, gaat hij verder, “maar ik had in april al in de mijn gewerkt. Mijn familie is arm. Er zijn acht kinderen, maar geen vierkante meter land om te bewerken. Het is bij de gratie van God dat we overleven. Als we vandaag geld vinden, eten we. En morgen, dat zien we dan wel weer.”

Het gezin woont al maanden in tenten, nadat het op de vlucht sloeg voor het geweld in Zuid-Kivu. Innocent stopte met school toen hij tien was, om zijn familie te helpen onderhouden. “Het werk in de mijnen is moeilijk. We moeten de hele dag graven met schoppen.” Als ik vraag waar hij van droomt, antwoordt hij niet. Maar van één ding is hij wel zeker: daar wil hij nooit meer werken. Ik dring niet aan, maar krijg een beetje hoop als ik later hoor dat hij misschien weer zal kunnen lopen.

Kwetsbaar

Dat is waarschijnlijk niet het geval voor Tuyishime, zestien jaar. “Een verpleegster vertrouwde me toe dat hij niet zal herstellen, dat hij waarschijnlijk nooit meer zal lopen.” Op het moment van zijn ongeluk werkte de tiener twee maanden in de mijn. “We waren aan het graven toen er een instorting was, en die raakte me in de rug. Toen was ik de enige gewonde, maar in de mijnen vallen er elke week doden en gewonden.”

Tuyishime heeft een oprechte, hoopvolle blik. Hij drukt zich erg gemakkelijk uit, in Swahili, terwijl hij op zijn rug ligt. Regelmatig komt het medische team hem op zijn zij of buik leggen, om doorligwonden te voorkomen. Hij is hier nu vijf weken. Het was zijn eerste werkervaring, daarvóór ging hij naar school. Vorig jaar overleed zijn vader echter en moest hij stoppen met school “omdat niemand de rekeningen kon betalen”.

Hij gaat werken zodat zijn kleine broer van elf jaar wel naar school kan. “Ik begin om 8 uur te werken, om 11 uur is er pauze en daarna werk ik door tot 18 uur. Het is moeilijk werk en je verbruikt enorm veel energie,” getuigt de jongeman. Ik kijk naar zijn armen - een enorm contrast met zijn tengere lichaam. Het gipsverband dat hem helemaal inpakt van zijn nek tot onderaan zijn buik, doet hem er nog kwetsbaarder uit zien.

Overal leed

Er is me op het hart gedrukt om voldoende afstand te bewaren en me niet te laten opslokken door emoties als ik met de patiënten praat. Ik moet me mentaal beschermen. En voor het grootste deel van de tijd lukt me dat ook: ik kan me concentreren op het werk en laat me niet echt meeslepen. Maar dan zie ik drie jongeren, de eerste even oud als ik en vader van vier kinderen, op een ziekenhuisbed, hand en buik doorboord door een kogel die uit het niets kwam.

Ik zie twee jongeren, ik beeld me in dat ik dat was toen ik zestien of zeventien was. Hoe zou mijn leven er vandaag uitzien? Voor Innocent gaat het leven misschien voort als hij het ziekenhuis verlaat. Een leven vol armoede en leed. Ik hoop dat hij toch het geluk mag vinden. Maar wat voor toekomst heeft Tuyishime? Die jongen zal waarschijnlijk nooit meer lopen. Op zestien jaar wordt hij gehandicapt en volledig afhankelijk van zijn moeder. Vastgekluisterd op de sofa, als ze die al kunnen betalen.

Het is niet gemakkelijk om niet gevoelloos of gedemotiveerd te worden bij al dat leed. Het is niet gemakkelijk om niet in te storten. Ik bewonder de medische teams die elke dag vechten om deze jonge mensen te proberen redden. Leed is er overal in de Congo, maar als ik onze teams bezig zie, heb ik toch weer hoop.

Amandine

Voor meer informatie over noodhulp in Congo, klik hier.