“‘Er gaat een ongelofelijke energie uit van dit project’
Caroline Van Nespen vertrok voor Artsen Zonder Grenzen naar de Filipijnen, onmiddellijk na de verwoestende doortocht van de tyfoon.
Donderdag 20 november. Terug naar Guiuan, nog geen week nadat ik er ben vertrokken.
De stad is ongetwijfeld niet veranderd, maar het is alsof ik haar nu pas voor het eerst ontdek. Als we landen in het centrum, voel ik een diepe droefheid. Hoe zal deze stad met meer dan 50.000 inwoners – als we er de omliggende dorpen bijtellen, zijn het er nog veel meer – zich ooit kunnen herstellen van de ravage die Yolanda er heeft aangericht?
Ik ben nog maar nauwelijks uitgestapt of honderden mensen verzamelen zich rond de helikopter, met een lege fles in de hand. “Ze willen brandstof,” aldus Alexis, logistiek medewerker van Artsen Zonder Grenzen. Enkele druppels waarmee ze zich kunnen verplaatsen op het eiland, als hun brommertje gespaard gebleven is tenminste. De anderen kunnen de brandstof misschien verkopen. Ze dringen aan, maar zonder te dreigen. Toch heb ik het gevoel dat de bevolking wanhopiger is dan de week voordien. In deze stad waar de hulpverlening nog altijd uitblijft, ook al doen ook andere humanitaire organisaties er heel langzaam hun intrede, worden de noden steeds sterker voelbaar. En die zijn erg uiteenlopend: onderdak, drinkwater, medische zorg en psychologische begeleiding… bijna alles moet hier heropgebouwd worden.
Eenmaal aangekomen bij ons ziekenhuis ben ik onder de indruk van wat Artsen Zonder Grenzen hier allemaal heeft kunnen doen. Het basketterrein voor het voormalige ziekenhuis staat nu vol met 8 tenten van 45 vierkante meter: opnamedienst, kraamkliniek, verloskamer, apotheek, quarantainezaal, sterilisatie-eenheid, … Alles is er, en de 25 bedden zijn bijna allemaal bezet!
Ik verneem dat het team een veertigtal operaties uitvoert en vijf tot zes bevallingen per dag begeleidt. Zo is een paar uur eerder Simone bevallen: “Tijdens de orkaan was ik doodsbang en had ik sterke weeën. Ik vreesde dat de bevalling al begonnen was en dat het niet zou lukken. Dus zei ik tegen het kindje in mijn buik: ‘Kom nu nog niet naar buiten, het is nog te vroeg.’ Uiteindelijk is mijn baby hier gisteren in het ziekenhuis geboren. Ik ben zo gelukkig dat alles goed verlopen is.”
“We kunnen zonder te overdrijven zeggen dat we hier levens redden,” aldus Greetje Torbeyns, dokter voor Artsen Zonder Grenzen. “Als wij er niet waren, zouden deze vrouwen thuis moeten bevallen, met alle risico’s van dien. Ze zijn hun huis kwijt, en het is koud en nat weer voor hun baby. Bovendien zijn er grote infectierisico’s wanneer de navelstreng wordt doorgesneden met een schaar of een niet-steriel mes. En zodra er zich een complicatie voordoet bij de geboorte, is de kans klein dat het kind en zelfs de moeder het halen.”
Ook al is het zwaar, toch ben ik hier graag. Er gaat een ongelofelijke energie uit van dit project.
Een zestigtal expats en heel wat Filipijnen zijn druk in de weer in en rond het tijdelijke ziekenhuis. Tegelijk is Artsen Zonder Grenzen al begonnen met de heropbouw van het oude ziekenhuis, waar haast niets meer van overblijft. “We zullen tussen drie en zes maanden nodig hebben om de hele infrastructuur herop te bouwen. We starten met de eerste helft, en zodra die functioneel is, pakken we de tweede helft aan. Het is de bedoeling dat het ziekenhuis er weer uitziet zoals voor de orkaan,” vertelt Anna Halford, projectcoördinator in Guiuan.
Ik ben onder de indruk van de energie van deze 34-jarige vrouw, die het hele team perfect en met de nodige humor leidt. En het moet gezegd: humor hebben we hard nodig in een zo’n situatie! Het is een belangrijke uitlaatklep, want het doet deugd als je na een zware dag nog even kunt lachen.
Ik had het al over mijn eerste nacht in Guiuan, samen met vijf andere expats. Welnu, ondertussen zijn we met meer dan 65, uit alle delen van de wereld. De hut die we gebruikten als kamer, dient nu als gemeenschappelijke ruimte voor heel deze kleine gemeenschap, die voortaan in tenten slaapt. Zodra de nacht valt, komen we samen om ons verhaal te doen – markante feiten en frustraties – van de voorbije dag en te ontspannen bij een maaltijd. Het regent grappen en de humor is altijd mild…
Vrijdag 21 november, 06u
Ik word wakker na een goede nachtrust, ondanks de regen die de hele nacht lang neergutste op onze tenten.
Na een snelle koffie begeef ik me met ongekamde haren naar de ziekenhuistenten. De raadplegingen zijn al begonnen en een Filipijnse verpleegster vertelt me dat er vannacht een baby is geboren. De moeder had geen tijd meer om naar het ziekenhuis te gaan, maar onze medewerkers hebben haar thuis geholpen en vervolgens moeder en kind naar het ziekenhuis gebracht. Ze stellen het allebei goed…
Ik verlaat het ziekenhuis en ga naar het gezondheidscentrum dat Artsen Zonder Grenzen hier ondersteunt. Het regent nog altijd pijpenstelen en op dit uur van de dag liggen de straten er verlaten bij. Ik vraag me af waar al die mensen naartoe zijn die de dag voordien rondwandelden op straat. Zowat de helft van hen moest het huis uit vluchten en vond onderdak in evacuatiecentra (scholen of gebouwen die overdekt zijn met zeilen). Anderen hebben de stad verlaten en trokken naar gebieden die minder zwaar getroffen zijn door de orkaan, zoals Manila of Cebu.
Het is al bijzonder druk in het centrum. Johaan en Lisa zien er ongeveer 300 patiënten per dag en krijgen daarbij hulp van andere artsen en verpleegkundigen, Filipijns over van Artsen Zonder Grenzen. In de consultatiezaal is Lisa een man aan het verzorgen die twee vingerkootjes kwijt is. Op de tafel ernaast ligt een kindje met een T-shirt vol bloed. Hij verwondde zich toen hij met een mes aan het spelen was in de keuken.
“Er gebeuren veel ongevallen thuis. Aangezien veel huizen geplunderd zijn, slingeren voorwerpen die normaal veilig opgeborgen zitten, nu gewoon rond op de vloer. Overal dreigt er gevaar,” waarschuwt Johaan, onze chirurg.
Ondertussen geeft Luana, specialiste in geestelijke gezondheidszorg, tips aan de wachtende menigte. “Het is belangrijk dat ze inzien dat de trauma’s die ze hebben opgelopen, gevolgen zullen hebben voor hun dagelijks leven. Dat hun eetlustverlies, hun aanhoudende hoofdpijn en hun behoefte aan afzondering volstrekt normale reacties zijn. Mijn taak bestaat erin om hen sleutels aan te reiken waarmee ze deze beproeving kunnen doorstaan en geleidelijk de draad weer kunnen opnemen. Het is van groot belang dat ze weten dat ze er niet alleen voor staan.” Naast deze groepssessies biedt Luana ook individuele sessies aan voor wie dat wil.
Ondertussen is het voor mij alweer tijd om het ziekenhuis te verlaten en me naar de helikopter te spoeden die me moet terugbrengen naar Cebu, met enkele collega’s en medisch materiaal aan boord. Het blijft maar regenen, en ik betwijfel of de helikopter in dit noodweer wel kan landen. Ik heb een slecht voorgevoel. En terwijl ik zit te wachten bij de landingsbaan – niet meer dan een veld in de buurt van het ziekenhuis – begint er een man met mij te praten.
Het is Gerry, docent aan de universiteit van Samaar. Hij is getrouwd met een onderwijzeres en heeft drie kinderen, van elf, negen en vijf jaar. Hij nodigt me uit om zijn werkplek te komen bezoeken, althans wat ervan overblijft. Na bevestiging te hebben gekregen dat de helikopter niet zal komen – hij heeft rechtsomkeer moeten maken na een noodlanding – aanvaard ik het voorstel. Ik neem plaats achterop zijn brommertje, en onder een ware stortvloed snorren we door de stad.
Die ziet eruit als na een bombardement, en de universiteit ook. Alles ligt er troosteloos bij, een apocalyptisch landschap. Het dak en de muren van de universiteit zijn weggeblazen. Alleen de ondersteboven gekeerde banken doen vermoeden dat we in een school zijn. Het enige gebouw dat min of meer rechtop is blijven staan, is ingericht als evacuatiecentrum. Tientallen gezinnen hebben nog steeds geen toegang tot drinkbaar water of sanitaire voorzieningen. We lopen door de universiteitscampus en komen bij een terrein van een tweetal hectare. Er staan al verschillende tenten opgesteld, terwijl er nog andere worden opgezet. Er hebben hier al zo’n vijftig gezinnen hun intrek genomen, en er zullen er nog een paar honderd bijkomen, vertelt Gerry me.
Ik herken de tenten van Artsen Zonder Grenzen die Jean, onze coördinator in Guiuan, me de dag voordien heeft laten zien. “Het zijn tenten tussen 19 en 27 vierkante meter,” had hij me uitgelegd. “Toen we begonnen met de verdeling in een wijk van de stad, merkten we algauw dat zo’n twintig tot dertig mensen zich hier de nacht voordien hadden verschanst. Het is voor hen de enige oplossing om veilig onderdak te hebben. We gaan nog meer tenten uitdelen en ze op terreinen plaatsen die plaats bieden voor honderden tenten. En dan gaan we toiletten en drinkwaterreservoirs installeren.”
Op het eerste gezicht rijst er hier een heus vluchtelingenkamp uit de grond. Een tijdelijke oplossing, maar ze zorgt er wel voor dat al die mensen droog blijven, toegang krijgen tot drinkwater en daardoor minder risico lopen op aandoeningen aan de luchtwegen, diarree enz. Gerry haalt me uit mijn gedachten en stelt me voor om met hem mee te gaan.
Na een tiental minuten op de brommer zijn we er al. “Hier stond vroeger ons huis, tot de orkaan het vernielde.” Hoe goed ik ook rondkijk, ik zie geen enkel spoor van een gebouw. Alleen een paar meubelen, elektrische huishoudtoestellen en op de grond rondslingerende kleren wijzen erop dat hier vroeger een woning stond. Ongelofelijk! Het is alsof een kraan het huis heeft opgetild en liet verdwijnen. Gerry houdt zich sterk, al verraadt zijn bevende stem hoe geëmotioneerd hij is. Zijn leven is in duigen gevallen, hij heeft gewoon niets meer. Gelukkig is zijn familie gespaard gebleven, “en dat is het belangrijkste,” glimlacht hij.
We wandelen naar de plek waar hij een tijdelijke woning heeft gebouwd voor zijn gezin. Hij toont me de plaats waar ze naartoe zijn gevlucht de dagen na de doortocht van Haiyan: een eenvoudig zeil, bevestigd aan de wortels van een gevelde boom en vastgemaakt aan de grond. Ik kan me moeilijk inbeelden hoe ze hier alle vijf hebben kunnen schuilen. Ik werp een indiscrete blik onder een ander zeil en merk er tot mijn grote verbazing een oude man op die ligt te slapen. Iets verderop toont Gerry me trots de plaats waar hij inderhaast met platen en planken een paalhut heeft gebouwd waar een tiental mensen leven.
Ik vraag hem hoe het zit met de noden van zijn familie en buren, maar het is tijd om te vertrekken, want het wordt donker. Hij geeft me zijn identiteitskaart als souvenir. “Die heb ik niet meer nodig.” Als ik zijn pasfoto bekijk, besef ik hoe zwaar de man getekend is door de gebeurtenissen. Hij lijkt in twee weken tijd wel tien jaar te zijn verouderd. Ze hadden het mij al verteld, en nu kan ik het zelf alleen maar vaststellen: de Filipino’s hebben een enorme veerkracht, want ze zijn natuurrampen gewoon. Deze keer is de situatie echter anders, want het is veel erger dan alles wat ze tot nog toe hebben meegemaakt.
Zaterdag 23 november
Ik keer terug naar Cebu, met het gevoel Guiuan in de steek te laten.
De media-aandacht voor de Filipijnen lijkt geleidelijk te verslappen. Misschien omdat het aantal doden minder spectaculair is dan aanvankelijk aangekondigd? Maar ken je de omvang van een ramp aan de hand van het aantal dodelijke slachtoffers? Ik denk van niet. De bevolking was gewaarschuwd dat de tyfoon er zou komen en had er zich op voorbereid. Al wie kon, vluchtte weg en zocht elders onderdak. Toch zijn ze alles kwijt. Het zal nog maanden of zelfs jaren duren voor ze weer een normaal leven kunnen leiden. En dan nog op één voorwaarde: dat ze daarbij voldoende hulp krijgen …