Hitte en stof in vluchtelingenkamp Liben in Ethiopië

Blog

Hitte en stof in vluchtelingenkamp Liben in Ethiopië

Hitte en stof in vluchtelingenkamp Liben in Ethiopië
Hitte en stof in vluchtelingenkamp Liben in Ethiopië

In het vluchtelingenkamp Liben, in Ethiopië, stromen de Somaliërs die vluchten voor de droogte en het geweld in groten getale toe. Alice Gude, die voor Artsen Zonder Grenzen in Liben werkt, beschrijft hun moeilijke situatie.

Ik groet jullie vanuit een zéér droog en stoffig Somali-regio. De huidige problemen werden voor het eerst zichtbaar in de maand maart, maar de situatie is sindsdien onvoorstelbaar verergerd. Ik heb dit project sinds begin maart zien groeien. Toen waren er niet meer dan 38.000 vluchtelingen, verdeeld over twee kampen. Ons programma telde 950 kinderen, van wie vijftien in ons patiëntenverblijf, twaalf verpleegkundigen, twintig plaatselijke gezondheidswerkers en drie expats.

Vandaag echter, is de situatie onbeschrijflijk tragisch geworden. Dagelijks stromen er tot duizend vluchtelingen toe van over de grens. In elk van de twee oorspronkelijke kampen zitten er ongeveer 40.000 mensen, twee keer zoveel als de capaciteit toelaat, en het derde kamp zat al na drie weken vol (24.000 mensen). In totaal verblijven er nu dus 104.000 vluchtelingen in de kampen. Nog eens 14.000 mensen wachten bij de grens.

Vandaag telt ons programma 9.500 kinderen, 200 kinderen in onze twee patiëntenverblijven, talloze medewerkers, ongeveer 120 verplegers en 40 expats. Deze week ben ik eindelijk klaar met het werven van plaatselijke gezondheidswerkers en ik heb nu drie teams van in totaal 150 vluchtelingen. Dat waren heel wat proeven en gesprekken! We zitten nog steeds op elkaar gepakt in ons kamp van Artsen Zonder Grenzen, maar op logistiek vlak maken we de nodige vooruitgang, zodat de bestaande infrastructuur – ook ons kamp, gelukkig – snel uitbreidt. Het noodteam is erg gedreven en ambitieus. Ze zijn vastberaden, snel, nietsontziend en hebben een visie en vooral middelen. Voelde het eerst alsof ik stond te schreeuwen in de woestijn, dan kwam er plots van alles in beweging, en dat was een ongelooflijke ervaring.

De omstandigheden voor de vluchtelingen zijn schrijnend. Dit is de ergste droogte die de Somali-regio in jaren heeft gekend. Mensen sterven. De oogsten zijn al verschillende seizoenen na elkaar mislukt en al het vee gaat dood. De vluchtelingen komen uit verschillende regio’s en stappen 12 tot 16 dagen tot aan de grens, met nauwelijks iets te eten of te drinken. Op zeker moment was de toestroom zo erg dat zelfs de voorregistratie aan de grens de grote aantallen niet meer meester kon.

Water was schaars, voeding en beschutting waren er helemaal niet. Bij de grens worden de mensen dan doorgestuurd naar het transitcentrum, waar de omstandigheden nauwelijks beter zijn, en van daar naar de kampen, die nog steeds niet klaar zijn om zoveel mensen op te vangen. De hele reis duurt ongeveer 6 weken, genoeg om zelfs de meest geharde Somaliër kapot te krijgen, om nog te zwijgen over de kinderen. In veel gezinnen hoor je verhalen over kinderen en volwassen die onderweg naar de kampen gestorven zijn.

De toestand waarin ze verkeren als ze hier aankomen, is ronduit schokkend: je raakt eraan gewend uitgemergelde kinderen te zien, maar het is nog iets anders als hun gezicht eruit ziet als dat van een oude man of wanneer ze rechtstaan en je enkel lege huidplooien ziet waar een achterwerk moest zitten. Het is hartverscheurend. Het ergste is de ellende van de vluchtelingen als ze hier eenmaal zijn en erachter komen dat de opvang allerminst voorzien is op de grote toestroom.

Het is bijzonder hard om hier al die kinderen te zien die er zo erg aan toe zijn dat wij hen amper kunnen helpen. Twintig procent van hen zouden direct naar een afdeling intensieve zorgen verwezen worden, als ze in Europa waren, hun totaal uitgeputte lichamen zouden er aan een machine worden gelegd om op krachten te komen. Sommigen gaan dood, anderen herstellen verbazend goed. Het voelt als een wonder als je zo een kind, dat uitgemergeld was, weer ziet lachen en zelfstandig ziet eten. Het is uniek om de reactie van hun moeders te zien: van totale ellende die overkomt als apathie, tot hun vreugde en de liefde die ze geven wanneer ze zich realiseren dat hun kind zal overleven.

Ik was verbijsterd toen ik naar hier terugkeerde na het vernieuwen van mijn visum. Als enige expat die verantwoordelijk was voor het voedselprogramma in de kampen, kon ik het werk niet aan (er zaten 2.000 kinderen in ons programma toen ik einde mei wegging). Het noodhulpteam voerde veranderingen door en heeft me enorm geholpen. Een en ander is nu gereorganiseerd en ikzelf werd aangesteld voor ‘Community Outreach’, een belangrijke schakelfunctie tussen de hulporganisatie en de vluchtelingen zelf.

Eerst vond ik het moeilijk om me los te maken van de banden die ik met de verpleegkundigen had, maar nu blijkt het de beste job in het hele project te zijn (wat ik ook wel wist). In elk kamp heb ik een plaatselijke verpleger of verpleegster die aan het hoofd staat van vijftig gezondheidswerkers en stilaan vormen we echt een sterke en doeltreffende dienst. Een aantal mensen in mijn team zijn ronduit fantastisch, de meest enthousiaste, interessante en gemotiveerde mensen met wie ik ooit heb gewerkt. Het is heel apart om zo direct met de vluchtelingen zelf te werken en volledige toegang tot alle kampen te hebben, te praten met de mensen, te luisteren naar hun zorgen en een trieste getuige te zijn van hun schrijnende leefomstandigheden.

Het grootste deel van de bevolking bestaat uit vrouwen en kinderen. Als vrouwen weigeren om naar het patiëntenverblijf te komen omdat ze nog vier andere kinderen hebben en niemand om voor hen te zorgen, dan begrijp je hun angst. Als je vraagt waarom ze de verrijkte energetische voeding die we de ondervoede kinderen geven delen en ze antwoorden dat ze nog vier andere kinderen met niets te eten hebben, dan weet je amper wat je daarop moet zeggen.

Het noodteam heeft er ook voor gezorgd dat ik in Outreach versterking heb gekregen van een antropoloog. Hij heeft jarenlange ervaring en is fantastisch om mee samen te werken. We werken aan een goede strategie om ons team te versterken en verbeteren zodat het programma hier langdurig nuttig kan zijn. We voorzien ook onderkomens in het kamp om ruimte te hebben voor besprekingen en gezondheidspromotie. Het is fantastisch dat we die mogelijkheden kunnen bieden aan de plaatselijke gezondheidswerkers, dat we hun werk op die manier gemakkelijker en aangenamer kunnen maken. We zijn ook op zoek naar een kar en ezel bij wijze van geïmproviseerde ambulance voor de kampen! Klinkt misschien raar, maar het zou enorm doeltreffend zijn om de zwaar zieke kinderen naar onze voorzieningen te brengen.

Er valt natuurlijk nog veel meer te vertellen. Ik hoop dat ik jullie hiermee alvast een idee heb gegeven van de wereld waarin ik op dit moment leef.

Soms ben ik het zat om slechts een minimum aan water te hebben, elke avond spaghetti met rode saus te eten en zeven dagen op zeven te werken; maar dan schaam ik me, want ik weet dat het nog altijd veel beter is dan tarwe en stof, geen water en geen beschutting.

Het zou stom van me zijn om er aan het einde van deze brief niet op te wijzen dat ook jullie de mensen kunnen helpen, als jullie dat willen. In dat geval kan ik jullie stellig aanraden om een gift te doen aan Artsen Zonder Grenzen. Ik kan trots en met de hand op het hart zeggen dat wat het noodteam van Artsen Zonder Grenzen hier verwezenlijkt, in deze schijnbaar uitzichtloze situatie, door de hele wereld mag worden gezien.

Dat was het voorlopig.

Bedankt om naar me te luisteren. Ik hoop dat jullie het goed maken.

Dank jullie allemaal,

Alice

Ik groet jullie vanuit een zéér droog en stoffig Somali-regio. De huidige problemen werden voor het eerst zichtbaar in de maand maart, maar de situatie is sindsdien onvoorstelbaar verergerd. Ik heb dit project sinds begin maart zien groeien. Toen waren er niet meer dan 38.000 vluchtelingen, verdeeld over twee kampen. Ons programma telde 950 kinderen, van wie vijftien in ons patiëntenverblijf, twaalf verpleegkundigen, twintig plaatselijke gezondheidswerkers en drie expats.

Vandaag echter, is de situatie onbeschrijflijk tragisch geworden. Dagelijks stromen er tot duizend vluchtelingen toe van over de grens. In elk van de twee oorspronkelijke kampen zitten er ongeveer 40.000 mensen, twee keer zoveel als de capaciteit toelaat, en het derde kamp zat al na drie weken vol (24.000 mensen). In totaal verblijven er nu dus 104.000 vluchtelingen in de kampen. Nog eens 14.000 mensen wachten bij de grens.

Vandaag telt ons programma 9.500 kinderen, 200 kinderen in onze twee patiëntenverblijven, talloze medewerkers, ongeveer 120 verplegers en 40 expats. Deze week ben ik eindelijk klaar met het werven van plaatselijke gezondheidswerkers en ik heb nu drie teams van in totaal 150 vluchtelingen. Dat waren heel wat proeven en gesprekken! We zitten nog steeds op elkaar gepakt in ons kamp van Artsen Zonder Grenzen, maar op logistiek vlak maken we de nodige vooruitgang, zodat de bestaande infrastructuur – ook ons kamp, gelukkig – snel uitbreidt. Het noodteam is erg gedreven en ambitieus. Ze zijn vastberaden, snel, nietsontziend en hebben een visie en vooral middelen. Voelde het eerst alsof ik stond te schreeuwen in de woestijn, dan kwam er plots van alles in beweging, en dat was een ongelooflijke ervaring.

Gebrek aan water, voedsel en beschutting

De omstandigheden voor de vluchtelingen zijn schrijnend. Dit is de ergste droogte die de Somali-regio in jaren heeft gekend. Mensen sterven. De oogsten zijn al verschillende seizoenen na elkaar mislukt en al het vee gaat dood. De vluchtelingen komen uit verschillende regio’s en stappen 12 tot 16 dagen tot aan de grens, met nauwelijks iets te eten of te drinken. Op zeker moment was de toestroom zo erg dat zelfs de voorregistratie aan de grens de grote aantallen niet meer meester kon.

Water was schaars, voeding en beschutting waren er helemaal niet. Bij de grens worden de mensen dan doorgestuurd naar het transitcentrum, waar de omstandigheden nauwelijks beter zijn, en van daar naar de kampen, die nog steeds niet klaar zijn om zoveel mensen op te vangen. De hele reis duurt ongeveer 6 weken, genoeg om zelfs de meest geharde Somaliër kapot te krijgen, om nog te zwijgen over de kinderen. In veel gezinnen hoor je verhalen over kinderen en volwassen die onderweg naar de kampen gestorven zijn.

De toestand waarin ze verkeren als ze hier aankomen, is ronduit schokkend: je raakt eraan gewend uitgemergelde kinderen te zien, maar het is nog iets anders als hun gezicht eruit ziet als dat van een oude man of wanneer ze rechtstaan en je enkel lege huidplooien ziet waar een achterwerk moest zitten. Het is hartverscheurend. Het ergste is de ellende van de vluchtelingen als ze hier eenmaal zijn en erachter komen dat de opvang allerminst voorzien is op de grote toestroom.

Het is bijzonder hard om hier al die kinderen te zien die er zo erg aan toe zijn dat wij hen amper kunnen helpen. Twintig procent van hen zouden direct naar een afdeling intensieve zorgen verwezen worden, als ze in Europa waren, hun totaal uitgeputte lichamen zouden er aan een machine worden gelegd om op krachten te komen. Sommigen gaan dood, anderen herstellen verbazend goed. Het voelt als een wonder als je zo een kind, dat uitgemergeld was, weer ziet lachen en zelfstandig ziet eten. Het is uniek om de reactie van hun moeders te zien: van totale ellende die overkomt als apathie, tot hun vreugde en de liefde die ze geven wanneer ze zich realiseren dat hun kind zal overleven.

‘Community Outreach’

Ik was verbijsterd toen ik naar hier terugkeerde na het vernieuwen van mijn visum. Als enige expat die verantwoordelijk was voor het voedselprogramma in de kampen, kon ik het werk niet aan (er zaten 2.000 kinderen in ons programma toen ik einde mei wegging). Het noodhulpteam voerde veranderingen door en heeft me enorm geholpen. Een en ander is nu gereorganiseerd en ikzelf werd aangesteld voor ‘Community Outreach’, een belangrijke schakelfunctie tussen de hulporganisatie en de vluchtelingen zelf.

Eerst vond ik het moeilijk om me los te maken van de banden die ik met de verpleegkundigen had, maar nu blijkt het de beste job in het hele project te zijn (wat ik ook wel wist). In elk kamp heb ik een plaatselijke verpleger of verpleegster die aan het hoofd staat van vijftig gezondheidswerkers en stilaan vormen we echt een sterke en doeltreffende dienst. Een aantal mensen in mijn team zijn ronduit fantastisch, de meest enthousiaste, interessante en gemotiveerde mensen met wie ik ooit heb gewerkt. Het is heel apart om zo direct met de vluchtelingen zelf te werken en volledige toegang tot alle kampen te hebben, te praten met de mensen, te luisteren naar hun zorgen en een trieste getuige te zijn van hun schrijnende leefomstandigheden.

Het grootste deel van de bevolking bestaat uit vrouwen en kinderen. Als vrouwen weigeren om naar het patiëntenverblijf te komen omdat ze nog vier andere kinderen hebben en niemand om voor hen te zorgen, dan begrijp je hun angst. Als je vraagt waarom ze de verrijkte energetische voeding die we de ondervoede kinderen geven delen en ze antwoorden dat ze nog vier andere kinderen met niets te eten hebben, dan weet je amper wat je daarop moet zeggen.

Kar en ezel als ambulance

Het noodteam heeft er ook voor gezorgd dat ik in Outreach versterking heb gekregen van een antropoloog. Hij heeft jarenlange ervaring en is fantastisch om mee samen te werken. We werken aan een goede strategie om ons team te versterken en verbeteren zodat het programma hier langdurig nuttig kan zijn. We voorzien ook onderkomens in het kamp om ruimte te hebben voor besprekingen en gezondheidspromotie. Het is fantastisch dat we die mogelijkheden kunnen bieden aan de plaatselijke gezondheidswerkers, dat we hun werk op die manier gemakkelijker en aangenamer kunnen maken. We zijn ook op zoek naar een kar en ezel bij wijze van geïmproviseerde ambulance voor de kampen! Klinkt misschien raar, maar het zou enorm doeltreffend zijn om de zwaar zieke kinderen naar onze voorzieningen te brengen.

Er valt natuurlijk nog veel meer te vertellen. Ik hoop dat ik jullie hiermee alvast een idee heb gegeven van de wereld waarin ik op dit moment leef.

Soms ben ik het zat om slechts een minimum aan water te hebben, elke avond spaghetti met rode saus te eten en zeven dagen op zeven te werken; maar dan schaam ik me, want ik weet dat het nog altijd veel beter is dan tarwe en stof, geen water en geen beschutting.