“‘Aanval in Syrië: 'Overal lagen lichamen'’
De directeur van een door Artsen Zonder Grenzen gesteund veldhospitaal beschrijft de gruwel wanneer slachtoffers toestromen na een aanval in het noordwesten van Syrië.
In de namiddag van 4 juni 2015 werd het stadscentrum van een plaats in het Syrische district Idlib vernietigd door een raketaanval. Het ene na het andere groepje gewonden stroomde toe in het veldhospitaal dat wordt gesteund door Artsen Zonder Grenzen (AZG). AZG begon onmiddellijk de herbevoorrading met basisgoederen voor dit ziekenhuis te plannen.
Dit is de getuigenis van de directeur, die om veiligheidsredenen anoniem wenst te blijven.
In de late namiddag cirkelden vliegtuigen boven ons. Wij wachtten bang af. Zouden we slachtoffers worden? De statistieken ingaan?
Wij wachtten bang af. Zouden we slachtoffers worden? De statistieken ingaan?
Omstreeks 15 u hoorden we het oorverdovende lawaai van drie raketten die in de nabijgelegen stad insloegen. Een overbevolkte stad, met wanhopige inwoners die samenleven met talloze vluchtelingen uit andere delen van Syrië.
In een mum van tijd werden de appartementsgebouwen en winkels tot puin herleid.
Van de lichamen bleef vaak nog maar weinig over. De ledematen van de slachtoffers lagen overal verspreid. Het was een bloedbad, een heus slagveld. Een totale vernietiging die maar moeilijk te beschrijven valt. Al snel heerste overal chaos. Eerst bij de gezinnen die op zoek waren naar familieleden, vrienden of buren, daarna ook bij ons, het medisch personeel.
Enkele minuten na de eerste aanval ontvingen we de eerste vijf gewonden in ons bescheiden veldhospitaal met 12 bedden en slechts één operatiezaal.
In plaats van de oproepen tot het gebed uit de moskeeën hoorden we nu alleen mensen die om hulp riepen en anderen smeekten om de doden van onder het puin te halen.
De gewondenstroom hield niet op. Het veldhospitaal was al gauw overspoeld. Er lagen overal lichamen, op de tafels, in de gangen, op de grond. De vloer lag vol bloed. Het medisch personeel en de vrijwilligers baanden zich een weg tussen de gewonden en deden wat ze konden.
De eerste uren na de aanvallen kregen we meer dan 100 gewonden binnen, onder wie veel kinderen. We konden maar 80 patiënten verzorgen en moesten er 50 doorverwijzen omdat we niet over de middelen beschikten om hun verwondingen te verzorgen.
We konden alleen verwondingen door scherven verzorgen, breuken behandelen en amputaties uitvoeren. Helaas moesten we patiënten met neurologische of vasculaire complicaties weigeren, gewoon omdat we niet over de middelen, noch over het gespecialiseerd medisch personeel beschikten. Alleen neurochirurgen kunnen dergelijke gevallen behandelen.
Patiënten moeten weigeren, doet de druk voor ons medische team alleen maar toenemen.
Ze barstte in tranen uit en weigerde naar het lichaam te kijken om haar zoon te identificeren. Ik had geen keuze, en gaf haar zijn hemd.
Er kwam een moeder toe die op zoek was naar haar zoon. We konden achterhalen om wie het ging op basis van de beschrijving die zij ons gaf, maar we wisten dat hij om het leven was gekomen.
Ze barstte in tranen uit en weigerde naar het lichaam te kijken om haar zoon te identificeren. Ik had geen keuze, en gaf haar zijn hemd.
Dit tragische moment speelde zich in enkele seconden af. Ik hielp mijn collega’s om de patiënten te verplaatsen en te triëren, zodat we de zwaarst gewonden eerst konden behandelen.
Er lag overal bloed, maar we hadden gebrek aan bloedzakjes. Mannen en vrouwen gaven hun bloed aan onbekenden.
Toen de nacht was gevallen, was het onmogelijk om nog levenden onder het puin te vinden. De zoektocht werd in de loop van de volgende dagen voortgezet.
Als medisch team kunnen we niet anders dan de voorraden opnieuw aanvullen, onze moed bijeenrapen en ons voorbereiden op het volgende drama.