Psychologe in Syrië: “De mensen weten niet meer wie ze zijn”

Blog

Psychologe in Syrië: “De mensen weten niet meer wie ze zijn”

Psychologe in Syrië: “De mensen weten niet meer wie ze zijn”
Psychologe in Syrië: “De mensen weten niet meer wie ze zijn”

Audrey Magis, een jonge Belgische psychologe, heeft net twee maanden in Syrië gewerkt voor Artsen Zonder Grenzen. In een project in het noorden van het land nam ze het luik mentale gezondheidszorg voor haar rekening. Eerder was ze actief voor Artsen Zonder Grenzen in de Gazastrook, in Libië en in een Syrisch vluchtelingenkamp.

Audrey: “Meestal voel ik een zeker gereserveerdheid wanneer ik uitleg dat ik psychologe ben. Dat was in Syrië helemaal niet het geval, alle reacties waren heel positief. De oorlog duurt nu al twee jaar, de mensen zijn ten einde raad. In het begin kwamen ze praten over kleine sociale problemen: de kinderen gaan niet meer naar school en worden moeilijker, volwassenen werken niet meer, de mensen wonen met meer dan tien in dezelfde ruimte en dat geeft wrijvingen…”

“Maar wanneer je dan wat doorvraagt, ontdek je dat veel van hen trauma’s hebben opgelopen: ze zijn familie verloren, hun huis is verwoest, ze hebben bombardementen meegemaakt.”

Hoe manifesteert zo’n trauma zich?

Audrey: “Mensen weten niet meer wie ze zijn. Oudere mannen vinden hun plaats niet meer in de maatschappij en in de familie. Ze hebben geen werk meer, ze kunnen niet vechten, ze zijn verantwoordelijk voor een familie, ze zijn meerdere keren moeten verhuizen… Ze komen zelf hulp vragen: ‘Ik begin gewelddadig te worden tegen mijn vrouw en kinderen. Er moet iets gebeuren, zo kan ik niet zijn…’”

“Ik heb veel vrouwen gezien die het steeds moeilijker kregen om de band met hun kinderen te onderhouden. Voorbehoedsmiddelen zijn niet langer beschikbaar en veel vrouwen worden zwanger zonder dat te willen. Ze hebben het echt moeilijk om zich een toekomst met het kind voor te stellen.”

“Ik zag vrouwen die aan het eind van hun zwangerschap nog niets voorbereid hadden: geen bedje voor de baby, geen kleertjes, zelfs geen naam… De capaciteit om zich op de toekomst voor te bereiden is verloren gegaan.”

“Voor de kinderen is ‘oorlogje’ het spel bij uitstek. Ze spelen niet meer met autootjes of ander speelgoed. Ze spelen dat ze op mekaar schieten. Ik heb gezien hoe kinderen stenen naar ezels gooiden en dieren martelden. Zo drukken ze hun woede uit. Dat ze de oorlog naspelen is een normaal mechanisme, dat hen toelaat de spanning te ontladen.”

“Ik heb ook veel jongemannen gezien, van een jaar of twintig, die krijger waren geweest. Zij kwamen meteen omdat ze aan depressies of trauma’s leden. Ze hadden flashbacks, nachtmerries…”

“Mensen vertrouwen me ook toe dat niet meer wisten waarom er oorlog was. Het idee dat ze vandaag tegen hun buren en vrienden vechten, vinden ze afschuwelijk. Ze begrijpen het niet. In het begin leek dat zin te hebben, maar twee jaar later is alle zin weg, zelfs als de haat is gebleven. Ze willen gewoon dat de oorlog gedaan is en dat ze weer naar huis kunnen.”

“Het breekpunt is al lang gepasseerd. De mensen functioneren op automatische piloot. Maar ze houden vol. Ze hebben een indrukwekkende weerstand en veerkracht ontwikkeld. Twee jaar in zo’n omstandigheden overleven, dat is indrukwekkend. Mensen krijgen veel steun van hun familie en hun gemeenschap.”

“Die solidariteit helpt hen om de beproevingen te boven te komen. De Syrische gastvrijheid is bewonderenswaardig. Wanneer ik de vluchtelingenkampen aan de grens bezocht, drongen mensen erop aan dat ik zou delen in hun enige maaltijd van de dag. Dat is ongelooflijk.”

Welke steun kan psychologische hulp bieden?

Audrey: “Soms volstaat één sessie al. Sommige mensen hebben er gewoon nood aan om te weten dat wat hen overkomt normaal is, en dat ze niet gek geworden zijn. Sommige mensen moet je vaker zien. Met hen proberen we een doel te definiëren en daar werken we dan stap voor stap naartoe, met gedragstechnieken. We hebben in elk geval geen tijd voor uitvoerige analyses. Maar we kunnen erg goed psychologisch werk leveren met korte therapieën.”

“Zo kwam er op een dag een vrouw die meer dan zes maanden zwanger was naar ons ziekenhuis. Zij wou voortijdig bevallen, hoewel daar geen enkele medische reden voor was. Maar ze wou een keizersnede en ze wou de bevalling achter de rug hebben. Ze was heel nerveus, heel gejaagd.”

“We begrepen dat de baby de druppel was die de emmer deed overlopen. Het was een oorlogskind en ze dacht dat hij al haar energie opslorpte. Ze wou angstremmers nemen, maar dat ging net niet omwille van haar zwangerschap.”

“Het was onze opdracht om haar te doen ontspannen. Ze moest een schema bijhouden, waarbij ze de verbinding maakte tussen haar angsten en wat er gebeurde in haar leven. En we eindigden met de voorbereiding van de komst van de baby.”

“Tijdens onze laatste sessie bracht ze kleertjes mee voor haar toekomstige kindje. Ze had nog geen naam gekozen, maar ze had al wel een hele weg afgelegd. Dat was op mijn laatste dag, mijn laatste patiënte. Toen ik vertrok, zei ik mezelf dat het absoluut de moeite was geweest om naar hier te komen.”

>> Steun het werk van Artsen Zonder Grenzen in Syrië.