Syrië: Het kan soms te veel worden

Blog

Syrië: Het kan soms te veel worden

Syrië: Het kan soms te veel worden
Syrië: Het kan soms te veel worden

De Britse chirurg Paul McMaster is net terug uit Syrië, waar hij gewonden verzorgde in een operatiekwartier in een grot, en later in een boerderij. Hij had al heel wat ervaring in oorlogszones, maar in Syrië vond hij dat het gevaar "heel benauwend aanvoelde".

Ik vloog naar Turkije, waar we verder trokken naar het lage gebergte aan de grens. Daar werden we opgepikt door een gids die ons door de bossen Syrië binnen loodste.
 
Er zijn vier chirurgische teams van Artsen Zonder Grenzen actief in de conflictzone, in het noordwesten van Syrië. Ons team werkte in een grot: we gingen binnen door een kleine opening, en binnen was er een opblaasbare operatietent, en ook zes noodbedden.

Alles moest in diezelfde ruimte gebeuren, en het was dan ook vaak hectisch en moeilijk werken. Maar het was op zich al een klein mirakel dat we een steriele omgeving hadden kunnen creëren, met alle nodige uitrusting, in wat eigenlijk een stoffige kalkgrot was.
 
Ons verblijf lag in een klein dorp, een kwartiertje verder. De meesten van ons sliepen op de grond, in de kelder van de moskee. De dorpelingen hadden er geen enkel probleem mee dat we daar waren. Elke dag maakte een vrouw in het dorp een hoop brood, en daar leefden we dan van, met bonen.

Bombardementen

Een groot deel van de bevolking had het gebied verlaten, en was naar vluchtelingenkampen getrokken, net over de grens in Turkije. Maar er zijn nog behoorlijk veel ouderen, vrouwen en kinderen in de gebieden die vanuit helikopters worden belaagd met raketten en bommen.
 
De helikopters vliegen traag rond en blijven hangen boven dorpen voor ze grote bommen droppen, die behoorlijk wat schade aanrichten. Elke dag werden dorpen en steden gebombardeerd.
 
Als ze in de bergen ontploffen, veroorzaken de bommen enorme geluidsexplosies, die door de bergen weergalmen en de bevolking enorme angst aanjagen. Tijdens onze laatste ochtend in de grot zijn er verschillende geland op een paar honderd meter afstand. De grot trilde en er kwam heel wat stof naar beneden. Je wist niet meer of je nu binnen of buiten veiliger zou zijn. Het is voor iedereen beangstigend, zeker voor gewonde patiënten en kinderen.
 
Ons team bestond uit een chirurg, een anesthesist, een spoedverpleegkundige, twee artsen, een Syrische verpleegster van begin dertig die iedereen inspireerde – nooit moe, altijd georganiseerd, altijd met een glimlach – en elf jonge vrouwen uit het dorp die langzaamaan de knepen van de verpleegkunde leerden.

Burgerslachtoffers

De meeste van onze patiënten waren burgers – ouderen, vrouwen, kinderen, baby’s. Velen raakten gewond bij de bombardementen en werden geraakt door scherven. Soms waren de fysieke verwondingen niet erg, maar waren de patiënten vooral emotioneel en psychologisch diep getroffen.
 
Op een nacht werden we opgeroepen, en troffen we twee vrouwen aan met drie krijsende baby’s. Hun huis werd door een bom met de grond gelijk gemaakt, en de baby’s hadden scherven in het gezicht gekregen. Dat zijn geen levensbedreigende verwondingen, maar ze waren enorm angstig en hadden pijn.
 
Een andere nacht werd er een man van eind de dertig binnengebracht door een totaal opgehitst groepje strijders. Hij was door de borst geschoten, we hadden een beperkte voorraad bloed en zijn toestand was zo kritiek dat ik mijn twijfels had of hij de ochtend zou halen. Maar hij hield vol, zijn doorzettingsvermogen was indrukwekkend.
 
Ik herinner me ook nog een man die aankwam met een ernstige wonde aan zijn been, van granaatscherven. De scherven waren door zijn been gegaan en hadden de belangrijkste zenuw geraakt, maar niet de belangrijkste ader. Hij had twee of drie familieleden verloren in de ontploffing. We hebben hem geopereerd, maar daarna had hij gewoon de moed niet meer om te genezen: hij was zijn huis kwijt, had familie verloren en zou er mogelijk een handicap aan overhouden. Dat is erg moeilijk.

Geen toegang tot gezondheidszorg

De voorbije vijf, zes weken deden we zo’n 100 operaties, en we verzorgden nog veel meer gewonden. We kregen ook diabetici over de vloer die geen medicatie meer hadden, kinderen met astma, vrouwen die een keizersnede nodig hadden… Deze mensen hebben al meer dan een jaar geen toegang meer tot degelijke gezondheidszorg. Sommigen kunnen de bergen over trekken tot in Turkije, maar voor velen is dat geen optie.
 
Als je met gewonden geconfronteerd wordt, is chirurgie redelijk eenvoudig. We proberen de schade zoveel mogelijk te beperken: het bloeden stoppen en beschadigde organen herstellen. Het werd moeilijker toen we aan de reconstructieve fase moesten beginnen: kinesitherapie, revalidatie, complexe orthopedie… Dat konden we gewoon niet in de grot doen.
 
Het kan te veel worden. Toen het duidelijk werd dat we het medisch gezien moeilijk aan konden met de patiënten in de grot, besloten we er weg te trekken. We verhuisden naar een boerderij, geen enorme verbetering dus.
 
Het nieuwe ziekenhuis was een lang, open gebouw en op vier of vijf dagen tijd creëerden de logistieke medewerkers een opblaasbaar operatiekwartier, een ruimte voor triage, een sterilisatie-eenheid, een ruimte voor consultaties en een zone waar opgenomen patiënten kunnen recupereren. Een hele prestatie.
 
Het was niet perfect, het zag er nog steeds uit als een boerderij, maar er was veel meer ruimte om gewonden te behandelen. De helft van de patiënten verhuisde op donderdag en de rest op vrijdag. Zaterdag was de nieuwe locatie operationeel.

Gevaar uit de lucht

Ik heb met Artsen Zonder Grenzen al op moeilijke plaatsen gewerkt – oorlogszones als Sri Lanka, Ivoorkust en Somalië. In die landen is het gevaarlijk op de grond, maar in Syrië komt het gevaar altijd uit de lucht. Het is een veel dreigender, benauwend gevaar, een helikopter die boven je hangt.
 
Veel van de dorpen zijn verlaten – de gebouwen zijn zwaar beschadigd of volledig vernield. De sfeer is er een van wanhoop. De meeste mensen leven in kelders. Ze hebben al acht of negen maanden geen elektriciteit. De vooruitzichten zijn niet al te best, en de winter begint. De mensen zullen het moeilijk hebben, en de meest kwetsbaren nog het meest. Voor de burgerbevolking, die vuurtjes proberen te maken in hun kelder, wordt het een lange, harde, koude en gevaarlijke winter.
 
Paul McMaster