Vechten tegen tropische ziektes: de weg is nog lang

Blog

Vechten tegen tropische ziektes: de weg is nog lang

Vechten tegen tropische ziektes: de weg is nog lang
Vechten tegen tropische ziektes: de weg is nog lang

Unni Karunakara is internationaal voorzitter van Artsen Zonder Grenzen. Hij legt uit waarom het optimisme van de conferentie van 31/01 over verwaarloosde tropische ziektes niet zal volstaan om die ziektes echt terug te dringen.

Een lumbaalpunctie uitvoeren in een oorlogssituatie is zenuwslopend. Een naald in iemands ruggenmerg prikken om er vocht uit te trekken is pijnlijk en erg gevaarlijk, en dat is nog maar vanuit het oogpunt van de dokter. Helaas moeten onze dokters dat elke dag doen als deel van het proces om iemand te testen op slaapziekte in een gevorderd stadium.

Probeert u zich ook eens in te beelden wat de patiënt doormaakt. Toen ik bij Artsen Zonder Grenzen verantwoordelijk was voor de slaapziekteprogramma’s in Congo was het vooruitzicht van de test soms al zo beangstigend dat mensen er nog liever vandoor gingen dan dat de test te ondergaan.

Artsen Zonder Grenzen is dus blij met de beloftes die op maandag 30 januari tijdens een conferentie in Londen werden gemaakt, meer bepaald om tegen 2020 te proberen deze ziekte en nog negen andere zogenaamde verwaarloosde ziektes uit te bannen.

Artsen Zonder Grenzen behandelt de slaapziekte en verschillende andere dodelijke ziektes, waar in Londen over gesproken werd, inclusief de ziekte van Chagas en kala azar. Hoewel we blij zijn dat die ziektes eindelijk de nodige aandacht krijgen, vrezen we dat de conferentie een te eenvoudig beeld schetst over hoe we die ziektes eens en voor altijd kunnen uitroeien.

Regelmatige en uitgebreide schenkingen van medicijnen door de farmaceutische industrie maken deel uit van de oplossing, maar volstaan niet om moeilijk aan te pakken ziektes als Chagas, kala azar of de slaapziekte te behandelen. Voor die dodelijke ziektes is de verdeling van medicijnen alleen niet genoeg. We zullen aanzienlijk moeten investeren in nationale screenings en behandelingsprogramma’s aan de ene kant, en de ontwikkeling van nieuwe en betere diagnosetests en medicijnen anderzijds.

Uit een onderzoek van 2011 blijkt dat de farmaceutische industrie in totaal 20,2 miljoen US dollar heeft geïnvesteerd voor onderzoek en ontwikkeling voor de verwaarloosde ziektes die op de conferentie ter discussie stonden. Dat klinkt misschien indrukwekkend, maar grote farmaceutische bedrijven zeggen ook dat ze meestal maar liefst 1,3 miljard US dollar uitgeven aan de ontwikkeling van één medicijn.

Terug naar de behandeling van de slaapziekte met een voorbeeld van de uitdagingen die we moeten overwinnen voor we kunnen beginnen te denken aan de uitroeiing van de ziekte: vandaag vermijden we zo veel mogelijk het gebruiken van het afschuwelijke melarsoprol, een arseenderivaat dat bij de patiënt wordt ingespoten, maar zo giftig is dat het de plastic spuiten aanvreet. Er zijn betere medicijnen, maar die kunnen enkel worden toegediend via een reeks infusen door speciaal daarvoor opgeleid personeel in een ziekenhuis – een luxe op de meeste plekken waar de slaapziekte woekert.

Om een grote sprong voorwaarts te maken in de behandeling van deze ziekte hebben patiënten een medicijn nodig dat ze oraal kunnen innemen en dat in een gewone gezondheidspost kan worden uitgedeeld. Het goede nieuws is dat er momenteel twee veelbelovende medicijnen ontwikkeld worden die eindelijk het resultaat kunnen opleveren waar we al zo lang naar op zoek zijn. De ontwikkeling is in handen van het innovatieve partnerschap Drugs for Neglected Diseases initiative (DNDi), met de steun van, onder andere, de Britse regering.

Nieuwe diagnosetests en nieuwe medicijnen zullen helpen, maar tot die er zijn, kunnen we voor de behandeling van de slaapziekte enkel vertrouwen op gespecialiseerde mobiele medische teams die naar getroffen gebieden reizen om te testen en te behandelen. De meeste patiënten met de ziekte wonen immers in afgelegen gebieden in onstabiele landen, zoals de Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek of Zuid-Soedan. Zelfs in die moeilijke omstandigheden en met een beperkt budget, hebben de mobiele teams fantastisch werk geleverd. In 2010 werden er minder dan 7.200 patiënten gemeld en de cijfers blijven dalen. Maar de behandelingsprogramma’s komen in het gedrang. België, de voornaamste donor voor het slaapziekteprogramma in Congo, heeft immers aangekondigd dat het zijn steun in 2013 intrekt.

De screeningactiviteiten blijven ook te weinig gesubsidieerd – er zijn waarschijnlijk drie keer meer gevallen van de ziekte dan officieel gemeld wordt. Onze ervaring zegt ons dat het aantal gevallen opnieuw fenomenaal kan stijgen als we niet de gepaste screening- en behandelingsprogramma’s kunnen leiden.

Als we de ziekte dus echt willen uitroeien, hebben we de volgende dingen zeker nodig: voldoende gesponsorde behandelingsprogramma’s inclusief screening en toezicht, blijvende steun voor innovatieve partnerschappen zoals DNDi om nieuwere en betere medicijnen en diagnosetests te leveren, en betere beleidsrichtlijnen om betaalbare medicijnen te ontwikkelen voor patiënten in arme landen. Ten slotte moeten regeringsleiders opstaan en het initiatief nemen in de ontwikkeling en het behoud van die programma’s.

Als mensen echter niet dringend gaan beseffen dat ze zich voor meer uitdagingen moeten inzetten dan vóór de conferentie, zullen we er niet gauw in slagen om die ziektes te doen verdwijnen. Het gevolg: de slaapziekte, chagas en kala azar zullen duizenden mensen blijven bedreigen.