Zuid-Sudan: dagboek van een crisis

Blog

Zuid-Sudan: dagboek van een crisis

Zuid-Sudan: dagboek van een crisis
Zuid-Sudan: dagboek van een crisis

Paul McMaster werkt als chirug voor Artsen Zonder Grenzen in Zuid-Sudan. Na een maand als chirurg in Zuid-Sudan blijven zijn gedachten uitgaan naar de mensen die gevangen zitten in het conflict.

Het weekend voor Kerstmis werd ik door de noodhulpcel van Artsen Zonder Grenzen opgebeld. Een paar dagen eerder waren er in Zuid-Sudan gevechten uitgebroken en ik moest samen met een noodhulpteam extra chirurgische hulp gaan bieden in de zones waar de gevechten erg intens waren. De volgende dag zijn we vertrokken.

Een stad vol geweren

Eerst reisden we af naar Bentiu, de hoofdstad van de staat Unity. De dag ervoor was er nog gevochten in de stad: de markten waren geplunderd en vernield, en de dokters waren het lokale ziekenhuis ontvlucht. We troffen er 45 ernstig gewonde mensen aan en we probeerden hen zo goed mogelijk medisch te verzorgen. Die avond stond ik al aan de operatietafel. De situatie ging echter snel van kwaad naar erger en er gingen geruchten over een zware aanval op de stad. De volgende ochtend werden we geëvacueerd.

Toen we de stad verlieten, was de sfeer te snijden. Er liepen veel mannen met geweren. Kleine groepen mensen trokken met pak en zak de stad uit over de hoofdbrug. In de lucht hing de verwachting dat alles veel erger ging worden.

De regeringstroepen vielen Bentiu niet lang daarna aan en namen de stad in. Tegen die tijd was de bevolking al verdwenen naar kleine dorpen en naar de jungle. Vijf dagen later kwam er een ander team van Artsen Zonder Grenzen aan, maar ook zij moesten omwille van de onrust weer vlug vertrekken. Onze compound was vernield, geplunderd en afgebroken. De situatie bleef dus erg gespannen.

De gewonden achterna reizen

Vanuit Bentiu vlogen we naar Nasir. In het gebied werd al een hele week gevochten en het ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen zat tot de nok vol met gewonden. We werkten 36 uur aan één stuk door, samen met het lokale team van Artsen Zonder Grenzen. De chirurg en ik bekommerden ons om enkele complexe gevallen. Daarna reisden we door naar Lankien, waar nog meer gewonden aankwamen.

Lankien is een klein afgelegen dorp met aarden hutten. Bij onze aankomst zat het ook daar overvol: het bevolkingsaantal van 7.000 was inmiddels meer dan verdubbeld door de komst van mensen die de gevechten ontvlucht waren. Het ziekenhuis werd overspoeld door gewonden en uitgeputte mensen.

Het ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen in Lankien richt zich gewoonlijk vooral op besmettelijke ziekten, dus zetten we een eerstehulpcentrum en een noodoperatiekamer op in een tent. In de loop van de 3 of 4 weken daarop hebben we 130 à 140 mensen met schotwonden behandeld.

Slachtoffers zijn burgers

De meeste slachtoffers waren jongens van 16 of 17 jaar, sommige nog jonger, die gewond waren geraakt tijdens de gevechten in Malakal, ten noorden van ons, of in Bor, ten zuiden van waar wij verbleven. Ze werden pas twee of drie dagen nadat ze werden verwond, naar ons toe gebracht, met ernstige schotwonden en breuken. Bovendien zaten al hun verwondingen vol stof en geraakten ze geïnfecteerd. We hebben alles uit de kast moeten halen om bloedvergiftiging en sepsis te voorkomen.

Er waren ook enorm veel burgers, onder wie kinderen, die in de gevechten gewond waren geraakt. Een 11-jarige jongen was in de ruggengraat geschoten en was verlamd vanaf zijn middel. Ik moest twee keer opereren en hoewel ik de kogels kon verwijderen en de wonden mooi kon dichtmaken, twijfel ik eraan of hij ooit nog zal kunnen lopen.

Laat op een avond werd ik gevraagd om een meisje van ongeveer 12 jaar te onderzoeken die stuiptrekkingen had gehad en nog andere medische problemen had. We werkten hard en de volgende ochtend was ik blij te zien dat ze er al veel beter uitzag en goede vooruitzichten had op een volwaardig herstel. Alleen werd ik bang toen ik zag dat haar 9-jarige broer haar moest verzorgen. Haar vader was immers in Malakal gebleven, en ik weet niet wat er met haar moeder was gebeurd. Ik vroeg me af wat de toekomst voor dit kleine meisje zou brengen …

Niets bij zich

Het ziekenhuis zelf stond onder grote druk. Veel patiënten waren gewone mensen die er een driedaagse voettocht vanuit Bor of Malakal hadden opzitten, in temperaturen tussen 35 en 40 graden. Ze hadden geen voedsel en heel weinig water en sommige stortten gewoon in van uitputting. Onze klinieken geraakten bedolven onder het werk doordat het aantal ambulante consulten verdrievoudigd was.

De vluchtelingen hadden weinig of niets bij zich. Het viel op dat ze – zodra ze een beetje uitgerust waren –zo snel mogelijk weer op pad wilden. Veel mensen hadden niets anders dan de kleren waarmee ze ’s avonds onder de blote hemel gingen slapen en ’s ochtends weer opstonden. Er was een schrijnend tekort aan water en voedsel. Slechts 4 van de 12 waterpompen in het dorp werkten, en onze ondervoedingsfaciliteiten zaten al snel overvol met ondervoede kinderen.

Het is van cruciaal belang dat we in het hele land essentiële medische zorg en noodchirurgie blijven bieden, en dat we onze teams veiligstellen zodat ze alle gewonden en vluchtelingen kunnen blijven helpen. Ik weet niet of een andere organisatie het voorbeeld van Artsen Zonder Grenzen zou kunnen volgen …

Zuid-Sudan is het jongste land ter wereld. Het is nog geen drie jaar oud en het wordt nu al verscheurd. Mijn gedachten gaan uit naar de mensen van Zuid-Sudan in tijden van nood. We moeten hen hier absoluut door helpen.

Deze getuigenis verscheen eerder in The Guardian.